Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 september 2019 in de zaak tussen
[EISER], eiser, V-nummer [V-nummer]
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Ingevolge artikel 12, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en artikel 6, eerste lid, onder e, van de Schengengrenscode is het eiser toegestaan om in Nederland te verblijven voor de vrije termijn van 90 dagen zolang hij geen gevaar oplevert voor de openbare orde of de nationale veiligheid.
Artikel 62a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 bepaalt dat Onze Minister de vreemdeling, niet zijnde gemeenschapsonderdaan, die niet of niet langer rechtmatig verblijf heeft, schriftelijk in kennis stelt van de verplichting Nederland uit eigen beweging te verlaten en van de termijn waarbinnen hij aan die verplichting moet voldoen, tenzij de vreemdeling in bezit is van een door een andere lidstaat afgegeven geldige verblijfsvergunning of andere toestemming tot verblijf.
Het derde lid bepaalt dat de vreemdeling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt opgedragen zich onmiddellijk naar het grondgebied van de betrokken lidstaat te begeven. Indien dit bevel niet wordt nageleefd of indien om redenen van openbare orde of nationale veiligheid het onmiddellijke vertrek van de vreemdeling is vereist, wordt tegen de vreemdeling een terugkeerbesluit uitgevaardigd.