ECLI:NL:RBDHA:2019:9349

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2019
Publicatiedatum
5 september 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1364
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering kinderopvangtoeslag na systeemfout door Belastingdienst

In deze zaak gaat het om de terugvordering van een teveel uitbetaald voorschot kinderopvangtoeslag 2017 door de Belastingdienst/Toeslagen. Eiser, die in beroep is gegaan tegen de beslissing van de Belastingdienst, stelt dat hij recht heeft op het bedrag van € 4.760 aan kinderopvangtoeslag. De Belastingdienst heeft echter een systeemfout erkend, waardoor eiser een te hoog bedrag aan toeslag heeft ontvangen. Eiser heeft meerdere keren contact gehad met de Belastingdienst, waarbij onjuiste informatie is verstrekt, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet leidt tot een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel. De rechtbank overweegt dat aan een verleend voorschot niet het gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend dat de definitieve toekenning tot hetzelfde bedrag zal plaatsvinden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar draagt de Belastingdienst op het griffierecht aan eiser te vergoeden, gezien de omstandigheden van de zaak, waaronder de systeemfout en het gebrek aan excuses van de Belastingdienst.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 19/1364

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 augustus 2019 in de zaak tussen

[EISER], wonende te [PLAATS], eiser,

en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Bij beschikking van 9 november 2018 is de kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2017 (kinderopvangtoeslag 2017) definitief vastgesteld op een bedrag van € 4.760.
Verweerder heeft bij beslissing op bezwaar van 14 januari 2019 het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond verklaard.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juli 2019.
Eiser is samen met zijn partner en gemachtigde [A] verschenen. Namens verweerder is [B] verschenen.

Overwegingen

Feiten
1. Met dagtekening 28 december 2016 is aan eiser een voorschot kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2017 verleend van € 1.728. Deze voorschotbeschikking heeft betrekking op de buitenschoolse opvang van zijn dochter bij de opvang ‘[OPVANG 1]’ voor 33 uur per maand en bij de opvang ‘[OPVANG 2]’ voor 33 uur per maand.
2. Op 2 januari 2017 heeft eiser een wijziging doorgegeven. Hierbij geeft hij aan dat zijn dochter met ingang van 1 januari 2017 67 uur per maand naar de buitenschoolse opvang bij ‘[OPVANG 2]’ gaat en er geen opvang meer wordt afgenomen bij ‘[OPVANG 1]’.
3. Bij beschikking van 21 januari 2017 is het voorschot kinderopvangtoeslag naar aanleiding van de door eiser ingediende wijziging vastgesteld op een bedrag van € 2.604. Op de daarbij gevoegde specificatie wordt een aantal opvanguren van 33 vermeld bij ‘[OPVANG 2]’. Er staat geen opvanguren meer vermeld bij ‘[OPVANG 1]’.
Bij beschikking van 21 april 2017 is het voorschot kinderopvangtoeslag 2017 nader vastgesteld op € 6.089 en bij beschikking van 21 juli 2017 gewijzigd in € 6.075.
4. Op 4 augustus 2017 geeft eiser nogmaals het gewijzigde aantal uren opvang bij ‘[OPVANG 2]’ van zijn dochter aan verweerder door. Naar aanleiding hiervan is bij beschikking van 21 november 2017 het voorschot kinderopvangtoeslag 2017 herzien naar een bedrag van € 6.420. In deze voorschot beschikking is ook de kinderopvang van het tweede kind van eiser opgenomen bij een kinderdagverblijf. In de specificatie wordt over de periode 1 januari tot 1 november 2017 het aantal uren opvang bij ‘[OPVANG 2]’ op 33 uur gesteld en over de periode 1 november tot 31 december 2017 wordt het aantal uren opvang op 67 uur gesteld. Bij beschikking van 29 december 2017 is het voorschot herzien naar € 6.075.
5. Eiser heeft naar aanleiding van de herziene beschikking zoals vermeld onder 4 telefonisch contact gehad met verweerder aangezien de proefberekening op de website van Toeslagen een lager bedrag aan kinderopvangtoeslag aangaf.
6. Bij beschikking van 9 november 2018 is de kinderopvangtoeslag 2017 definitief vastgesteld op een bedrag van € 4.760. Op de specificatie wordt gedurende het hele jaar 2017 voor buitenschoolse opvang van de oudste dochter van eiser bij ‘[OPVANG 2]’ uitgegaan van 67 uur per maand.
7. Naar aanleiding van de definitieve berekening kinderopvangtoeslag 2017 heeft geregeld telefonisch overleg plaatsgevonden tussen partijen. Verweerder heeft verklaard dat er sprake was van een zogenoemde systeemfout: er werden ‘onderwater’ meer uren kinderopvangtoeslag in de aanvraag meegenomen, waardoor eiser een te hoog bedrag aan kinderopvangtoeslag heeft ontvangen. Dit was niet kenbaar en werd pas bij de definitieve vaststelling ontdekt.
8. Eiser heeft een bezwaarschrift ingediend tegen de definitieve vaststelling van de kinderopvangtoeslag 2017. Bij beslissing op bezwaar van 14 januari 2019 is het bezwaar kennelijk ongegrond verklaard.

