ECLI:NL:RBDHA:2019:9674

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 september 2019
Publicatiedatum
16 september 2019
Zaaknummer
C/09/562451 / FA RK 18-7937
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met huwelijkse voorwaarden en afwikkeling van de hypothecaire lening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 september 2019 een tussenbeschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen de man, [Y], en de vrouw, [X]. De partijen zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden met koude uitsluiting en hebben samen een dochter, [dochter van Y en X]. De man heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken en om een aantal verzoeken met betrekking tot de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de hypothecaire lening bij de ABN AMRO. De vrouw heeft verweer gevoerd en zelfstandig verzoeken ingediend, waaronder de echtscheiding en de draagplicht voor de hypotheekschuld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de duurzame ontwrichting van het huwelijk niet is bestreden en dat de wederzijdse verzoeken tot echtscheiding gegrond zijn. De rechtbank heeft ook de huwelijkse voorwaarden beoordeeld, waarbij is vastgesteld dat de panden aan de [adres 2] eigendom zijn van de vrouw. De man heeft altijd de lasten van de hypothecaire lening gedragen, terwijl de vrouw de huurinkomsten heeft ontvangen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man volledig draagplichtig is voor de hypothecaire lening van € 280.000,-, inclusief de kosten, en dat de vrouw eigenaar is van de panden.

De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de echtscheiding. Verdere beslissingen over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, partneralimentatie en andere verzoeken zijn aangehouden tot 15 januari 2020, in afwachting van een mogelijk hoger beroep door partijen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 18-7937 (scheiding) & FA RK 19-2301 (verdeling)
Zaaknummer: C/09/562451 (scheiding) & C/09/570818 (verdeling)
Datum beschikking: 16 september 2019

Scheiding

Beschikking op het op 22 oktober 2018 ingekomen verzoek van:

[Y]

de man,
wonende te [woonplaats Y] ,
advocaat: mr. M.M.M. Heesmans te Roosendaal.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[X] ,

de vrouw,
wonende te [woonplaats X]
advocaat: mr. J. Dongelmans te Nieuwerkerk aan den IJssel, gemeente Zuidplas.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het F9-formulier met bijlagen van 31 oktober 2018 van de zijde van de man;
  • het verweerschrift tevens verzoekschrift;
  • het F9-formulier met bijlagen van 10 januari 2019 van de zijde van de man;
  • het verweer op het zelfstandig verzoek;
  • het F9-formulier met bijlagen van 27 juni 2019 van de zijde van de man, tevens houdende een aanvullend verzoek;
  • het F9-formulier met bijlagen van 18 juli 2019 van de zijde van de vrouw, tevens houdende een aanvullend verzoek.
Op 8 augustus 2019 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man met zijn advocaat en de vrouw met haar advocaat.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de man strekt er thans toe:
primair:
  • de echtscheiding tussen partijen uit te spreken;
  • een verklaring voor recht af te geven waarin staat vermeld dat de vrouw draagplichtig is voor de volledige tweede hypotheekschuld bij de ABN AMRO met nummer [rek. nr.] van € 280.000,- onder vrijwaring van de man;
  • de vrouw te bevelen om binnen één maand na betekening van de in deze te wijzen beschikking zekerheid ten bedrage van € 280.000,- te verschaffen, zodat de schuld bij de ABN AMRO met nummer [rek. nr.] van € 280.000,- kan worden ingelost en daardoor de daaraan gekoppelde hypothecaire inschrijving op het onroerende goed staande en gelegen aan de [adres 1] , [woonplaats Y en X] kan worden doorgehaald;
  • voor zover de vrouw er niet in slaagt om aan het bovenstaande te voldoen, de vrouw te bevelen om binnen twee maanden na betekening van de te wijzen beschikking op haar kosten een verkoopopdracht te verstrekken en direct aansluitend in de ruimste zin van het woord mee te werken aan onderhandse vrije verkoop van de winkel met bovenwoning aan de [adres 2] [plaatsnaam] via een door de rechtbank aan te wijzen verkoopmakelaar en voorts mee te werken aan levering van voornoemd pand en te bepalen dat de verkoopopbrengst volledig wordt aangewend voor aflossing van de gezamenlijke hypotheekschuld van partijen bij de ABN AMRO met nummer [rek. nr.] van € 280.000,-;
  • te bepalen dat de vrouw bij haar verkoopopdracht de man machtigt informatie bij de betreffende verkoopmakelaar in te winnen over de voortgang en de wijze van meewerken aan het verkooptraject;
  • voor zover de vrouw er niet in slaagt om aan het bovenstaande te voldoen, te bepalen dat de te wijzen beschikking met ingang van de dag gelegen twee maanden na betekening van de te wijzen beschikking dezelfde kracht heeft als de ontbrekende toestemming, wilsverklaring en/of medewerking van de vrouw, indien de vrouw niet meewerkt aan het hierboven gevorderde;
  • te bepalen dat de vrouw voor de eventuele restantschuld ter zake de tweede hypotheek bij de ABN AMRO met nummer [rek. nr.] draagplichtig blijft in de interne verhouding tussen partijen en dat de man daarin wordt gevrijwaard;
  • te bepalen dat de vrouw vanaf 1 november 2018 en zolang de tweede hypotheekschuld niet volledig is afgelost, de rente voldoet van € 1.376,67 per maand, onder de gelijktijdige verplichting om aan de man verificatoire bescheiden te verstrekken waaruit blijkt dat de vrouw de maandelijkse rente voldoet, een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,- per maand dat de vrouw dit nalaat;
  • te bepalen dat de vrouw de woning aan de [adres 1] , [woonplaats Y en X] binnen twee dagen na betekening van de beschikking zal verlaten en niet meer zal betreden, indien noodzakelijk met de sterke arm der wet;
  • te bepalen dat de vrouw haar medewerking verleent aan het opheffen van de en/of-rekeningen;
  • te bepalen dat de vrouw aan de man over 2016, 2017 en 2018 een bedrag van € 15.071,45 ten aanzien van de verrekening van de kosten van de huishouding dient te vergoeden op grond van artikel 6 van de huwelijkse voorwaarden;

