In deze zaak hebben de eisers, drie Syrische minderjarigen, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hun aanvragen voor machtigingen tot voorlopig verblijf (mvv’s) zijn afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 1 augustus 2019, na eerdere aanhoudingen in maart en april van dat jaar. De eisers zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde, mr. B.J. Manspeaker, terwijl de staatssecretaris werd bijgestaan door mr. J.H.M. Post.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers geen toestemmingsverklaring van hun vader konden overleggen, omdat deze vermist of overleden zou zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd om aan te tonen dat hun vader daadwerkelijk vermist of overleden is. De rechtbank heeft ook gekeken naar de rol van de wettelijk voogd, die in dit geval de oom van de eisers is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de voogdijverklaring die door de oom was overgelegd, niet door een bevoegde instantie was afgegeven, waardoor deze niet als geldig kon worden beschouwd.
De rechtbank heeft de belangenafweging van de staatssecretaris onderschreven, waarbij werd gesteld dat de openbare orde zich verzet tegen de verlening van mvv’s aan de eisers zonder de vereiste toestemmingsverklaring. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep van de eisers ongegrond verklaard, met de conclusie dat zij niet aan de vereisten voor de afgifte van mvv’s hebben voldaan. De uitspraak benadrukt het belang van de toestemmingsverklaring van de wettelijk voogd in het kader van gezinshereniging en de bescherming van minderjarigen.