ECLI:NL:RBDHA:2019:8648
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluit tot intrekking verblijfsvergunning en inreisverbod; beoordeling proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juni 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de intrekking van een verblijfsvergunning en de oplegging van een inreisverbod aan eiser. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De rechtbank had in eerdere uitspraken al geoordeeld over de rechtmatigheid van de besluiten van de staatssecretaris. In de onderhavige uitspraak werd de vraag behandeld of de proceskosten in bezwaar door de staatssecretaris vergoed dienden te worden. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een onrechtmatig besluit, ondanks de eerdere uitspraak waarin de staatssecretaris was opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris op goede gronden had besloten om de proceskosten in bezwaar niet te vergoeden. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling in beroep. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.