ECLI:NL:RBDHA:2019:8808

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2019
Publicatiedatum
26 augustus 2019
Zaaknummer
C/09/579005 / KG ZA 19-815
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang van de pers tot de schouw in de zaak Nicky Verstappen

In deze zaak vorderden verschillende mediaorganisaties, waaronder de Nederlandse Vereniging van Journalisten en RTL Nederland, toegang tot een schouw in de strafzaak tegen de verdachte in de Nicky Verstappen-zaak. De rechtbank Limburg had eerder besloten dat de schouw achter gesloten deuren zou plaatsvinden, zonder toegang voor de pers, om de goede rechtspleging te waarborgen. De eiseressen stelden dat deze beslissing in strijd was met hun recht op vrije nieuwsgaring en de openbaarheid van de rechtsgang. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 augustus 2019 werd het verzoek van de eiseressen besproken, waarbij zij aanvoerden dat de openbaarheid van de schouw essentieel was voor een eerlijke rechtsgang. De rechtbank oordeelde echter dat de belangen van een ordelijk verloop van de schouw en de veiligheid van betrokkenen zwaarder wogen dan de belangen van de pers. De voorzieningenrechter concludeerde dat de beslissing van de rechtbank Limburg om de schouw achter gesloten deuren te houden, rechtmatig was en dat er geen grond was voor het toewijzen van de vorderingen van de eiseressen. De vorderingen werden integraal afgewezen, en de eiseressen werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/579005 / KG ZA 19/815
Vonnis in kort geding van 26 augustus 2019
in de zaak van

1.NEDERLANDSE VERENIGING VAN JOURNALISTENte Amsterdam,

2.
RTL NEDERLAND B.V.te Hilversum,
3.
FREMANTLEMEDIA NETHERLANDS B.V., tevens handelende onder de naam Blue Circle, te Amsterdam,
4.
DE PERSGROEP NEDERLAND B.V.te Amsterdam,
5.
TALPA TV B.V.te Amsterdam,
6.
NEDERLANDSE OMROEP STICHTINGte Hilversum,
7.
SANOMA DIGITAL THE NETHERLANDS B.V.te Eindhoven,
8.
TELEGRAAF MEDIA GROEP B.V.te Amsterdam,
9.
de vereniging NEDERLANDS GENOOTSCHAP VAN HOOFDREDACTEURENte Amsterdam,
10.
ALGEMEEN NEDERLANDS PERSBUREAU B.V.te Rijswijk,
eiseressen,
advocaten mrs. Chr.A. Alberdingk Thijm en E.H. Janssen te Amsterdam,
tegen:
STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Veiligheid en Justitie, Minister van Rechtsbescherming S. Dekker, Raad voor de Rechtspraak) te Den Haag,
BURGEMEESTER G.B.M. LEERSte Brunssum,
WAARNEMEND BURGEMEESTER E.G.M. ROEMERte Heerlen,
BURGEMEESTER R.J.H. VLECKENte Landgraaf,
gedaagden,
advocaat van gedaagde sub 1 mr. R.W. Veldhuis te Den Haag,
advocaat van gedaagden sub 2 tot en met 4 mr. J.P. Heinrich te Den Haag,
waarin zich heeft gevoegd:
[gevoegde partij]te [woonplaats] ,
advocaat mr. E.G.S. Roethof te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de betekende dagvaardingen met de daarbij en nadien overgelegde (totaal elf) producties;
- de door gedaagde sub 1 overgelegde productie;
- de incidentele conclusie tot voeging;
- de op 23 augustus 2019 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door eiseressen, gedaagde sub 1 en gedaagden sub 2 tot en met 4 pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.Het incident tot voeging

2.1.
