ECLI:NL:RBDHA:2019:8889
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Geschil tussen buren over geluidsoverlast en de afwijzing van het verzoek om maatregelen
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter mr. B.C. Vink, gaat het om een geschil tussen twee buren over vermeende geluidsoverlast. De verzoeker, wonende onder de medeverzoekster, heeft een verzoek ingediend op basis van artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarin hij stelt dat de medeverzoekster overlast veroorzaakt door haar hond en andere activiteiten in haar woning. De procedure vond plaats onder de naam 'De Wijkrechter', waarbij beide partijen instemden met deze informele aanpak. Tijdens de zittingen hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, maar er werd geen minnelijke regeling bereikt. De wijkrechter heeft vastgesteld dat de geluidsoverlast niet objectief kon worden onderbouwd met verifieerbare stukken. De verzoeker heeft geen overtuigend bewijs geleverd dat de medeverzoekster daadwerkelijk overlast veroorzaakte. De wijkrechter concludeert dat, gezien de bouwkundige staat van het appartementencomplex, leefgeluiden uit andere woningen aanvaardbaar zijn, tenzij deze als onrechtmatige hinder kunnen worden gekwalificeerd. Aangezien de verklaringen van beide partijen tegenstrijdig waren en er geen objectieve bewijsstukken zijn overgelegd, heeft de wijkrechter het verzoek van de verzoeker afgewezen. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.