subsidiair:

  • de echtscheiding tussen partijen uit te spreken;
  • te bepalen dat de vrouw aan de man op grond van artikel 3 van de huwelijke voorwaarden een bedrag van € 280.000,- dient te vergoeden, te vermeerderen met rente en kosten;
  • te bepalen dat de vrouw vanaf 1 november 2018 en zolang de tweede hypotheekschuld bij de ABN AMRO met nummer [rek. nr.] niet volledig is afgelost, de rente voldoet ter zake van de tweede hypotheekschuld van € 1.376,67 per maand onder de gelijktijdige verplichting om aan de man de verificatoire bescheiden te verstrekken waaruit blijkt dat de vrouw de maandelijkse rente voldoet, een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,- per maand dat de vrouw zulks nalaat;
  • te bepalen dat de vrouw de woning aan de [adres 1] , [woonplaats Y en X] binnen twee dagen na betekening van de beschikking zal verlaten en niet meer zal betreden, indien noodzakelijk met de sterke arm der wet;
  • te bepalen dat de vrouw haar medewerking verleent aan het opheffen van de en/of-rekeningen;
  • te bepalen dat de vrouw aan de man over 2016, 2017 en 2018 een bedrag van € 15.071,45 ten aanzien van de verrekening van de kosten van de huishouding dient te vergoeden op grond van artikel 6 van de huwelijkse voorwaarden;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Tevens heeft de vrouw thans nog zelfstandig verzocht:
  • de echtscheiding tussen partijen uit te spreken;
  • de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie op € 2.000,- per maand te bepalen, met ingang van de dag van inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand, bij vooruitbetaling te voldoen;
  • een verklaring voor recht af te geven waarin staat vermeld dat de vrouw eigenaar is van de panden aan de [adres 2] , [plaatsnaam] , zonder enige verrekening of vergoeding van de vrouw aan de man;
  • een verklaring voor recht af te geven waarin staat vermeld dat de man volledig draagplichtig is voor de hypothecaire lening bij de ABN AMRO met nummer [rek. nr.] ten bedrage van € 280.000,-, zonder enige verrekening of vergoeding van de vrouw aan de man;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Feiten

-Partijen zijn gehuwd op [huweijksdatum] 2001 te [woonplaats Y en X] .
- Zij zijn de ouders van [dochter van Y en X] ( [dochter van Y en X] ), geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] .
- Partijen zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden, kort gezegd inhoudende koude uitsluiting, zonder periodiek verrekenbeding en, sinds de gewijzigde huwelijkse voorwaarden 8 december 2005, met een finaal verrekenbeding in geval van overlijden.