[gevoegde partij] heeft gevorderd zich te mogen voegen aan de zijde van eiseressen. Ter zitting hebben eiseressen en gedaagden verklaard geen bezwaar te hebben tegen de voeging. [gevoegde partij] is vervolgens toegelaten als gevoegde partij, aangezien hij aannemelijk heeft gemaakt dat hij daarbij voldoende belang heeft. Voorts is niet gebleken dat de voeging aan een voortvarende afdoening van dit kort geding in de weg staat, zodat van strijd met de goede procesorde geen sprake is.

3.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
3.1.
Bij de rechtbank Limburg vindt het strafproces plaats tegen de verdachte in de “Nicky Verstappen”-zaak. Op 5 juni 2019 heeft in die zaak de derde pro forma zitting plaatsgevonden. Tijdens de zitting is het onderzoek hervat en heeft de voorzitter van de meervoudige strafkamer (hierna: de voorzitter) meegedeeld dat op de zitting onder meer de vorderingen van het Openbaar Ministerie (hierna: OM) over een te houden schouw ter sprake komen. In het proces-verbaal van de zitting is over dit onderwerp het volgende opgenomen:
“(…) De schouw zal plaatsvinden op 27 augustus 2019 te 10:00 uur, afhankelijk van de beschikbaarheid van de locatie. De rechtbank zal daartoe het onderzoek ter terechtzitting verplaatsen naar de Brunssummerheide. In het belang van een goede rechtspleging zal het een behandeling met gesloten deuren, een besloten zitting, zijn, waarbij slechts een beperkt aantal personen aanwezig kan zijn. Op die manier is er voldoende gelegenheid om plekken te bekijken. Ook voor ordentelijk en veilig verloop van de schouw, dient het aantal aanwezigen beperkt te worden.
Bij de schouw zal bijzondere toegang worden verleend aan [vader] , [moeder] en [zus] , ouders en zus van Nicky Verstappen, en een woordvoerder, voor zover zij bij de schouw aanwezig willen zijn. Zij dienen dit tijdig aan het openbaar ministerie kenbaar te maken.
De officieren van justitie kunnen zich laten bijstaan door drie à vier personen, voor zover deze personen een taak/functie hebben bij de schouw, zoals bijvoorbeeld het duiden van locaties. De rechtbank acht tevens de aanwezigheid van een politiefotograaf en beveiliging noodzakelijk. Ook aan de rechter-commissaris zal bijzondere toegang worden verleend.
Bij de schouw zal geen pers worden toegelaten.
De rechtbank gaat er van uit dat de verdachte aanwezig zal zijn bij de schouw. De verdachte geeft desgevraagd aan aanwezig te zullen zijn.
De feitelijke logistiek, afzetting van het terrein, beveiliging en andere maatregelen zoals omschreven in de notitie van het openbaar ministerie, is in handen van het openbaar ministerie. Een en ander dient te worden afgestemd met de rechter-commissaris.
De rechtbank wil betrokken worden in de mailwisseling als het gaat om inhoudelijke punten met betrekking tot de schouw, zodat zij hier een beslissing over kan nemen. De rechtbank denkt dan bijvoorbeeld aan beslissingen omtrent het aantal personen dat aanwezig is tijdens de schouw.”
3.2.
Op 15 juli 2019 heeft [werknemer eiseres sub 3] (hierna: [werknemer eiseres sub 3] ), werkzaam bij eiseres sub 3, mede namens andere media, een gemotiveerd verzoek aan de rechtbank Limburg gericht om het besluit media te weren bij de schouw te heroverwegen en om, kort gezegd, in ieder geval aan één cameraploeg bijzondere toegang te verlenen. Op 14 augustus 2019 heeft de voorzitter via de communicatieadviseur van de rechtbank Limburg [werknemer eiseres sub 3] laten weten dat dit verzoek niet wordt gehonoreerd. Onder verwijzing naar de motivering van de beslissing zoals hiervoor vermeld, heeft de voorzitter verwezen naar het doel van de schouw, zoals door het OM geformuleerd. Dat houdt in dat de rechtbank een beeld wordt gegeven van de verschillende plekken op de Brunssummerheide die een rol spelen in het onderzoek. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de onderlinge afstanden en hoogteverschillen in het terrein en zichtlijnen. De rechter en de rechter-commissaris kunnen – naar het OM heeft aangevoerd – dan beter latere verzoeken en standpunten van procespartijen beoordelen. Het belang van een ordelijk verloop en de veiligheid van betrokkenen, vormen een contra-indicatie voor het uitbreiden van de groep deelnemers. De voorzitter komt tot de conclusie dat de beslissing dus blijft zoals die was.
