ECLI:NL:RBDHA:2019:908

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 januari 2019
Publicatiedatum
4 februari 2019
Zaaknummer
7241902 EJ18-85924
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst en overgang van onderneming in het GHH-vervoer

In deze zaak heeft de kantonrechter op 9 januari 2019 uitspraak gedaan in een verzoek van een werknemer, aangeduid als [verzoekster], tegen haar werkgever, Taxi Wegman B.V. De werknemer verzocht om vergoedingen na de beëindiging van haar arbeidsovereenkomst, die zij als onregelmatig beschouwde. De werknemer stelde dat er sprake was van overgang van een onderneming en opvolgend werkgeverschap, waardoor haar arbeidsovereenkomst bij Taxi Wegman voor onbepaalde tijd zou moeten zijn voortgezet. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst van de werknemer niet onregelmatig was beëindigd. Er was geen sprake van overgang van een onderneming, omdat Taxi Wegman niet de activa en personeel van de vorige werkgever had overgenomen. De kantonrechter oordeelde dat de identiteit van de economische eenheid niet was behouden en dat er geen opvolgend werkgeverschap was, aangezien de werknemer zelf haar dienstverband bij de vorige werkgever had beëindigd. De gevorderde vergoedingen werden afgewezen, en de werknemer werd veroordeeld in de proceskosten van Taxi Wegman.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

zittingplaats Gouda
HG
Zaaknummer/rolnummer: 7241902 EJ VERZ 18-85924
Beschikking van de kantonrechter d.d. 9 januari 2019 in de zaak van :
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. J.J.A. Janssen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TAXI WEGMAN B.V.,
gevestigd te Ameide,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. K.A. Doekhi.
Partijen worden aangeduid als “ [verzoekster] ” en “Taxi Wegman”.

1.Procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het verzoek van [verzoekster] d.d. 28 september 2018, met producties;
- het verweer van Taxi Wegman, met producties.
1.2
Op 26 november 2018 heeft een mondelinge behandeling van het verzoek plaats-
gevonden waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. [verzoekster] is, vergezeld door haar gemachtigde, in persoon ter zitting verschenen. Taxi Wegman heeft zich ter zitting laten
vertegenwoordigen door haar gemachtigde alsmede door C. Wegman.

