ECLI:NL:RBDHA:2019:8692

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2019
Publicatiedatum
23 augustus 2019
Zaaknummer
09/807186-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een minderjarige door een meerderjarige, met bewijsvoering op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 augustus 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 18-jarige verdachte die beschuldigd werd van het verkrachten van een 15-jarig meisje op 23 januari 2018 in 's-Gravenhage. De verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen van het slachtoffer, dat kwetsbaar was en niet in staat om weerstand te bieden. De rechtbank heeft camerabeelden bekeken waarop te zien is dat het slachtoffer herhaaldelijk aangeeft geen seks te willen, wat de verdachte duidelijk moet zijn geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting, ondanks de wisselende verklaringen van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/807186-18
Datum uitspraak: 27 augustus 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren op [Geboortedatum] 1999 te [Geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rijnmond – Hoogvliet Stadsgevangenis Rotterdam.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ten terechtzittingen van 1 april 2019, 21 mei 2019 (beiden pro forma) en 13 augustus 2019 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C. van den Heuvel en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. N.M. Fakiri naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 januari 2018 te 's-Gravenhage
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, te weten door
- het duwen van [Slachtoffer] tegen een muur en/of
- het zeggen "heel eventjes maar [Slachtoffer] , of je het leuk vindt of niet, ik ga
het gewoon doen" en/of
- het omlaag trekken van de broek en/of onderbroek en/of
- het vasthouden van de hand(en) en/of het omdraaien van het lichaam en/of
- het op het lichaam gaan liggen en/of
- het achter haar gaan staan,
-
[Slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [Slachtoffer] ,
te weten door zijn, verdachtes penis in de vagina van die [Slachtoffer] te
duwen/brengen;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 januari 2018 te 's-Gravenhage,
met [Slachtoffer] , geboren op 29 juni 2002, die de leeftijd van twaalf
jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[Slachtoffer] ,
te weten het duwen/brengen van zijn, verdachtes penis in de vagina van die
[Slachtoffer] ;
2.
hij op of omstreeks 23 januari 2018 te 's-Gravenhage
een telefoon (merk [Merk telefoon] ), in elk geval enig goed, dat geheel
of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [Slachtoffer] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Op 23 januari 2018 hebben tussen de verdachte (destijds 18 jaar oud) en [Slachtoffer] (destijds 15 jaar oud) in een portiek waar vier woningen op uit komen, seksuele handelingen plaatsgevonden. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte tegen de wil van [Slachtoffer] seksueel bij haar is binnengedrongen, dan wel of hij zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met iemand van beneden de zestien jaar. Daarnaast dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de verdachte bij voornoemde gelegenheid de telefoon van [Slachtoffer] heeft gestolen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – op gronden zoals weergegeven in zijn pleitnota – vrijspraak bepleit van feit 1 primair en feit 2 omdat niet voldaan wordt aan de bewijsminima. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van aangeefster onbetrouwbaar zijn en niet voor het bewijs gebezigd kunnen worden.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet voldaan is aan de kwalificatie van artikel 245 Sr en heeft verzocht de verdachte van dit feit vrij te spreken.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Ten aanzien van feit 1
Op 24 januari 2018 werd wijkagent [Naam] telefonisch benaderd door een wijkbewoner, wonende op de [Adres] te Den Haag, die verklaarde camerabeelden in zijn bezit te hebben waarop op 23 januari 2018 seksueel contact tussen een jongen en een meisje te zien was. [2]
De verdachte heeft erkend dat hij de jongeman is die samen met [Slachtoffer] (hierna: [Slachtoffer] of [Slachtoffer] ) op die beelden te zien is. Hij heeft verklaard dat hij met haar had afgesproken om met haar te praten. In het portiek heeft hij geprobeerd seks met haar te hebben en dat was niet tegen haar wil. Hij had er last van dat zij zich in een portiek bevonden, dat [Slachtoffer] haar hondje bij zich had en dat zij gedurende de handelingen veelvuldig met haar mobiele telefoon bezig was. Als gevolg daarvan zou hij hem niet omhoog hebben gekregen en is de penetratie niet gelukt. [3]
De camerabeelden zijn ter zitting bekeken. Daarop is het volgende te zien.
