Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[eiser sub 1] , te [plaats 1] ,
[eiser sub 2], te [plaats 2] ,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, gewezen door de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2019, betreft het een verdere afwikkeling van een geschil naar aanleiding van een ongeldig benoemingsbesluit van een bestuurder. De eisers, aangeduid als [eiser sub 1] en [eiser sub 2], hebben vorderingen ingesteld tegen POOLSCHOOL H20 BEHEER, de gedaagde partij. De rechtbank heeft in de hoofdzaak geoordeeld dat [eiser sub 1] recht heeft op terugbetaling van een bedrag van € 30.000, vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf 4 februari 2015, als gevolg van een betaling die hij aan de gemeente Zoetermeer heeft gedaan. De rechtbank oordeelt dat deze betaling een lening betreft die Beheer aan [eiser sub 1] moet terugbetalen.
Daarnaast heeft de rechtbank de vorderingen van Beheer in reconventie afgewezen, omdat Beheer niet aan haar stelplicht heeft voldaan. Beheer had een schadevergoeding van € 4.000.000 gevorderd, maar de rechtbank oordeelde dat Beheer onvoldoende bewijs had geleverd voor deze vordering. De rechtbank heeft de kosten van de procedure toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij, Beheer, die ook in de kosten van het incident is veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de rechtbank heeft het meer of anders gevorderde afgewezen.