2.Feiten

2.1
In opdracht van de provincie Zuid-Holland verzorgt de Stichting Collectief
Vraagafhankelijk Vervoer Midden-Holland (hierna: de Stichting CVV) het vervoer voor inwoners van de gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Gouda, Krimpenerwaard, Waddinxveen en Zuidplas die een beperking en een WMO-indicatie hebben. Dit vervoer wordt ook wel het
GroeneHartHopper-vervoer (hierna: het GHH-vervoer) genoemd.
2.2
Na een aanbestedingsprocedure is het GHH-vervoer tot 1 juli 2016 gegund aan en uitgevoerd door Connexxion Taxi Services B.V. (hierna: Connexxion).
2.3
Het GHH-vervoer is vervolgens na wederom een aanbestedingsprocedure van 1 juli 2016 tot 1 augustus 2017 gegund aan Munckhof Taxi B.V. (hierna: Munckhof). Op basis van onderaanneming is het GHH-vervoer uitgevoerd door PMN GroeneHartHopper B.V. (hierna: PMN) die tevens handelde onder de naam Van Rhijn Taxivervoer Gouda B.V. (hierna: Van Rhijn).
2.4
Op basis van de regeling Overgang personeel bij overgang vervoerscontracten is een belangrijk deel van het personeel dat bij Connexxion het GHH-vervoer verzorgde, bij Van Rhijn/PMN in dienst gekomen met behoud van anciënniteit.
2.5
Na klachten heeft de Stichting CVV de overeenkomst met Munckhof per 1 december 2016 beëindigd. Met ingang van diezelfde datum heeft de Stichting CVV het GHH-vervoer gegund aan De Vier Geesten B.V. (hierna: DVG). PMN bleef het GHH-vervoer in onder-aanneming uitvoeren.
2.6
In oktober 2017 heeft DVG aangegeven de overeenkomst met de Stichting CVV vanaf 1 augustus 2018 niet te willen voortzetten. Op 17 december heeft DVG aan de
Stichting CVV te kennen gegeven het GHH-vervoer niet langer (door PMN) te kunnen
(laten) uitvoeren. Daarop is de overeenkomst tussen de Stichting CVV en DVG in onderling overleg met ingang van 1 januari 2018 beëindigd.
2.7
De Stichting CVV en Taxi Wegman zijn overeengekomen dat Taxi Wegman met ingang van 1 januari 2018 het GHH-vervoer zou gaan uitvoeren tot 1 augustus 2018. Taxi Wegman heeft diverse werknemers van PMN die uiteindelijk op 1 februari 2018 failliet is verklaard, in dienst genomen.
2.8
Met het oog de uitvoering van het GHH-vervoer heeft Wegman Personenvervoer B.V. (hierna: Wegman Personenvervoer) vanaf 1 januari 2018 taxi’s van VDK Taxivervoer B.V. (hierna: VDK) gehuurd. Ook PMN huurde voor het GHH-vervoer taxi’s van VDK.
2.9
Ten behoeve van het GHH-vervoer heeft Wegman Personenvervoer per 1 januari 2018 gebruik gemaakt van de backoffice-diensten van De Regievoerders B.V. (hierna: De Regievoerders). PMN maakte ook gebruik van deze door De Regievoerders verleende
diensten.
2.1
Taxi Wegman is na een nieuwe aanbestedingsprocedure het GHH-vervoer gegund van 1 augustus 2018 tot 1 augustus 2019. Ten tijde van de zitting werd dit vervoer nog altijd door Taxi Wegman uitgevoerd.
2.11
[verzoekster] die op [geboortedatum] is geboren, is met ingang van 24 februari 2003 in dienst getreden bij Connexxion als taxichauffeur. Op 1 juli 2016 is [verzoekster] met behoud van haar anciënniteit voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Van Rijn/PMN als taxichauffeur voor 40 uur per week en tegen een uurloon van € 13,09 bruto.
2.12
Nadat [verzoekster] haar arbeidsovereenkomst met Van Rhijn/PMN had opgezegd, is zij met ingang van 20 januari 2018 voor bepaalde tijd tot 1 augustus 2018 in dienst getreden bij Taxi Wegman als taxichauffeur voor 32 uur per week en tegen een uurloon van € 13,49 bruto.
2.13
De laatste zinsnede van artikel 2 van de tussen Taxi Wegman en [verzoekster] gesloten arbeidsovereenkomst luidt als volgt:
“Hierbij verklaren wij de intentie te hebben dat wij indien de aanbesteding Groene Hart Hopper d.d. 01-08-2018 aan ons gegund word, wij u een contract aan zullen bieden voor onbepaald tijd.”
2.14
Bij brief d.d. 28 juni 2018 heeft Taxi Wegman aan [verzoekster] medegedeeld dat de
tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet wordt verlengd en dat deze overeenkomst dan ook van rechtswege op 31 juli 2018 eindigt.