De verdachte en [Slachtoffer] staan halverwege een trap naar het halletje van het portiek. [Slachtoffer] staat een tree hoger. De verdachte heeft beide handen tussen/op de broeksband bij de billen van [Slachtoffer] . Hij beweegt zijn handen naar beneden naar haar billen. [Slachtoffer] gaat op de bovenste tree van de trap zitten. Zij duwt het hoofd van de verdachte weg en schudt een paar keer met haar hoofd heen en weer. De verdachte buigt zich over haar heen. [Slachtoffer] plaatst haar linkerhand tegen zijn borst. De verdachte probeert haar broek naar beneden te duwen. Hij tilt haar omhoog zodat zij weer op haar benen staat en trekt de broek en onderbroek naar beneden. De broek en onderbroek van [Slachtoffer] zitten op haar bovenbenen. Haar blote billen zijn zichtbaar. Zij gaat weer zitten op de bovenste tree van de trap. De verdachte gaat naast haar zitten en slaat een arm om haar nek. De verdachte rolt [Slachtoffer] op haar buik. Hij gaat op haar liggen, met zijn buik op haar rug. Hij gaat met zijn hand tussen hem en [Slachtoffer] ter hoogte van zijn kruis. [Slachtoffer] kijkt naar achteren en schudt haar hooft heen en weer. De verdachte gaat staan en gaat weer met zijn hand naar zijn kruis; hij doet zijn jas omhoog en zijn broek iets naar beneden. Hij gaat weer op [Slachtoffer] liggen. Vervolgens helpt hij haar te gaan staan. [Slachtoffer] probeert haar broek op te trekken. Zij komt met haar hoofd naar de muur te staan en de verdachte gaat achter haar staan. Hij gaat weer met zijn hand naar zijn kruis en gaat door zijn knieën. Hij gaat tegen [Slachtoffer] aan staan en beweegt zijn hand in de richting van de billen van [Slachtoffer] . Vervolgens plaatst de verdachte zijn handen op haar heupen. Hij gaat met zijn heupen heen en weer in de richting van de billen van [Slachtoffer] . Zij staat op haar tenen. De verdachte gaat steeds sneller heen en weer met zijn heupen tegen [Slachtoffer] aan. Plotseling stopt hij met de heen en weer gaande beweging en stapt hij naar achteren. De verdachte stopt zijn penis in zijn broek en loopt naar beneden de trap af. [Slachtoffer] trekt haar broek weer op. [4]
De rechtbank stelt op basis van de camerabeelden vast dat [Slachtoffer] met haar hoofd heen en weer schudt op het moment dat zij met de verdachte op de trap zit. Ook duwt zij met haar hand tegen de borst van verdachte als hij zich in haar richting voorover buigt. Even later, als zij op haar buik op de grond ligt, kijkt zij naar achteren en schudt zij weer haar hoofd heen en weer. Vervolgens, vlak voordat de verdachte achter haar gaat staan, probeert zij haar broek weer omhoog te trekken.
Uit het dossier blijkt dat [Slachtoffer] zelf meerdere verklaringen heeft afgelegd.
In eerste instantie heeft zij alleen maar aangifte gedaan van diefstal van haar telefoon. Geconfronteerd met de camerabeelden heeft zij vervolgens verklaard dat zij seks met de verdachte heeft gehad en dat dat tegen haar wil was. Zij heeft toen – zakelijk weergegeven – verklaard dat zij met hem had afgesproken omdat ze met hem wilde praten. In het portiek trok hij haar broek naar beneden. Ze heeft toen nee geschreeuwd. Ze heeft geprobeerd haar broek weer dicht te doen en duwde hem van haar af maar toen ging hij op haar liggen. Toen is ze opgestaan en probeerde haar broek zo snel mogelijk dicht te doen maar toen duwde hij haar tegen het muurtje. Hij zei: “ik wil gewoon heel eventjes, [Slachtoffer] . Of je het leuk vindt of niet ik ga het gewoon doen”. Hij stond achter haar en stopte zijn lul in haar vagina. Op dat moment dacht ze bij zichzelf in haar eigen hoofd gewoon: ik wil dit niet, ik wil dit niet. Maar wat moet ik doen. [5]
Op 10 januari 2019 – de verdachte zat toen al vast – heeft ze via WhatsApp aan zijn raadsman bericht – zakelijk weergegeven – dat de aangifte niet klopt, dat ze geen nee heeft geschreeuwd, dat ze onder druk stond van haar moeder en de politie, dat de verdachte tegen haar aan geschuurd heeft, niet in haar is geweest en dat ze van hem houdt.