3.3.
Naar aanleiding van nog enkele vragen van [werknemer eiseres sub 3] en diens mededeling dat een toe te laten cameraploeg zich zal houden aan de voorwaarden van de rechtbank, die worden gesteld bij het registreren van de zitting, heeft de voorzitter op 15 augustus 2019 de communicatieadviseur laten meedelen dat er serieus is gekeken naar de argumenten maar dat “de belangen die gemoeid zijn bij een besloten schouw zonder uitzondering voor pers (zwaarder wegen)”. Meegedeeld wordt dat de beslissing definitief is en daarover niet verder in discussie wordt gegaan.
3.4.
Op 20 augustus 2019 hebben de burgemeesters, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft, een noodverordening afgekondigd voor een deel van de Brunssummerheide, die geldt voor de periode van maandag 26 augustus 18.00 uur tot en met dinsdag 27 augustus 18.00 uur. Daartoe hebben zij, samengevat weergegeven, overwogen dat i) op dinsdag 27 augustus vanaf 10.00 uur de hiervoor bedoelde besloten zitting plaatsvindt, ii) dan door de deelnemers van de schouw diverse voor de zaak relevante locaties zullen worden bezocht, iii) de schouw ongehinderd moet kunnen plaatsvinden, wat inhoudt dat geen anderen dan de deelnemers aan de schouw moeten kunnen registreren wat er tijdens de schouw zich voordoet, iv) niemand de voortgang van de schouw moet kunnen hinderen, v) de zaak een grote maatschappelijke impact heeft en tot nu toe veel (landelijke) (media-)aandacht heeft gekregen, vi) het in de lijn der verwachting ligt dat derden de besloten zitting zullen willen registreren (beeld en/of geluid), vii) het terrein waar de schouw plaatsvindt afgebakend dient te worden om aan de opdracht van de rechtbank Limburg te kunnen voldoen, viii) voor een ongestoord verloop van de zitting een gedeeltelijke afsluiting van een groter gebied noodzakelijk is, ix) ten behoeve van het afzetten en afschermen van deze gebieden de burgemeesters is verzocht dit te faciliteren door middel van het treffen van een noodverordening en x) het in dit verband noodzakelijk is ter handhaving van de openbare orde algemeen verbindende voorschriften te geven.

4.Het geschil

4.1.