3.Verzoek

3.1
[verzoekster] verzoekt dat bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad Taxi Wegman wordt veroordeeld tot betaling van :
primair
- een transitievergoeding van € 1.346,85 bruto;
- een billijke vergoeding ex artikel 7:682, lid 1, sub c, BW van € 10.000,= bruto;
- een vergoeding ex artikel 7:672, lid 10, BW van € 2.020,27 bruto;
subsidiair
- een billijke vergoeding ex artikel 7:673, lid 9, sub b, BW van € 10.000,=;
primair en subsidiair
- de wettelijke rente over alle hiervoor gevorderde bedragen vanaf de datum van
verschuldigdheid;
- de proceskosten aan de zijde van [verzoekster] , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14
na dagtekening van de beschikking.
3.2
Aan haar verzoek heeft [verzoekster] ten grondslag gelegd dat Taxi Wegman de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst niet regelmatig heeft beëindigd. [verzoekster] heeft
besloten geen herstel van de arbeidsovereenkomst te verzoeken, maar te berusten in het einde van haar arbeidsovereenkomst. Wel wenst [verzoekster] in aanmerking te komen voor de primair dan wel de subsidiair gevorderde vergoedingen. [verzoekster] is namelijk primair van mening dat zij voor onbepaalde tijd in dienst was bij Taxi Wegman. In de eerste plaats omdat er sprake was van overgang van een onderneming en in de tweede plaats omdat er sprake was van
opvolgend werkgeverschap. Subsidiair meent [verzoekster] dat haar een billijke vergoeding toekomt omdat Taxi Wegman jegens haar ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
3.3
Ter onderbouwing van de stelling dat er sprake was van overgang van een
onderneming, heeft [verzoekster] aangevoerd dat Taxi Wegman het GHH-vervoer zonder
onderbreking met dezelfde bedrijfsmiddelen heeft voorgezet. Weliswaar heeft Taxi Wegman hiervoor een nieuwe overeenkomst met de Stichting CVV moeten sluiten, maar volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het HvJ-EU) kan overgang van een onderneming ook in twee fasen via een derde plaatsvinden. [verzoekster]
verwijst hierbij naar het zogenaamde Temco-arrest van het HvJ-EU d.d. 24 januari 2001. In dit geval kan naar de mening van [verzoekster] de Stichting CVV als die derde worden gezien. Verder heeft Taxi Wegman een aanzienlijk deel van het personeel van Van Rhijn/PMN als chauffeur ten behoeve van het GGH-vervoer overgenomen. Ook heeft Taxi Wegman vanaf
1 januari 2018 via nieuwe huurovereenkomsten met VDK dezelfde taxi’s in gebruik
genomen als die PMN daarvoor in gebruik had.
VDK kan hier als derde worden gezien. Daarbij is opmerkelijk dat M.A.T. van der Kroef (hierna: Van der Kroef) zowel (mede)bestuurder is van PMN als van VDK. Voorts maakt Taxi Wegman via een nieuwe overeenkomst met De Regievoerders gebruik van dezelfde backofficediensten als die waarvan PMN daarvoor gebruik maakte. En ook hier valt het weer op dat VDK Holding Vleuten B.V. (hierna: VDK Holding) waarvan Van der Kroef bestuurder is, (mede)bestuurder is van De Regievoerders alsmede enig aandeelhouder van PMN. De Regievoerders kan weer als derde worden aangemerkt. Volgens [verzoekster] kan worden gesproken van een gecoördineerde aanpak van zaken en moet de zogeheten “corporate veil” worden doorgeprikt. [verzoekster] wijst er ten slotte nog op dat de door Taxi Wegman gehuurde taxi’s dezelfde standplaats gebruiken als de destijds door PMN gehuurde taxi’s, dat voor de ritplanning van het GHH-vervoer hetzelfde telefoonnummer en dezelfde website worden gebruikt, dat de klantenkring dezelfde is gebleven en dat op het GHH-vervoer door Taxi Wegman hetzelfde reglement Vervoer GroeneHartHopper van toepassing is gebleven. Al met al is naar de mening van [verzoekster] de identiteit van de duurzaam georganiseerde eenheid van het GHH-vervoer bewaard gebleven.
3.4
Ter onderbouwing van de stellingname dat Taxi Wegman ten opzichte van Van Rhijn/PMN als opvolgend werkgever van [verzoekster] moet worden beschouwd, heeft [verzoekster]
aangevoerd dat zij - evenals vele collega-taxichauffeurs bij PMN - de werkzaamheden die zij bij Van Rhijn/PMN ten behoeve van het GHH-vervoer uitvoerde, heeft voortgezet bij Taxi Wegman.
3.5
Mocht zij niet voor onbepaalde tijd in dienst van Taxi Wegman zijn geweest, dan is [verzoekster] subsidiair de mening toegedaan dat zij op basis van de door Taxi Wegman bij haar gewekte, gerechtvaardigde verwachtingen had mogen aannemen (en feitelijk ook heeft aangenomen) dat haar arbeidsovereenkomst ook na 1 augustus 2018 zou worden voortgezet. Door dit niet te doen, heeft Taxi Wegman naar de mening van [verzoekster] ernstig verwijtbaar jegens haar gehandeld. Daar komt nog bij dat [verzoekster] en nog een andere collega de enige door Taxi Wegman van PMN overgenomen taxichauffeurs zijn die geen arbeids-overeenkomst voor onbepaalde tijd aangeboden hebben gekregen. Taxi Wegman heeft hierdoor nadrukkelijk het gelijkheidsbeginsel geschonden. Bovendien kan niet uit het oog worden verloren dat het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst mede zou zijn ingegeven door de omstandigheid dat [verzoekster] eerder een kort geding tegen Taxi Wegman had aangespannen.

