3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van feit 1 en 2
[Slachtoffer 1] (geboren op [Geboortedatum] ), de vader van de verdachte, heeft op 14 maart 2019 aangifte gedaan tegen zijn zoon [Verdachte] (hierna: de verdachte). Hij heeft verklaard dat hij samen met de verdachte in zijn woning te ’s-Gravenzande woont. Aangever heeft verklaard dat de verdachte hem in het verleden al meerdere malen heeft mishandeld en dat hij daar ook aangifte van heeft gedaan. Hij wil dat de verdachte niet meer in zijn woning komt, omdat hij bang voor hem is en omdat hij elke keer zijn spulletjes vernielt. De verdachte en zijn vader hadden de hele week al ruzie over een vrouw, genaamd [Slachtoffer 2] , die op televisie komt bij [TV zender] en op wie de verdachte verliefd is.
Aangever heeft verklaard dat hij op 13 maart 2019 omstreeks 16:30 uur op bed lag in zijn slaapkamer. Hij hoorde dat de verdachte de slaapkamer in kwam lopen en zag en voelde dat de verdachte hem kennelijk opzettelijk en met brute kracht sloeg. Aangever wilde afweren en draaide zich iets op zijn zijde. Hij zag dat de verdachte op zijn bed sprong en voelde dat hij hem kennelijk opzettelijk en met veel kracht op zijn rug trapte. Aangever voelde een hevige pijn hierdoor. Hij voelde en zag dat de verdachte hem op zijn rechterschouder trapte. Aangever voelde zijn hele lichaam pijn doen. De verdachte trapte hem met zijn geschoeide voeten.
Op 14 maart 2019, omstreeks 12:30 uur, lag aangever even op bed, omdat de verdachte in de woonkamer was en aangever hem wilde vermijden. Hij hoorde de verdachte gillen en hoorde aan zijn stem dat hij behoorlijk over de rooie was. Aangever hoorde een hoop kabaal en dat de verdachte iets kapot gooide. In de woonkamer zag aangever dat de verdachte zijn porseleinen beelden kapot had gegooid. Hij hoorde dat de verdachte gilde: “Ik hou niet van poppen. Die horen hier niet”. De aangever liep naar buiten en hoorde dat de verdachte achter hem aanrende. Buiten hield de verdachte een foto van [Slachtoffer 2] vlak voor aangever zijn gezicht en vroeg of hij haar kende. Aangever voelde dat de verdachte hem direct hierna kennelijk opzettelijk en met kracht een soort karatetrap in zijn maag gaf, waardoor hij een behoorlijke pijn in zijn maag voelde.
In het dossier bevinden zich foto’s van het letsel van aangever.
[Slachtoffer 1] heeft op 14 maart 2019 klacht gedaan tegen zijn zoon ter zake van vernieling.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij zijn vader heeft geduwd bij zijn schouder.Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat dit duwen plaatsvond in de slaapkamer van zijn vader.
De verdachte heeft bij de politieen ter terechtzitting bekend dat hij de porseleinen beelden van zijn vader heeft vernield.
Conclusie van de rechtbank
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte schuldig is aan de onder 2 ten laste gelegde vernieling.
Ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde mishandeling overweegt de rechtbank als volgt. De verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de mishandeling van zijn vader. De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat bij de aangifte weliswaar foto’s zijn gevoegd van het letsel, maar dat niet wordt omschreven door wie en wanneer deze foto’s zijn gemaakt.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of er desondanks wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte dit feit heeft gepleegd. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Daartoe is van belang dat de verklaring van aangever over de omstandigheden waaronder – en de context waarin – de mishandelingen op 13 en 14 maart 2019 hebben plaatsgevonden, worden ondersteund door de overige bewijsmiddelen in het dossier. De verdachte heeft immers bij de politie verklaard dat hij al de hele week ruzie had met zijn vader en dat de politie hem daar al een waarschuwing voor had gegeven.Dat de oorzaak van deze ruzies deels lag bij zijn verliefdheid voor [Slachtoffer 2] , heeft de verdachte ter terechtzitting desgevraagd bevestigd.Ook heeft de verdachte verklaard dat fysiek contact tussen hem en zijn vader heeft plaatsgevonden in de slaapkamer. Voorts staat vast dat de verdachte op 14 maart 2019 in de woning van zijn vader beelden heeft vernield. Deze vernieling hangt naar de overtuiging van de rechtbank samen met de mishandeling en past volledig in de door aangever omschreven context waarin hij werd geterroriseerd door zijn zoon in zijn eigen huis. Tenslotte dragen de foto’s van het letsel bij aan het bewijs. De enkele omstandigheid dat niet uitdrukkelijk is gerelateerd wanneer en door wie de foto’s zijn gemaakt, doet hier niet aan af.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband bezien, wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte schuldig is aan de onder 1 ten laste gelegde mishandeling van zijn vader.