Eiseressen vorderen, zakelijk weergegeven:
primair:
met onmiddellijke ingang geheel of gedeeltelijk buiten werking te stellen:
de beslissing van de (voorzitter van de) rechtbank Limburg om de schouw achter gesloten deuren te houden, althans voor zover aan de pers geen (voorwaardelijke) toegang tot de zitting is verleend;
de noodverordening van gedaagden sub 2 tot en met 4 (hierna: de burgemeesters), althans voor zover aan de pers geen (voorwaardelijke) toegang tot de plaats van de schouw is verleend;
althans de hiervoor bedoelde beslissing en noodverordening met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd op te schorten althans gedaagde sub 1 (hierna: de Staat) te gebieden (al dan niet partieel) geen toepassing of uitvoering te geven aan de hiervoor bedoelde beslissing althans de Staat en/of de burgemeesters te verbieden (al dan niet partieel) om de hiervoor bedoelde beslissing en noodverordening te handhaven,
althans een andere voorziening te treffen die de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
subsidiair:
te bepalen dat de schouw kan plaatsvinden onder één of meer van de volgende voorwaarden:
  • het toelaten tot de schouw van slechts één cameraploeg, al dan niet onder begeleiding van de politie;
  • waarbij die cameraploeg op redelijke afstand van procespartijen zal blijven;
  • waarbij gemaakte beelden met overige media zullen worden gedeeld;
  • waarbij bepaalde personen niet in beeld zullen komen;
  • waarbij eiseressen een protocol hierover ondertekenen;
en/of andere door de voorzieningenrechter te stellen zodanige voorwaarden dat het recht op vrije nieuwsgaring daadwerkelijk geëffectueerd wordt;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van gedaagden in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
Daartoe voeren eiseressen – samengevat – het volgende aan. De schouw vormt een terechtzitting op locatie. Het uitgangspunt is dat terechtzittingen volledig openbaar zijn. Deze openbaarheid is een fundamenteel beginsel. Alleen in uitzonderlijke gevallen kan hierop een uitzondering worden gemaakt. De wetgever heeft de situaties waarin dit mogelijk is limitatief opgesomd in artikel 269, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Deze moeten stringent worden gehandhaafd. De redenen die de rechtbank Limburg heeft genoemd kunnen niet worden beschouwd als zijnde ter bescherming van een van de in dit artikel genoemde belangen. Niet valt in te zien hoe het toelaten van één cameraploeg onder begeleiding van politie de goede rechtspleging/het ongestoorde en ordentelijke verloop van de zitting kan belemmeren. Hierbij is ook relevant dat geen van de procespartijen heeft verzocht om een besloten zitting. Integendeel, de verdachte en de familie van het slachtoffer zijn voor de openbaarheid hiervan. Hierbij verdient aandacht dat de rechter de mogelijkheid heeft om bijzondere toegang te verlenen tot zittingen achter gesloten deuren, waarbij met name is gedacht aan het toelaten van de pers in het licht van de vrijheid van nieuwsgaring. De beslissing is dan ook in strijd daarmee als ook met het in artikel 6 EVRM opgenomen recht op een eerlijk proces. Verder is de door de burgemeesters uitgevaardigde noodverordening onmiskenbaar onverbindend omdat niet blijkt dat de burgemeesters een zelfstandige afweging hebben gemaakt. Deze verordening is voorts in strijd met de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit, de gemeentewet en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, aldus eiseressen.
4.3.
[gevoegde partij] heeft hier aan toegevoegd – samengevat – dat zijn belang bij toewijzing van de vorderingen erin is gelegen, dat wordt voorkomen dat er eenzijdig nieuws wordt gebracht, zoals in het begin het geval was toen de berichtgeving alleen vanuit het OM plaatsvond. Door de betrokkenheid van de pers wordt er een objectiever, neutraler beeld geschetst.
4.4.
Gedaagden voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

5.De beoordeling van het geschil

De vorderingen jegens de Staat
5.1.
Eiseressen stellen zich op het standpunt dat de rechtbank Limburg – met haar beslissing om de schouw met gesloten deuren te laten plaatsvinden en om daarbij geen bijzondere toegang aan de pers te verlenen – de rechten van eiseressen op ontoelaatbare wijze schendt. Gedaagden betwisten dit en voeren ook het verweer dat er, hoe dan ook, geen ruimte is voor toewijzing van de gevorderde voorzieningen in dit geding.
5.2.
Op grond van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) heeft eenieder recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld. De uitspraak moet in het openbaar worden gewezen maar de toegang tot de rechtszaal kan aan de pers en het publiek worden ontzegd, gedurende de gehele terechtzitting of een deel daarvan, in het belang van de goede zeden, van de openbare orde of nationale veiligheid in een democratische samenleving, wanneer de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privé leven van procespartijen dit eisen of, in die mate als door de rechter onder bijzondere omstandigheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer de openbaarheid de belangen van een behoorlijke rechtspleging zou schaden.
