In deze zaak heeft de kantonrechter op 16 januari 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Erbi B.V. en [verweerder]. De verzoekende partij, Erbi, heeft de ontbinding primair verzocht op de e-grond, subsidiair op de g-grond en meer subsidiair op de d-grond. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Erbi niet heeft voldaan aan de vereisten van artikel 7:671b lid 5 BW voor ontbinding op de e-grond, omdat niet is aangetoond dat het loon is gestaakt en er geen deskundigenverklaring is overgelegd. De kantonrechter heeft echter wel geoordeeld dat de arbeidsverhouding zodanig verstoord is dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet van Erbi kan worden gevergd. Dit is gebaseerd op herhaaldelijk te laat komen en het niet naleven van controlevoorschriften tijdens ziekte. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden op de g-grond, met inachtneming van een opzegtermijn van één maand, en heeft [verweerder] veroordeeld in de proceskosten van Erbi.
De feiten van de zaak tonen aan dat [verweerder] herhaaldelijk niet op tijd op het werk verscheen en zich niet hield aan de voorschriften tijdens zijn ziekte. Ondanks waarschuwingen van Erbi, bleef [verweerder] zich niet aan de afspraken houden. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de gedragingen van [verweerder] een verstoring van de arbeidsverhouding hebben veroorzaakt, waardoor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was. De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.