4.Verweer

4.1
Taxi Wegman verweert zich gemotiveerd tegen het verzoek van [verzoekster] en
concludeert tot afwijzing van dit verzoek, met veroordeling bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad van [verzoekster] in de proceskosten aan de zijde van Taxi Wegman, vermeerderd bij
niet tijdige voldoening met de wettelijke rente vanaf de 14e dag na betekening van de
beschikking.
4.2
Voor zover van belang zal de kantonrechter het verweer van Taxi Wegman
betrekking in zijn beoordeling.

5.Beoordeling

5.1
De kantonrechter ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of in deze zaak sprake
is van overgang van een onderneming. In dit verband stelt de kantonrechter voorop dat de
uitvoering van het GHH-vervoer hier als de onderneming dient te worden aangemerkt. De aard van de onderneming brengt met zich dat de uitvoering ervan een belangrijke inzet vereist van voldoende geschikt personeel, van de benodigde vervoersmiddelen en van een geschikte backoffice.
5.2
Op grond van artikel 7:663 BW gaan door de overgang van een onderneming de rechten en verplichtingen die op het tijdstip van die overgang voor de werkgever in die onderneming voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst tussen hem en een daar werkzame werknemer, van rechtswege over op de verkrijger. Volgens vaste rechtspraak van het
HvJ-EU heeft de richtlijn 2001/23/EG (hierna: de Richtlijn) (
in Nederland onder meer geïmplementeerd in de artikelen 7:662 tot en met 7:666 BW, ktr.) tot doel om bij verandering van onderneming de continuïteit te waarborgen van de in het kader van een bedrijf bestaande arbeidsverhoudingen. Voor het antwoord op de vraag of sprake is van een overgang van onderneming in de zin van de Richtlijn, is bepalend of de identiteit van de economische eenheid die als gevolg van een overeenkomst overgaat, bewaard blijft. Met het oog daarop dient te worden onderzocht of het gaat om de vervreemding van een lopend bedrijf, hetgeen met name kan blijken uit de omstandigheid dat de exploitatie ervan in feite door de nieuwe ondernemer wordt voortgezet of hervat met dezelfde of soortgelijke bedrijfsmiddelen. Er dient sprake te zijn van overgang van een duurzaam georganiseerde economische entiteit, dat wil zeggen: van een georganiseerd geheel van personen en elementen waarmee een economische activiteit met een eigen doelstelling kan worden uitgeoefend (zie het Süzen-arrest van het HvJ-EG d.d. 11 maart 1997). Het ontbreken van een contractuele band tussen vervreemder en verkrijger is overigens niet van doorslaggevend belang bij de beantwoording van de vraag of sprake is van overgang van een onderneming (zie het Temco-arrest van het HvJ-EU d.d. 24 januari 2002).
5.3
Bij de beoordeling of een onderneming bij overgang naar een verkrijger haar identiteit heeft behouden, moet rekening worden gehouden met alle feitelijke omstandigheden die kenmerkend zijn voor de betrokken transactie, zoals:
- de aard van de betrokken onderneming of vestiging;
- het al dan niet overdragen van de materiële activa zoals gebouwen en roerende zaken;
- de waarde van de immateriële activa op het tijdstip van de overdracht;
- het al dan niet overnemen van vrijwel al het personeel door de nieuwe ondernemer;
- het al dan niet overdragen van de klantenkring;
- de mate waarin de voor en na de overdracht verrichte activiteiten met elkaar
overeenkomen;