In ongedateerde berichten gericht aan de officier van justitie – waarvan niet gebleken is dat die ook door het Openbaar Ministerie zijn ontvangen – geeft ze aan dat ze wel nee heeft gezegd maar daarbij lachte, dat er verder niet veel aan de hand was want de verdachte heeft alleen tegen haar aan geschuurd en dat zij haar aangifte graag wil intrekken. [6]
Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris op 1 augustus 2019 heeft zij verklaard dat de seks tegen haar wil was. De verdachte stond voor haar neus op de trap, met zijn armen wijd gespreid met zijn handen op de leuning. Hij gaf haar een kusje op haar wang en zij liet dit toe. Zij zoende hem. De verdachte knuffelde haar daarna en zei: “kom eventjes”. Zij zei: “nee, dat wil ik niet”. Zij weet wat de verdachte bedoelt als hij zegt “kom eventjes”. Hij wil dan seks hebben. (…) De verdachte ging over haar heen hangen en zij duwde hem weg en riep best hard: “ik wil dit niet”. Zij heeft meerdere keren heel hard geroepen dat ze het niet wilde, maar niemand hoorde haar. De verdachte zei: “Alsjeblieft, kom [Slachtoffer] , het is zo gebeurd”. Zij zei daarop: “Nee, ik kom hiernaartoe om met jou te praten, ik wil geen seks. Nee is nee [Verdachte] .” Als ik dat niet wil, wil ik dat niet. Zij duwde hem van haar af, stond op en draaide zich om. De verdachte duwde haar tegen de muur aan. (…) Zij kon zich niet verweren, hij was groot en niemand kon haar helpen, aldus [Slachtoffer] . De verdachte had een sportbroek aan en deed deze samen met zijn boxer naar beneden en haalde zijn lul eruit. (…) De verdachte trok haar string tot aan de helft van haar kont naar beneden. (…) De verdachte stond een beetje gebukt zodat hij bij haar erin kon. [Slachtoffer] zei weer dat zij het niet wilde. Ze zei: “nee”. Uiteindelijk heeft zij seks met hem gehad in het portiek. (…) De verdachte heeft zijn lul in haar kut geduwd. Hij maakte bewegingen en ging in haar. [Slachtoffer] wilde dit echt niet. Zij riep niet zo maar “nee, nee”. [7]
Uit het voorgaande volgt dat [Slachtoffer] wisselend heeft verklaard. Dat maakt echter niet dat haar verklaring dat sprake is geweest van seks tegen haar wil onbetrouwbaar zou zijn. Veeleer blijkt hieruit hoe beïnvloedbaar en kwetsbaar zij is juist voor de persoon van de verdachte. Op haar 13e had zij al een seksuele relatie met hem en zij had nog steeds een zwak voor hem. Zij heeft verder verklaard dat zij door een nicht van de verdachte is overgehaald om de WhatsApp-berichten te schrijven omdat het zo zielig was voor de verdachte en omdat hij gezegd zou hebben dat hij zich met haar wilde verloven en het met haar wilde goedmaken. [8] De rechtbank gaat daarom voorbij aan hetgeen zij in deze WhatsApp-berichten heeft verklaard.
Haar verklaring dat wel degelijk sprake is geweest van onvrijwillige seks wordt daarnaast in voldoende mate ondersteund door de hiervoor al besproken camerabeelden en hetgeen de rechtbank daarop heeft waargenomen: het wegduwen van het hoofd van de verdachte, het herhaaldelijk nee schudden door [Slachtoffer] , het met haar hand tegen de borst van verdachte duwen en de omstandigheid dat zij (nog voorafgaand aan de penetratie) probeert haar broek weer omhoog te trekken. Gelet op dit alles en mede gezien zijn uitlating “Of je het leuk vindt of niet ik ga het gewoon doen” is dit ook aan de verdachte duidelijk geweest.
