ECLI:NL:RBDHA:2019:9180
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot opheffing van inreisverbod van een Georgische vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van een inreisverbod voor een Georgische vreemdeling, eiseres. Eiseres had op 7 november 2018 bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat haar inreisverbod voor de duur van twee jaar had opgelegd na de afwijzing van haar asielaanvraag. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor opheffing van het inreisverbod. De rechtbank overwoog dat eiseres ten tijde van het bestreden besluit nog niet de helft van de duur van het inreisverbod buiten de Europese Unie had verbleven. Bovendien heeft eiseres geen bijzondere feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat het inreisverbod opgeheven zou moeten worden. De rechtbank heeft ook de stelling van eiseres dat haar echtgenoot, die als ondernemer niet in staat zou zijn om haar in Georgië te bezoeken, niet onderbouwd geacht. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 27 augustus 2019 en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending van de uitspraak.