- de duur van een eventuele onderbreking van de activiteiten.
Hierbij verdient opmerking dat al deze factoren slechts deelaspecten zijn van het te verrichten onderzoek en daarom niet elk afzonderlijk mogen worden beoordeeld. Bovendien zijn deze factoren niet limitatief (zie het Spijkers-arrest van het HvJ-EU d.d. 18 maart 1986). Het belang dat moet worden gehecht aan de diverse factoren, verschilt naar gelang van de uitgeoefende activiteit (zie voormeld Süzen-arrest).
5.4
Tegen de hiervoor geschetste achtergrond acht de kantonrechter de navolgende omstandigheden van belang.
5.5
De kantonrechter stelt vast dat de onderneming ter uitvoering van het GHH-vervoer is vervreemd door middel van het sluiten van een nieuwe overeenkomst tussen de Stichting CVV en Taxi Wegman. Van een overeenkomst tussen DVG en/of PMN enerzijds en Taxi Wegman anderzijds is dus geen sprake.
5.6.
Voorts komt uit de stukken naar voren dat een groot deel van het personeel dat bij Taxi Wegman met ingang van 1 januari 2018 in dienst is gekomen ten behoeve van (onder meer) het GHH-vervoer, in dienst is geweest bij PMN. Dat vrijwel al het personeel van PMN door Taxi Wegman is overgenomen, is niet komen vast te staan.
5.7
Evenmin is komen vast te staan dat in dit geval materiële activa van betekenis van PMN naar Taxi Wegman zijn overgegaan. Taxi Wegman heeft niet de taxi's en de backoffice waarvan PMN vóór 1 januari 2018 gebruik maakte, van PMN heeft overgenomen.
Voor de taxi's zijn door Wegman Personenvervoer nieuwe huurovereenkomsten met VDK gesloten. En voor de backoffice is door Wegman Personenvervoer een nieuwe overeenkomst met De Regievoerders gesloten. Dat PMN, VDK en De Regievoerders allemaal vennoot-schappen zijn waarvan Van der Kroef (in)direct bestuurder is, leidt op zichzelf genomen niet tot de conclusie dat VDK en de Regievoerders zodanig te vereenzelvigen zijn met PMN dat ze eigenlijk als één onderneming moeten worden gezien bij wie de bij Taxi Wegman in dienst getreden werknemers werkzaam zijn geweest. Ook het gegeven dat de partijen bij wie PMN de faciliteiten had ingekocht tot dezelfde groep behoorden als PMN, kan zonder bijkomende omstandigheden - waarvan hier onvoldoende is gebleken - niet tot een andere conclusie leiden. Immers, de tot een groep behorende vennootschappen functioneren in beginsel zelfstandig. Anders dan [verzoekster] ziet de kantonrechter dan ook geen ‘corporate veil’ die doorgeprikt moet worden.
5.8
Onder de hiervoor geschetste omstandigheden kan niet worden volgehouden dat van de onderneming de identiteit van de economische eenheid bewaard is gebleven.
5.9
Evenals de kantonrechter in zijn kort gedingvonnis d.d. 9 mei 2018 beantwoordt de kantonrechter in deze bodemprocedure de vraag of er sprake is van overgang van een onderneming ontkennend.
5.1
De omstandigheden dat ook Taxi Wegman zich in het kader van het GGH-vervoer rekenschap moet geven van het door de Stichting CVV opgestelde reglement, dat de taxi’s van Taxi Wegman gebruik maken van dezelfde taxistandplaats, dat voor de ritplanning van het GHH-vervoer gebruik wordt gemaakt van hetzelfde telefoonnummer en dezelfde website en dat de klantenkring dezelfde is gebleven, leggen niet een zodanig gewicht in de schaal dat dit leidt tot een ander oordeel dan onder 5.9 gegeven.
5.11