Beoordeling

Echtscheiding
De gestelde duurzame ontwrichting van het huwelijk is niet bestreden en staat dus in rechte vast, zodat de daarop steunende wederzijdse verzoeken tot echtscheiding als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar zijn.
Afwikkeling huwelijkse voorwaarden
Partijen hebben op 8 december 2005 de huwelijkse voorwaarden gewijzigd met de toevoeging, voor zover hier van belang, van een finaal verrekenbeding in geval van overlijden. In geval van echtscheiding is er derhalve geen sprake van een finaal verrekenbeding.
Door de man en de vrouw zijn in deze procedure onder andere de panden aan de [adres 2] [plaatsnaam] (hierna ook wel kortweg te noemen: de panden) en de aflossingsvrije hypothecaire lening bij de ABN AMRO met nummer [rek. nr.] ter hoogte van € 280.000,- ter financiering van de panden, naar voren gebracht in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.
Vaststaat dat op 19 december 2008, dus na de wijziging van de huwelijkse voorwaarden, de panden zijn aangekocht. Uit de overgelegde leveringsakte blijkt dat de panden zijn geleverd aan de vrouw en onbetwist is dat deze nog steeds uitsluitend op haar naam staan. Tussen partijen staat vast dat ter financiering van de panden aan de [adres 2] een tweede hypothecaire lening op de woning aan de [adres 2] [woonplaats Y en X] is afgesloten. Deze woning stond en staat nog steeds uitsluitend op naam van de man. Uit de overgelegde stukken blijkt dat deze aflossingsvrije hypothecaire lening bij de ABN AMRO € 280.000,- bedraagt en dat deze lening op naam van de man en de vrouw gezamenlijk is afgesloten. Verder is tussen partijen niet in geschil dat de man vanaf de aankoop van de panden altijd de volledige lasten van deze hypothecaire lening heeft gedragen en dat de vrouw vanaf de aankoop altijd de huurinkomsten uit de verhuur van de panden heeft ontvangen.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank, evenals waar de partijen van uitgaan, vast dat de panden aan de [adres 2] eigendom van de vrouw zijn, nu de panden aan de vrouw zijn geleverd en partijen zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen.
Ten aanzien van de intentie van partijen bij de aanschaf van de panden heeft de man gesteld dat de panden op naam van de vrouw zijn gezet omdat zij ook, net als de man, een beleggingsobject wilde hebben. De vrouw wilde, net als de man, huisbaas zijn. De man heeft naar voren gebracht dat partijen samen de hypotheek bij de ABN AMRO op de woning aan de [adres 1] , [woonplaats Y en X] hebben afgesloten, omdat de vrouw de panden anders niet kon financieren. Bovendien zou de verschuldigde hypotheekrente op de manier lager zijn. De man is van mening dat de vrouw echter draagplichtig is voor de volledige hypotheekschuld, nu deze schuld is aangegaan ten behoeve van de panden die zij in eigendom heeft.
De vrouw heeft betwist dat de panden op haar naam zijn gezet omdat zij huisbaas wilde zijn. Zij stelt dat de bedoeling van partijen bij de aanschaf van de panden aan de [adres 2] voortkomt vanuit de verzorgingsgedachte. Partijen hebben er uitdrukkelijk voor gekozen om door middel van aankoop van deze panden de vrouw een voorziening te bieden in geval van echtscheiding. De panden waren bedoeld als zelfstandige inkomstenbron voor de vrouw. Dit is niet te rijmen met de stelling van de man dat de hypothecaire schuld volledig ten laste van de vrouw zou moeten komen. De vrouw is dan ook van mening dat alleen de man volledig draagplichtig is voor de hypothecaire lening bij de ABN AMRO met nummer [rek. nr.] ten bedrage van € 280.000,-.
De man heeft betwist dat de panden aan de [adres 2] op naam van de vrouw zijn gezet vanuit de verzorgingsgedachte. Volgens de man kan en mag niet van hem worden verwacht dat hij hoofdelijk aansprakelijk blijft voor de hypotheekschuld ter zake van een eigendom van de vrouw.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:10 van het Burgerlijk Wetboek (BW) schuldenaren ieder voor het gedeelte van de schuld dat hem/haar in hun onderlinge verhouding aangaat draagplichtig zijn. Blijkens de Parlementaire Geschiedenis bij Boek 6 BW en voornoemd artikel hangt de grootte van ieders bijdrageplicht in de eerste plaats af van hetgeen partijen omtrent die bijdrageplicht zijn overeengekomen.
De rechtbank is van oordeel dat de man in dit geval in de onderlinge verhouding met de vrouw volledig draagplichtig is voor de hypothecaire schuld van € 280.000,- en zij motiveert dit oordeel als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat partijen ten tijde van het aangaan van de schuld niet alleen gezamenlijke schuldenaren waren, maar ook echtgenoten, die elkaar op grond van artikel 1:81 BW het nodige dienen te verschaffen. In dat licht bezien, zijn vervolgens de volgende feiten van belang.
In de akte van de in 2005 gewijzigde huwelijkse voorwaarden is expliciet opgenomen dat partijen zich er van bewust zijn dat de zogeheten koude uitsluiting bij een echtscheiding nadelig is voor de minstvermogende echtgenoot. Tussen partijen is niet in geschil dat de vrouw de minstvermogende echtgenoot is.