Geschil9. In geschil is of verweerder terecht het teveel uitbetaalde bedrag aan voorschot kinderopvangtoeslag 2017 terugvordert van eiser. Niet in geschil is dat eiser over het berekeningsjaar 2017 recht heeft op een bedrag aan kinderopvangtoeslag van € 4.760.

10. Eiser stelt dat bij de definitieve berekening kinderopvangtoeslag 2017 de correcte gegevens met betrekking tot het aantal uren kinderopvang zijn toegepast. Eiser stelt dat hij de juiste gegevens heeft verstrekt aan verweerder en geregeld navraag heeft gedaan bij verweerder of bij de vaststelling van de voorschotbeschikkingen over 2017 uit is gegaan van de juiste gegevens. Door verweerder werd hem telefonisch verzekerd dat als uitgangspunt 67 uur buitenschoolse opvang voor zijn oudste dochter in de berekening van het voorschot kinderopvangtoeslag was meegenomen. Nu hij geen invloed heeft gehad op de onjuiste verwerking van de door hem doorgegeven wijzigingen en hij ook niet meer kon doen dan hij heeft gedaan, dient de door verweerder aangegeven systeemfout volledig voor risico van verweerder te komen. Verweerder vordert dan ook ten onrechte een deel van het uitbetaalde voorschot kinderopvangtoeslag terug. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat de systeemfout ook in 2018 heeft doorgelopen, als gevolg waarvan in november 2018 de kinderopvangtoeslag abrupt werd stopgezet, waardoor financiële problemen ontstonden.
Een aanvankelijke toezegging om hier coulant mee om te gaan, werd in een later stadium weer ingetrokken.
11. Verweerder stelt dat de definitieve berekening kinderopvangtoeslag 2017 juist is vastgesteld. Aan een toegekend voorschot kan niet het gerechtvaardigd vertrouwen worden ontleend dat er een met het voorschot overeenkomstige aanspraak op kinderopvangtoeslag bestaat. Het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. Verweerder neemt het standpunt in dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
Beoordeling van het geschil
12. Niet in geschil is dat de definitieve berekening kinderopvangtoeslag 2017 op het juiste bedrag is vastgesteld. Voor zover eiser met zijn betoog stelt dat hij mede op grond van de telefoongesprekken die hij met verweerder heeft gevoerd over de voorschotbeschikking van 21 november 2017 het vertrouwen kon ontlenen dat de toeslag op een juist bedrag was vastgesteld, overweegt de rechtbank als volgt.
13. Op grond van artikel 16, vijfde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) kan verweerder een eerder verleend voorschot herzien. Dit betekent dat aan een verleend voorschot niet het gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend dat de definitieve toekenning tot hetzelfde bedrag zal plaatsvinden. Zolang er geen definitieve toekenning is, kan een voorschot dus altijd nog gewijzigd worden, als blijkt dat er geen recht op het toegekende voorschot is. Dit hangt samen met het systeem van bevoorschotting, waarbij controle altijd pas achteraf plaats vindt. Op deze manier is het ook mogelijk dat verweerder een fout maakt waar eiser nadelige gevolgen van ondervindt en deze fout bij de definitieve toekenning nog kan herstellen.
14. Ook de telefonische contacten die eiser met verweerder heeft gehad, waarbij achteraf gezien onjuiste informatie is verstrekt aan eiser, leiden niet tot een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat een aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete en ondubbelzinnige toezegging is gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend, zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1939. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat dergelijke concrete en ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan ten aanzien van het verstrekte voorschot aan kinderopvangtoeslag. De rechtbank overweegt voorts dat volgens vaste jurisprudentie door de Belastingtelefoon verstrekte inlichtingen op zichzelf onvoldoende zijn om van een geslaagd beroep op een in rechte te beschermen vertrouwen te kunnen spreken.
15. In artikel 26 van de Awir is dwingend bepaald dat indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag, de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel is verschuldigd. Deze bepaling is dwingendrechtelijk geformuleerd en in de Awir is geen bepaling opgenomen op grond waarvan verweerder van terugvordering kan afzien of de rechter daar van kan afwijken.
16. De rechtbank ziet in de gang van zaken, te weten het feit dat eiser veel moeite heeft gedaan om een juiste voorschotbeschikking te verkrijgen en het feit dat verweerder geen excuses heeft aangeboden voor de ‘systeemfout’ waardoor het voorschot kinderopvangtoeslag 2017 onjuist is vastgesteld en voor eiser financiële problemen zijn ontstaan, aanleiding om verweerder op te dragen het griffierecht aan eiser te vergoeden.
17. Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. van Eeuwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
16 augustus 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019,
2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)