De kantonrechter heeft verder onvoldoende aanknopingspunten kunnen vinden die de conclusie rechtvaardigen dat Taxi Wegman ten opzichte van Van Rhijn/PMN als opvolgende werkgever van [verzoekster] moet worden beschouwd. Immers, van opvolgend werkgeverschap is sprake in een situatie van elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten tussen een werknemer en verschillende werkgevers die ongeacht of inzicht bestaat in de hoedanigheid en geschiktheid van de werknemer, ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn.
In ieder geval is er geen sprake van opvolgende werkgeverschap als een werknemer geheel op eigen initiatief besluit zijn werkzaamheden bij de ene werkgever te beëindigen om vervolgens bij de andere werkgever in dienst te treden om daar een min of meer zelfde functie te verrichten. In dit geval staat voldoende vast dat [verzoekster] haar dienstverband met Van Rhijn/PMN zelf heeft beëindigd en daarna in dienst is getreden bij Taxi Wegman. Daarbij komt nog dat [verzoekster] bij Taxi Wegman ook andere taken is gaan verrichten dan alleen het GHH-vervoer. Bovendien is [verzoekster] bij Taxi Wegman minder uren gaan werken, waarvoor zij overigens een hoger uurloon ontving.
5.12
Nu overgang van een onderneming dan wel opvolgend werkgeverschap niet is komen vast te staan, komen de primair gevorderde vergoedingen niet voor toewijzing in aanmerking.
5.13
Ook de subsidiair gevorderde vergoeding komt niet voor toewijzing in aanmerking.
Hiervoor is namelijk vereist dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever waarvan in dit geval niet is gebleken. De kantonrechter neemt hierbij nog in aanmerking dat als de werkgever de werknemer informeert over het niet voortzetten van de van rechtswege eindigende arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, hij hiervoor geen reden hoeft op te geven. Ook de in de arbeidsovereenkomst in artikel 2 uitsproken intentie rechtvaardigt op zichzelf genomen niet de voortzetting van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Dat het niet-voortzetten van de arbeidsovereenkomst aan de kant van Taxi Wegman voornamelijk zou zijn ingegeven door de omstandigheid dat [verzoekster] eerder een kort geding tegen Taxi Wegman had aangespannen, is door Taxi Wegman ter zitting nadrukkelijk betwist. Evenmin is komen vast te staan dat Taxi Wegman het gelijkheids-beginsel heeft geschonden door [verzoekster] en nog een andere collega als enige van de van PMN overgenomen taxichauffeurs per 1 augustus 2018 geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan te bieden.
5.14
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek van [verzoekster] zal worden afgewezen.
5.15
[verzoekster] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Taxi Wegman.

6.Beslissing

De kantonrechter:
wijst af het verzoek van [verzoekster] ;
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten aan de zijde van Taxi Wegman, tot op heden vastgesteld op een bedrag van € 480,= aan gemachtigdensalaris en een bedrag van € 100,= aan nakosten voor zover deze daadwerkelijk worden gemaakt, en voorts, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, vermeerderd met de explootkosten van deze betekening, vermeerderd bij niet voldoening met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de 14e dag na betekening van deze beschikking.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. Gerritse, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 januari 2019.