Uit de camerabeelden blijkt verder naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk dat er sprake is geweest van penetratie, zoals [Slachtoffer] heeft verklaard. De verdachte verricht namelijk handelingen die erop duiden dat hij zijn penis met zijn hand bij haar naar binnen duwt en maakt vervolgens gedurende enige tijd ‘neukbewegingen’ met zijn onderlichaam tegen haar onderlichaam. Dat het verdachte uiteindelijk niet zou zijn gelukt om klaar te komen, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, is hierbij niet relevant.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte schuldig is aan de onder 1 primair ten laste gelegde verkrachting van [Slachtoffer] .
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt vast dat met betrekking tot de diefstal van de telefoon van [Slachtoffer] onvoldoende bewijs in het dossier te vinden is. Het dossier bevat alleen de aangifte van [Slachtoffer] . Andere bewijsmiddelen die haar verklaring ondersteunen zijn niet voorhanden. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van deze diefstal.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 23 januari 2018 te ’s-Gravenhage door geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- het duwen van [Slachtoffer] tegen een muur en
- het zeggen "heel eventjes maar [Slachtoffer] , of je het leuk vindt of niet, ik ga het gewoon doen" en
- het omlaag trekken van de broek en onderbroek en
- het omdraaien van het lichaam en
- het op het lichaam gaan liggen en
- het achter haar gaan staan,
[Slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [Slachtoffer] , te weten door zijn, verdachtes penis in de vagina van die [Slachtoffer] te duwen/ brengen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een behandelverplichting en begeleid wonen.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte een vrijheidsbeperkende
maatregel ex artikel 38v, tweede lid, sub a en b van het Wetboek van Strafrecht op te leggen voor de duur van 2 jaar in de vorm van een contactverbod met [Slachtoffer] , geboren op 29 juni 2002 en een locatieverbod voor de [Adres] , en daarbij te bepalen dat bij overtreding van deze maatregel telkens hechtenis van 2 weken zal worden toegepast, met dien verstande dat de totale duur van de tenuitvoergelegde vervangende hechtenis maximaal 6 maanden is.
De officier van justitie heeft verzocht de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden, het toezicht en de vrijheidsbeperkende maatregel te gelasten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, in geval van een bewezenverklaring, te volstaan met een
gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. De raadsman heeft aangevoerd dat als deze zaak was meegenomen bij andere zaken waar hij na 23 januari 2018 voor is veroordeeld, de verdachte zijn straf al had uitgezeten en zijn leven al weer op orde had gehad.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van de destijds vijftienjarige [Slachtoffer] . Hij heeft zijn wil aan het slachtoffer opgelegd en op geen enkele wijze rekening gehouden met wat zij wel of niet wilde. De verdachte heeft zijn eigen lustgevoelens laten prevaleren boven het belang van [Slachtoffer] . Hierdoor heeft de verdachte niet alleen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [Slachtoffer] , ook heeft hij misbruik gemaakt van het vertrouwen van een kwetsbaar meisje van wie hij wist dat zij aan hem geen weerstand kon bieden. Uit de toelichting op haar vordering als benadeelde partij blijkt dat [Slachtoffer] nog steeds kampt met de gevolgen.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van de verdachte van 17 juli 2019. Daaruit volgt dat de verdachte verklaarde herhaaldelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, onder meer tot onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen. De veroordelingen hebben de verdachte er niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te begaan. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Bij de bepaling van de hierna te noemen straf heeft de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte op 25 oktober 2018, 20 augustus 2018 en 20 juni 2018 is veroordeeld wegens strafbare feiten en op 14 augustus 2018 een strafbeschikking heeft gekregen, en nu opnieuw wordt schuldig verklaard aan een feit dat vóór die data werd gepleegd.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugd-bescherming en Reclassering Rotterdam van 6 augustus 2019, opgemaakt door [Naam] . De reclassering concludeert dat sinds 2015 vanuit de jeugdreclassering is geprobeerd de verdachte te begeleiden, maar dat dit lijkt geen resultaat te hebben. Er lijkt sprake van een zorgelijke antisociale ontwikkeling in de persoonlijkheid van de verdachte. De kans op recidive, letselschade en onttrekking aan voorwaarden wordt door de reclassering hoog ingeschat. Omdat de reclassering het onwenselijk acht dat de verdachte zonder verdere begeleiding, behandeling en toezicht uit detentie komt, adviseert zij een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling door het FACT-team van Fivoor, begeleid wonen of maatschappelijke opvang bij Stichting Exodus en ten aanzien van [Slachtoffer] een contactverbod en een locatieverbod (met politietoezicht).