5.3.
Op grond van artikel 10 EVRM heeft een ieder recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. Daar de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, kan zij worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk (proportioneel en subsidiair) zijn in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen.
5.4.
Het gaat hier om fundamentele rechten. Alleen onder bijzondere omstandigheden en vanwege bepaalde belangen kan een uitzondering op (het respecteren van) deze rechten worden gemaakt. Op het ook in de Grondwet verankerde beginsel van openbaarheid van terechtzittingen (artikel 121) kunnen uitzonderingen worden gemaakt die zijn voorzien in de wet en wel – voor wat het strafproces betreft – artikel 269, eerste lid, Sv. Ook daarin is als uitgangspunt vastgelegd dat het onderzoek ter terechtzitting in het openbaar geschiedt. Vanaf het uitroepen van de zaak kan de rechtbank echter gehele of gedeeltelijke behandeling met gesloten deuren bevelen. Dit bevel kan worden gegeven in het belang van de goede zeden, de openbare orde, de veiligheid van de staat, alsmede indien de belangen van minderjarigen, of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, andere procesdeelnemers of anderszins bij de zaak betrokkenen dit eisen. Een dergelijk bevel kan ook worden gegeven, indien de openbaarheid naar het oordeel van de rechtbank het belang van een goede rechtspleging ernstig zou schaden. Op grond van het vierde lid van laatstgenoemd artikel kan de voorzitter bijzondere toegang verlenen tot bijwoning van de niet openbare terechtzitting.
5.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat ook een schouw, waarvan in dit geval sprake is, wordt bestreken door het beginsel van openbaarheid. De rechtbank Limburg heeft haar oordeel om de schouw “achter gesloten deuren”, dat wil zeggen niet in het openbaar, te laten plaatsvinden gegrond op “het belang van een goede rechtspleging”. Dat voor de pers geen uitzondering werd gemaakt is al beslist tijdens de zitting van 5 juni 2019. De voorzitter heeft in de uitsluiting van de pers volhard in de correspondentie met [werknemer eiseres sub 3] . Met name in de e-mail van 14 augustus 2019 verwees de communicatieadviseur namens de voorzitter naar de motivering van de beslissing genomen op 5 juni 2019 om de deuren te sluiten en voorts naar het doel van de schouw. Ook het ordelijk verloop en de veiligheid van betrokkenen, vormden voor de voorzitter een contra-indicatie voor het uitbreiden van de groep deelnemers.
5.6.
Vaststaat dat tegen deze beslissingen van de strafrechter geen rechtsmiddel openstaat. Niet voor de procespartijen, maar ook niet voor derden – zoals de eisende partijen – die de voorzitter op de voet van artikel 269, vierde lid, Sv hebben verzocht om voor hen een uitzondering te maken op de beslissing de schouw niet in het openbaar te laten plaatsvinden. Voor derden geldt dat een beslissing van de voorzitter in reactie op een verzoek dat is gebaseerd op artikel 269, vierde lid 4 Sv moet worden aangemerkt als een beschikking (artikel 138 Sv). Op grond van artikel 445 Sv staat tegen een dergelijke beschikking geen rechtsmiddel open. Dat geen rechtsmiddel open staat is een keuze van de wetgever. Indien de voorzieningenrechter via een (on-)rechtmatigheidstoetsing de juistheid van dergelijke beslissingen van de strafrechter zou kunnen toetsen, zou dat neerkomen op een verkapt appel. Die rol is de civiele rechter (in kort geding) niet toebedeeld.
5.7.
