ECLI:NL:RBDHA:2019:8909

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 augustus 2019
Publicatiedatum
27 augustus 2019
Zaaknummer
AWB 18/9912
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van mvv-aanvragen voor Syrische minderjarigen wegens gebrek aan toestemmingsverklaring van wettelijk voogd

In deze zaak hebben de eisers, drie Syrische minderjarigen, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hun aanvragen voor machtigingen tot voorlopig verblijf (mvv’s) zijn afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 1 augustus 2019, na eerdere aanhoudingen in maart en april van dat jaar. De eisers zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde, mr. B.J. Manspeaker, terwijl de staatssecretaris werd bijgestaan door mr. J.H.M. Post.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers geen toestemmingsverklaring van hun vader konden overleggen, omdat deze vermist of overleden zou zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd om aan te tonen dat hun vader daadwerkelijk vermist of overleden is. De rechtbank heeft ook gekeken naar de rol van de wettelijk voogd, die in dit geval de oom van de eisers is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de voogdijverklaring die door de oom was overgelegd, niet door een bevoegde instantie was afgegeven, waardoor deze niet als geldig kon worden beschouwd.

De rechtbank heeft de belangenafweging van de staatssecretaris onderschreven, waarbij werd gesteld dat de openbare orde zich verzet tegen de verlening van mvv’s aan de eisers zonder de vereiste toestemmingsverklaring. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep van de eisers ongegrond verklaard, met de conclusie dat zij niet aan de vereisten voor de afgifte van mvv’s hebben voldaan. De uitspraak benadrukt het belang van de toestemmingsverklaring van de wettelijk voogd in het kader van gezinshereniging en de bescherming van minderjarigen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 18/9912

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiseres 1
[naam 2] , eiser
[naam 3] , eiseres 2
hierna gezamenlijk; eisers
(gemachtigde: mr. B.J. Manspeaker),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (en diens rechtsvoorgangers), verweerder,
(gemachtigde: mr. J.H.M. Post).