Daarnaast is volgens de rechtbank van belang dat de man voor de aankoop van de panden in 2008, reeds meerdere andere panden aan die [adres 2] in zijn bezit had. De panden aan de [adres 2] zijn in 2008, na de wijziging van de huwelijkse voorwaarden in 2005 waarin de hierboven genoemde overweging is opgenomen, in afwijking van de eerder aangekochte panden aan de [adres 2] niet op naam van de man maar op naam van de vrouw gezet.
De rechtbank acht het verder van belang dat [dochter van Y en X] , de dochter van partijen die inmiddels 27 jaar is, beperkingen heeft. Omdat [dochter van Y en X] - ondanks het feit dat zij inmiddels ruimschoots de meerderjarige leeftijd heeft bereikt - niet in staat is zelfstandig te wonen, woont zij bij de vrouw en de vrouw draagt de (intensieve) zorg voor [dochter van Y en X] . Het is de rechtbank gebleken dat het de bedoeling van partijen is dat deze situatie niet wordt gewijzigd.
Op basis van de voorgaande feiten stelt de rechtbank vast dat voldoende aannemelijk is geworden dat partijen, ondanks dat ook bij de wijziging van de huwelijkse voorwaarden geen verrekenbeding in geval van echtscheiding is opgenomen, er bewust voor hebben gekozen om de panden aan de [adres 2] op naam van de vrouw te zetten, en wel om te bewerkstelligen dat zij eigenaar van deze panden zou worden en daaruit de huurinkomsten zou genieten zonder belast te worden met de hypothecaire lasten van de panden. Nu de vrouw altijd alle inkomsten uit de verhuur van de panden aan de [adres 2] heeft ontvangen en de man altijd alle (hypothecaire) lasten van de panden heeft voldaan, gaat de rechtbank - mede in het licht van de overeengekomen koude uitsluiting en de verplichting die volgt uit artikel 1:81 BW - mee in de stelling van de vrouw dat de panden op haar naam zijn gezet vanuit een verzorgingsgedachte. De rechtbank kent in dit verband groot gewicht toe aan het feit dat de man altijd alle lasten van de hypothecaire lening heeft gedragen, zodat de bijdrageplicht feitelijk altijd alleen op hem rustte. De rechtbank is van oordeel dat mede uit dit feitelijke verloop na de aankoop van de panden blijkt dat deze zijn aangekocht om de vrouw (en daarmee tevens [dochter van Y en X] ) een voorziening voor de toekomst te bieden.
De man heeft nog aangevoerd dat hij in zijn aangiften inkomstenbelasting de vordering op de vrouw ter hoogte van de hypothecaire schuld van € 280.000,- heeft opgenomen, maar gebleken is dat dat pas is gebeurd nadat partijen niet meer bij elkaar woonden.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat op grond van artikel 6:10 BW de man volledig draagplichtig is voor zowel de hypotheekschuld van € 280.000,- bij de ABN AMRO met nummer [rek. nr.] , als de kosten die aan deze schuld zijn verbonden.
Ter zitting hebben beide partijen de rechtbank verzocht ten aanzien van het bovenstaande een eindbeslissing te nemen om hen in staat te stellen om op grond van artikel 358 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering hoger beroep in te stellen tegen deze beslissing, onder aanhouding van alle overige verzoeken. De rechtbank zal naast de hierna te geven eindbeslissing ten aanzien van de hypothecaire lening bij de ABN AMRO met nummer [rek. nr.] iedere verdere beslissing ten aanzien van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, de partneralimentatie, het voortgezet gebruik van de echtelijke woning en de verrekening van de huishoudkosten aan tot 15 januari 2020 pro forma, in afwachting van een door partijen in te stellen hoger beroep. Partijen dienen de rechtbank vóór de pro formadatum te berichten omtrent de gewenste voortgang van de procedure.

Beslissing

De rechtbank:
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [woonplaats Y en X] op [huweijksdatum] 2001;
bepaalt in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden het volgende, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand:
stelt vast dat de vrouw eigenaar is van de panden aan de [adres 2] [plaatsnaam] ;
bepaalt dat de man volledig draagplichtig is voor de hypothecaire lening bij de ABN AMRO met nummer [rek. nr.] , ter hoogte van € 280.000,-, inclusief alle kosten die aan deze lening zijn verbonden;
verklaart deze beschikking, met uitzondering van de echtscheiding, tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, de partneralimentatie, het voortgezet gebruik van de echtelijke woning en het verzoek ten aanzien van de verrekening van de huishoudkosten aan tot
15 januari 2020 pro forma;
bepaalt dat partijen de rechtbank vóór de pro formadatum dienen te berichten over de gewenste voortgang van de procedure.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C. Sluymer, J.M. Vink en I. Zetstra, bijgestaan door mr. L. Lagerwerf als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 september 2019.