Verklaringen van aangeefster
[Slachtoffer 2] heeft op 26 oktober 2018 aangifte van belaging gedaan tegen de verdachte. Aangeefster was TV-presentatrice van een spiritueel programma ( [TV zender] ).
Aangeefster heeft op 29 juli 2018 een e-mailbericht gestuurd aan de verdachte met het verzoek te stoppen met e-mailen en gebruik te maken van het contactformulier op haar bedrijfspagina.
Verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij verliefd was op [Slachtoffer 2] en haar commerciële 0900 telefoonnummer heeft gebeld om tegen betaling door haar ingesproken bandjes te beluisteren. Hij dacht dat zij het tijdens die gesprekken alleen tegen hem had. Hij heeft haar ook gemaild. Hij heeft haar in totaal meer dan 150 mails gestuurd. Ook heeft hij haar een keer opgezocht op haar werk op en reed daarvoor vanuit zijn woonplaats ’s Gravenzande naar (omgeving) Enschede.
Stopbrief
Op 9 augustus 2018 heeft verbalisant [Naam] aan de verdachte een stopbrief voorgelezen en uitgereikt, waarvoor hij heeft getekend. In deze stopbrief wordt aan de verdachte te kennen gegeven dat hij op geen enkele wijze meer in contact mag treden met aangeefster. De verdachte beloofde verbalisant aangeefster met rust te laten.
Daarmee was het vanaf 9 augustus 2018 voor de verdachte onmiskenbaar duidelijk dat aangeefster niet van zijn berichten gediend was.
Het e-mailbericht van aangeefster aan de verdachte d.d. 29 juli 2018 acht de rechtbank daartoe onvoldoende, omdat het sturen van e-mails – zonder beledigende en/of dreigende inhoud – aan aangeefster op zichzelf geoorloofde handelingen zijn, die niet zonder meer als wederrechtelijk kunnen worden aangemerkt, en dat ook niet worden door de enkele afwijzing van die contacten door aangeefster.
Beoordeling contacten
De rechtbank beoordeelt de contacten tussen de verdachte en aangeefster in de periode van
9 augustus 2018 – de datum waarop de stopbrief is uitgereikt – tot en met 26 oktober 2018, de einddatum van de ten laste gelegde periode.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de contacten die in deze periode gelegd zijn, gezien de stelselmatigheid of de inhoud daarvan, belaging opleveren in de zin van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van belang is dat wederrechtelijk en stelselmatig opzettelijk inbreuk is gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer. Daarbij kan worden gelet op de aard, de duur en de intensiteit van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en vrijheid van de aangeefster.
De rechtbank heeft hiertoe acht geslagen op de e-mailberichten die staan vermeld op bladzijde 82 van het dossier. Dit zijn de e-mailberichten die zijn verstuurd na het stopgesprek van 9 augustus 2019 tot en met 26 oktober 2019, het einde van de ten laste gelegde periode. Dit zijn in totaal 19 e-mailberichten die de verdachte heeft verzonden via een antwoordformulier op de website van het bedrijf van aangeefster, ‘ [Bedrijf] ’. Het zijn respons-mails en betreffen reacties van de verdachte, weergegeven in het antwoordformulier op die door aangeefster bedrijfsmatig geëxploiteerde website.
De rechtbank stelt vast dat de inhoud van deze e-mailberichten niet beledigend of bedreigend van aard zijn. Het zijn e-mailberichten die naar hun inhoud passen bij de doelgroep van een medium, dat immers oplossingen wil geven voor kwetsbare personen met problemen. Het verdienmodel van het bedrijf van aangeefster, [Bedrijf] , is ook gericht op de doelgroep waartoe de verdachte behoort. Uit de over de verdachte opgemaakte rapportage (zie hierna onder 6.3) is immers gebleken dat de verdachte een kwetsbare persoon is met een lichte verstandelijke beperking.
De rechtbank is gelet op de hiervoor vermelde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat geen sprake is van belaging in de zin van artikel 285b Sr. De contacten tussen aangeefster en de verdachte zijn in de periode van 9 augustus 2018 tot en met 26 oktober 2018 niet zodanig van aard dat een wederrechtelijke, stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster is gemaakt. De 19 contacten zijn mogelijk wel ‘verboden contacten’ in het licht van de stopbrief van 9 augustus, maar bij de strafrechtelijke beoordeling acht de rechtbank van belang dat aangeefster ook na 9 augustus op haar website het publiek – dus ook verdachte – uitnodigt om te reageren. Voorts weegt mee dat de berichten niet zijn binnengekomen in de persoonlijke levenssfeer van aangeefster maar op haar zakelijke website. De berichten zijn ook niet door aangeefster als eerste gezien maar door iemand die kennelijk als webbeheerder optreedt en de berichten heeft verzameld ten behoeve van het dossier.
Gelet hierop zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van de hem onder 3 ten laste gelegde belaging.