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 4 december 2018 (het bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2019 te Breda, nadat de rechtbank de zaak heeft aangehouden op 21 maart 2019 en 18 april 2019 vanwege nieuw ingebrachte stukken. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verder zijn verschenen [naam 4] , referent, [naam 5] en [naam 6] , tolk. Verweerder heeft zich ook laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum 1] , [geboortedatum 2] en [geboortedatum 3] en hebben de Syrische nationaliteit. Op 4 februari 2016 heeft [naam 11], referent en broer van eisers, om afgifte van machtigingen tot voorlopig verblijf (mvv’s) in het kader van nareis ten behoeve van eisers aangevraagd. Referent heeft tevens aanvragen ingediend ten behoeve van [naam 7] , [naam 8] en [naam 9] , respectievelijk moeder en meerderjarige zussen van eisers en referent.
Bij het primaire besluit van 6 april 2017 heeft verweerder de aanvraag voor alle bovengenoemde gezinsleden afgewezen. Op 25 april 2017 hebben deze gezinsleden een bezwaarschrift ingediend. Aan de moeder en de meerderjarige zussen van eisers en referent heeft verweerder inmiddels alsnog mvv’s verleend.
2. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eisers ongegrond verklaard. Verweerder neemt aan dat sprake is van familie- of gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM [1] . Verweerder heeft enerzijds de belangen van de staat en anderzijds de belangen van eisers met elkaar gewogen. Deze belangenafweging valt uit in het nadeel van eisers omdat de openbare orde zich verzet tegen de verlening van mvv’s aan eisers. Een van de achterblijvende biologische ouders, de vader, heeft immers geen toestemmingsverklaring overgelegd voor het vertrek van eisers naar Nederland. Hierdoor dreigen de minderjarige eisers onrechtmatig te worden onttrokken aan rechtmatig ouderlijk gezag. Van eisers wordt verwacht dat zij een ondertekende toestemmingverklaring met een kopie van de identiteitskaart van de achterblijvende ouder overleggen.
Eisers stellen dat zij geen toestemmingsverklaring van de vader kunnen overleggen omdat de vader vermist en/of overleden is. Nu eisers dit standpunt niet met documenten hebben aangetoond, heeft verweerder hoorzittingen met verschillende familieleden gehouden. Eisers hebben noch met documenten, noch met de verklaringen uit de hoorzittingen aannemelijk gemaakt dat de vader daadwerkelijk vermist en/of overleden is.
3. Eisers hebben ter onderbouwing van het overlijden van hun vader tijdens de beroepsfase op 31 januari 2019 een origineel overlijdensuittreksel overgelegd. Op 15 mei 2019 hebben eisers ook een originele voogdijbeslissing van de rechtbank te Aleppo overgelegd. Hierin staat dat de oom van eisers, [naam 10] , de tijdelijk wettelijk voogd is. Met de voogdijbeslissing heeft deze oom, die woonachtig is in Nederland, een toestemmingsverklaring voor de inreis naar Nederland overgelegd.
4. In het onderzoek van Bureau Documenten van 28 februari 2019 is het overlijdensuittreksel echt bevonden. Verweerder werpt dan ook niet meer tegen dat eisers een toestemmingsverklaring van hun vader hadden moeten overleggen. Wel dient er volgens verweerder een toestemmingsverklaring te zijn van de wettelijk voogd. Uit het onderzoek van Bureau Documenten van 22 mei 2019 blijkt dat de overgelegde voogdijverklaring waarschijnlijk niet door een daartoe bevoegde instantie is opgemaakt en afgegeven. De legalisatie van het Syrische ministry of foreign affairs is volgens Bureau Documenten vals.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. In paragraaf C2/4.1. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) staat dat verweerder geen mvv voor gezinshereniging in het kader van nareis verleent, als degene die in het land van herkomst belast is met het gezag over de kinderen, geen toestemmingsverklaring heeft afgegeven met het oog op vertrek van de minderjarige kinderen naar Nederland.
Uit het thematisch ambtsbericht over Syrische documenten [2] blijkt dat de wettelijke voogd bevoegd is om met minderjarige kinderen uit te reizen of om voor uitreis toestemming te geven. De wettelijk voogd is in de regel de vader, oom of grootvader van het kind.
In het geval waarin de vader is overleden, kan toestemming voor uitreis worden verleend door de Syrische rechtbank.
6. Allereerst overweegt de rechtbank dat het aan eisers is om aannemelijk te maken dat zij toestemming hebben om Nederland in te reizen. Uit het thematisch ambtsbericht kan worden afgeleid dat eisers dit op twee manieren kunnen doen. Zij kunnen een verklaring van de Syrische rechtbank of een toestemmingsverklaring van de wettelijk voogd overleggen. Eisers hebben geen verklaring van de Syrische rechtbank overgelegd, ondanks dat eisers in hun brief van 18 april 2019 hebben aangegeven dat zij voornemens waren deze verklaring via kennissen en familieleden alsnog te verkrijgen.
In de besluitvorming en ter zitting heeft verweerder toegelicht dat het beleid omtrent de toestemmingsverklaring is bedoeld om te voorkomen dat de Nederlandse overheid meewerkt aan onrechtmatige onttrekking aan macht en gezag van degene aan wie het rechtmatig gezag over een kind (mede) toekomt dan wel wie dat (mede) uitoefent.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers geen toestemmingsverklaring hebben overgelegd van de persoon die belast is met het gezag over eisers. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat in een situatie zoals de onderhavige, de grootvader van rechtswege als de wettelijk voogd dient te worden aangemerkt. Ook in de toestemmingverklaring van de oom komt naar voren dat de grootvader in eerste instantie de rol van gezaghebbende heeft verkregen.
Hieruit leidt de rechtbank af dat de grootvader feitelijk belast is met het gezag over eisers. Verweerder heeft gelet op paragraaf C2/4.1. van de Vc van eisers mogen verlangen dat zij een toestemmingsverklaring afkomstig van de grootvader overleggen, dan wel een document waaruit blijkt dat deze het gezag heeft overgedragen. Dit hebben eisers niet gedaan. In de toestemmingsverklaring van de oom staat vermeld, en ook ter zitting hebben eisers gesteld, dat de grootvader ziek en oud is en dat daarom de oom de voogdij heeft overgenomen. Eisers worden niet gevolgd in deze stelling omdat zij deze niet nader hebben onderbouwd.
8. Uit het rapport van Bureau Documenten blijkt dat de voogdijverklaring die eisers wel hebben overgelegd niet door een daartoe bevoegde instantie is opgemaakt en afgegeven. Uit vaste jurisprudentie [3] volgt dat dit rapport van Bureau Documenten dient te worden beschouwd als een deskundigenadvies waarvan in beginsel mag worden uitgegaan. Er is geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid of volledigheid van het rapport van Bureau Documenten of aan de wijze van totstandkoming daarvan. Eisers hebben de bevindingen van Bureau Documenten niet betwist middels een contra-expertise. Het standpunt van eisers dat er geen deskundige is die dit zou kunnen doen is niet onderbouwd. Eisers hebben met de toestemmingsverklaring dan ook niet aannemelijk gemaakt dat de oom de wettelijk voogd is.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bij zijn belangenafweging doorslaggevend kunnen vinden dat er geen toestemmingsverklaring is afkomstig van de persoon die belast is met het gezag over eisers. De conclusie van verweerder dat de aanvragen van eisers om afgifte van mvv’s dienen te worden afgewezen blijft dan ook in stand.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Hamans griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
2.Thematisch ambtsbericht documenten in Syrië van 9 oktober 2017, pagina 26
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State ECLI:NL:RVS:2016:2207