In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, vordert eiser, aangeduid als [eiser], schadevergoeding van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid) naar aanleiding van de onrechtmatige verkoop van drie in beslag genomen voertuigen. De in beslagname vond plaats op 29 januari 2009, toen [eiser] als verdachte werd aangemerkt in een strafzaak. De voertuigen, waaronder een Alfa Romeo en een Porsche, werden zonder kennisgeving aan [eiser] verkocht, wat leidde tot de vordering tot schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van [eiser] verjaard is, omdat de verjaringstermijn op 16 april 2011 is aangevangen en op 16 april 2016 is geëindigd. De rechtbank oordeelt dat [eiser] voldoende bekend was met de schade en de aansprakelijkheid van de Staat, en dat de verjaring niet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. De vordering wordt afgewezen en [eiser] wordt veroordeeld in de proceskosten van de Staat.