Geconcludeerd moet worden dat de rechtbank Limburg c.q. de voorzitter gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid die artikel 269 Sv biedt, een mogelijkheid om een uitzondering op het beginsel van openbaarheid te maken die ook is voorzien in artikel 6 EVRM, en dat daartoe een grond is gehanteerd die in de wet is voorzien, te weten het (ernstig) schaden van het belang van een goede rechtspleging. De beslissing is ook, ter zitting van 5 juni 2019 en in de correspondentie met [werknemer eiseres sub 3] , gemotiveerd. Zou er al enige ruimte zijn voor de kort gedingrechter om in te grijpen, met een argumentatie die is gebaseerd op onrechtmatige rechtspraak, dan kan dat hoogstens in bijzondere situaties en dan alleen in gevallen waarin sprake is van aperte rechterlijke misslagen. Dat kan in ieder geval niet waar het (slechts) gaat om mogelijke verschillen in appreciatie: de ene rechter kan op basis van de relevante feiten en omstandigheden tot een ander oordeel komen dan de andere rechter zonder dat gezegd kan worden dat één van beide rechters een duidelijk ‘fout’ oordeel velt. Dat geldt ook als het oordeel gaat over het al dan niet maken van een uitzondering op een fundamenteel procesbeginsel zoals dat hier aan de orde is.
5.8.
In aansluiting hierop merkt de voorzieningenrechter, ten overvloede, op dat verschillend kan worden aangekeken tegen de door de rechtbank Limburg genomen beslissingen. Nu inmiddels, via schriftelijke verklaringen, duidelijk is dat zowel de nabestaanden van Nicky Verstappen geen bezwaar maken tegen (een zeker mate van) openbaarheid en de verdachte via zijn advocaat heeft laten weten – en ter zitting in dit kort geding heeft bepleit – openbaarheid tijdens de schouw zelfs van groot belang te vinden voor een fair trial, kan de vraag gesteld worden of niet een beperkte uitzondering op de beslotenheid gemaakt zou behoren te worden. En dit vooral waar de media via [werknemer eiseres sub 3] te kennen hebben gegeven zich goed te kunnen vinden in een bescheiden aanwezigheid tijdens de schouw en bereid te zijn in te stemmen met nadere voorwaarden waaraan de aanwezigheid – voor een goede gang van zaken tijdens de schouw en de belangen van de procesdeelnemers in aanmerking genomen – onderworpen zou kunnen worden door de rechtbank. Dit alles tegen de achtergrond van de constatering dat het gaat om een zaak die grote maatschappelijke beroering heeft veroorzaakt waarbij de samenleving vanzelfsprekend op de hoogte wil zijn van het verloop van het strafproces.
Daarbij moet wel worden aangetekend dat de voorzieningenrechter het strafdossier niet kent en dan ook geen compleet zicht heeft op de bij de schouw betrokken aspecten en belangen.
5.9.
De kort gedingrechter kan dus, omdat het hoogstens gaat om een verschil in appreciatie en in ieder geval niet om een evidente ‘fout’, niet ingrijpen. Er is dan ook geen rechtvaardiging voor toewijzing van enige vordering tegen de Staat, voor zover deze geënt is op schending van artikel 6 EVRM. In het kielzog hiervan moet geoordeeld worden dat van schending van artikel 10 EVRM geen sprake kan zijn zodra bevoegdelijk tot sluiting van de deuren is besloten, en daarvan wordt in dit kort geding dus uitgegaan.
Hoe die toewijzing van het gevorderde overigens zou moeten en kunnen worden vormgegeven, waarbij de Staat de nodige kanttekeningen heeft geplaatst, kan onbesproken blijven.
De vorderingen jegens de burgemeesters
5.10.
