ECLI:NL:RBDHA:2019:8647
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking van beroep in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 8 juli 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een verzoek om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Eiseres, vertegenwoordigd door haar moeder, had eerder een aanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard, heeft eiseres verzet aangetekend. Dit verzet werd gegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak verviel. Vervolgens heeft de staatssecretaris op 9 april 2019 een tweede aanvraag ingewilligd, waarna eiseres haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen, omdat de staatssecretaris niet aan eiseres was tegemoetgekomen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van het verzoek om proceskostenveroordeling terecht was, aangezien de staatssecretaris geen onrechtmatigheid van het oorspronkelijke besluit had erkend. De rechtbank heeft de zaak in het openbaar behandeld, waarbij eiseres niet aanwezig was, maar de staatssecretaris vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.