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte.
Bij de bepaling van de zwaarte van de strafoplegging houdt de rechtbank ten slotte rekening met de straffen die in soortgelijke zaken doorgaans worden opgelegd.
Alles overwegende acht de rechtbank, ondanks het feit dat zij minder bewezen zal verklaren dan door de officier van justitie is gevorderd, de door de officier van justitie geëiste deels voorwaardelijke gevangenisstraf, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, behandelverplichting en begeleid wonen, passend en geboden.
Voorts zal de rechtbank, gelet op de ernst van het gedrag van de verdachte en de omstandigheid dat de daaraan ten grondslag liggende problemen nog niet lijken te zijn opgelost, ter beveiliging van de maatschappij en het voorkomen van strafbare feiten aan de verdachte ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht een contactverbod met [Slachtoffer] en een locatieverbod voor een straal van 200 meter van haar woonadres voor de duur van twee jaren opleggen, op straffe van hechtenis voor de duur van twee weken bij elke overtreding van deze maatregel. De rechtbank ziet aanleiding om te beslissen dat dit verbod dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard, aangezien voldaan is aan het criterium van artikel 38v, vierde lid van het Wetboek van Strafrecht dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend jegens haar zal gedragen.
Nu sprake is van een veroordeling voor een misdrijf waarbij de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon is geschonden en er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zal zij bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14d Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[Slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.200,00.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 2.200,00, subsidiair 32 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren omdat deze niet voldoende is onderbouwd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de materiële schade (telefoon [Merk telefoon] ), de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de immateriële schade, is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 2.000,00.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 23 januari 2018, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte voor het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 23 januari 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening,
ten behoeve van de benadeelde partij.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 38v, 38w, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
verkrachting;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
18(
achttien)
maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6(
zes)
maanden,
niet zal worden tenuitvoergelegdonder de voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op
3(
drie)jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Fivoor Reclassering, [Adres] te Den Haag, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende proeftijd onder behandeling stelt van het FACT-team van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn problematiek, waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
- gedurende de proeftijd verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Stichting Exodus of een soortgelijke instelling, en zich houdt aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
geeft opdracht aan het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het - op grond van artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht - uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
legt voorts op de
maatregeldat de veroordeelde voor de duur van
2 (twee) jarenop geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met
[Slachtoffer], geboren op 29 juni 2002, en zich niet zal bevinden binnen een straal van 200 meter van haar woning aan de [Adres] ;
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
2 (twee) wekenvoor iedere keer dat niet aan deze maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 (zes) maanden;
stelt vast dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [Slachtoffer] , een bedrag van € 2.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 23 januari 2018 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 2.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 23 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [Slachtoffer] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 32 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mr. N.S.M. Lubbe, rechter,
mr. A.P. Sno, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.A.F. Tromp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 augustus 2019.
Mr. Lubbe is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [Nummer] , van de politie eenheid Den Haag, DRR/Team Zeden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 119).
2.Proces-verbaal van relaas, blz. 1, en proces-verbaal van bevindingen, blz. 63.
3.Proces-verbaal van het verhandelde ter terechtzitting van 13 augustus 2019 voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte op dit punt.
4.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 66; de eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 13 augustus 2019.
5.Proces-verbaal van verhoor, blz. 45-47
6.Schriftelijke stukken als bijlage gevoegd achter de fax van de raadsman van 9 maart 2019 (verzoek ex art 182 Sv)
7.Proces-verbaal van verhoor van getuige [Slachtoffer] bij de rechter-commissaris op 1 augustus 2019, nrs 30, 31, 32.
8.Proces-verbaal van verhoor van getuige [Slachtoffer] bij de rechter-commissaris op 1 augustus 2019, nrs 13 en 37.