Met de noodverordening hebben de burgemeesters een algemeen verbindend voorschrift (hierna: avv) uitgevaardigd. De vorderingen van eiseressen komen er op neer dat de voorzieningenrechter in dit kort geding dat avv (deels dan wel tijdelijk) buiten werking stelt. Dat is op zichzelf mogelijk indien het avv strijdig is met hogere regelgeving of in strijd komt met algemene rechtsbeginselen. De rechter – en zeker de rechter in kort geding – dient echter niet licht tot deze maatregel te komen. Voor ingrijpen bij wijze van voorlopige voorziening is slechts plaats indien het bestreden voorschrift onmiskenbaar onverbindend is. Deze terughoudendheid houdt hiermee verband dat het in beginsel niet aan de rechter, maar aan de burgemeesters is om bepaalde betrokken belangen vast te stellen en/of af te wegen. Verder impliceert het criterium “ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden”, neergelegd in artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet (GemW) – op grond waarvan burgemeesters bevoegd zijn een noodverordening op grond van artikel 176 GemW af te kondigen – dat aan de burgemeesters beoordelingsruimte toekomt. Dat onderstreept de terughoudendheid waarmee de civiele rechter zijn (on-) rechtmatigheidstoetsing zal moeten uitvoeren.
5.11.
Namens de burgemeesters heeft hun advocaat ter zitting uitvoerig toegelicht welke – eigen – afweging zij hebben gemaakt bij het afkondigen van de noodverordening, waarbij is erkend dat hun beslissing om dat te doen uiteraard wel in het verlengde ligt van de beslissing van de rechtbank Limburg. De openbare orde vraagt volgens de burgemeesters dat wordt voorzien in maatregelen die ervoor zorgen dat de beslissing van de rechtbank Limburg tot het houden van een schouw in beslotenheid ook daadwerkelijk wordt nageleefd. Niet naleving hiervan zou volgens hen een ernstige inbreuk zijn op het belang van een zorgvuldige rechtspleging en daarmee een ernstige wanordelijkheid opleveren. De burgemeesters hebben de enorme maatschappelijke belangstelling voor de zaak in aanmerking genomen. Die maakt volgens hen dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat er personen zullen zijn, niet alleen journalisten, die hun best zullen doen om zoveel mogelijk van de schouw te kunnen zien. Dat de burgemeesters het noodzakelijk hebben geacht om de maatregelen te treffen, die nodig zijn om ervoor zorg te dragen dat wat de rechtbank heeft beslist wordt opgevolgd en zo nodig gehandhaafd, acht de voorzieningenrechter dan ook niet onbegrijpelijk. Voor de vrees voor (ernstige) wanordelijkheden is begrip op te brengen.
5.12.
Ook kan niet worden geconcludeerd dat de getroffen maatregelen niet voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, zoals eiseressen menen. Met hetgeen eiseressen naar voren hebben gebracht omtrent mogelijke minder verstrekkende maatregelen brengen zij feitelijk hun bezwaren tegen de beslissingen van de rechtbank Limburg naar voren. Die maatregelen moeten immers mogelijk maken dat de pers toch aanwezig kan zijn bij de schouw of opnames daarvan kan maken, hetgeen de rechtbank Limburg nu juist niet heeft toegestaan. Die beslissing is voor de burgemeesters dus een gegeven, en een drastische afsluiting van het gebied is een begrijpelijke maatregel om deze beslissing van de rechtbank adequaat te faciliteren.
5.13.
De burgemeesters hebben ook hun keuze voor (het instrument van) de noodverordening – in plaats van een ‘gewone verordening’ – toegelicht. Zij stellen dat de tijd tussen de beslissing van de rechtbank en de schouw te kort was om de reguliere route via de gemeenteraad (artikel 147 GemW) te volgen. Dit hebben eiseressen niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat deze motivering van de burgermeesters toereikend is.
5.14.
Dit een en ander leidt tot de conclusie dat ook de vorderingen jegens de burgemeesters in dit geding niet voor toewijzing vatbaar zijn.
5.15.
Het gevorderde zal dus integraal worden afgewezen. Eiseressen en [gevoegde partij] zullen, als de in het ongelijk gestelde partijen, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
wijst het gevorderde af;
6.2.
veroordeelt eiseressen en [gevoegde partij] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van enerzijds gedaagde sub 1 en anderzijds gedaagden sub 2 tot en met 4 begroot op telkens € 1.619,--, waarvan € 980,-- aan salaris advocaat en € 639,-- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2019.
ts