ECLI:NL:RBDHA:2019:8876
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Algerijnse vreemdeling op grond van veilig land van herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Algerijnse vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. P.C.M. van Schijndel, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag beoordeeld in het licht van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij de staatssecretaris had gesteld dat Algerije als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. De eiser voerde aan dat hij niet veilig terug kan keren naar Algerije vanwege een conflict over grond en een veroordeling tot gevangenisstraf, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser niet geloofwaardig waren. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Algerije een reëel risico op vervolging of ernstige schade zou lopen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en bevestigde de beslissing van de staatssecretaris om de aanvraag af te wijzen en een inreisverbod op te leggen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.