ECLI:NL:RBDHA:2019:8639

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 augustus 2019
Publicatiedatum
22 augustus 2019
Zaaknummer
NL19.17409
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van niet-ontvankelijkheid en gebrek aan nieuwe elementen

In de zaak tussen eiser, een Iraanse nationaliteit houder, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de rechtbank Den Haag op 19 augustus 2019 uitspraak gedaan. Eiser had een asielaanvraag ingediend op 14 december 2018, na eerdere afwijzingen van zijn aanvragen in 2015 en 2017. De staatssecretaris verklaarde de aanvraag niet-ontvankelijk op basis van artikel 30a van de Vreemdelingenwet, omdat het overgelegde rapport over de mode-industrie niet als nieuw gebleken element werd beschouwd. Eiser voerde aan dat beoefenaren van creatieve beroepen als risicogroep moeten worden gezien en dat hij een persoonlijke getuigenis wilde indienen over de verdieping van zijn geloof. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet hoefde te wachten op deze getuigenis en dat eiser zijn aanvraag kennelijk incompleet had ingediend. De rechtbank concludeerde dat er geen nieuwe elementen waren die de eerdere afwijzing konden onderbouwen en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser heeft de mogelijkheid om een nieuwe, complete aanvraag in te dienen. De uitspraak werd gedaan door mr. G.P. Kleijn, met mr. R. Kroon - Overdijk als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.17409

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 augustus 2019 in de zaak tussen

[EISER], eiser

(gemachtigde: mr. J.C. van Zundert),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Oba).

ProcesverloopBij besluit van 25 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.17410, plaatsgevonden op 13 augustus 2019. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1980 en heeft de Iraanse nationaliteit. Op 6 december 2015 heeft eiser een asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is afgewezen en het daartegen ingestelde beroep is gegrond verklaard waarbij het besluit is vernietigd. Op 22 juni 2017 is eisers asielaanvraag wederom afgewezen. Het daartegen ingestelde beroep en hoger beroep is ongegrond verklaard. Het besluit van 22 juni 2017 staat daarmee in rechte vast.
2. Op 14 december heeft eiser via het kennisgevingsformulier M35-O onderhavige asielaanvraag ingediend. Eiser heeft aan de aanvraag het door hem overgelegde rapport “Crushing Creativity: Iran’s Hardliners Crackdown on the Fashion Industry” van het Center for Human Rights in Iran ten grondslag gelegd.
3. Verweerder heeft de aanvraag op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d van de Vreemdelingenwet (Vw) niet-ontvankelijk verklaard nu het overgelegde rapport niet kan worden aangemerkt als nieuw gebleken element of bevinding dat aanleiding geeft tot een ander oordeel dan verwoord in het reeds eerder genomen besluit.
4. Eiser kan zich met deze beslissing niet verenigen en voert – samengevat weergegeven – het volgende aan. Beoefenaren van creatieve beroepen dienen als risicogroep te worden beschouwd. In de eerste procedure zijn een aantal feiten ongeloofwaardig bevonden die vanuit de kennis van creatieve beroepen als risicogroep meer waarschijnlijk en geloofwaardig kunnen worden.
Eiser heeft bovendien verzocht om uitstel van de beslissing zodat hij een persoonlijke getuigenis kon schrijven waaruit onder meer de verdieping van zijn christelijk geloof blijkt. Het niet verlenen van dit uitstel acht eiser onredelijk omdat de verdieping van het geloof voortborduurt op hetgeen in de vorige procedure aan de orde is geweest en onlosmakelijk met het asielrelaas is verbonden en verweerder bovendien maandenlang niets heeft ondernomen om vervolgens plotseling de herhaalde aanvraag in behandeling te nemen zonder eiser te horen.
De persoonlijke getuigenis van eiser is inmiddels overgelegd. Deze moet nog worden vertaald, maar zijn geloofsverdieping kan niet worden getoetst zonder hem in persoon te hebben gehoord.
Eiser verzoekt daarom het beroep gegrond te verklaren of de behandeling aan te houden totdat het gecombineerd kan worden behandeld met de beslissing van verweerder op het asielverzoek betreffende de verdieping van het geloof.
5. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen bij eisers asielaanvraag. Verweerder heeft in dat kader kunnen overwegen dat het door eiser overgelegde rapport betrekking heeft op problemen van personen in de mode-industrie, terwijl in een eerdere asielprocedure eisers problemen vanwege zijn werk als kledingontwerper ongeloofwaardig zijn geacht. Daarbij is van belang dat het besluit in deze eerdere procedure inmiddels in rechte vaststaat. Bovendien heeft verweerder ten aanzien van de bij de zienswijze overgelegde publicatie van het Center for Human Rights dat ziet op de gevangenisstraf voor een Iraanse cineast kunnen overwegen dat van enige relevantie voor eisers aanvraag niet is gebleken. De enkele stelling dat creatieve beroepen als een risicogroep dienen te worden beschouwd, leidt niet tot een ander oordeel nu deze stelling op geen enkele wijze nader onderbouwd is.
6.2
De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder het indienen van eisers persoonlijke getuigenis aangaande de verdieping van zijn geloof niet heeft hoeven af te wachten alvorens een beslissing op de herhaalde asielaanvraag te nemen. Verweerder heeft in dat kader kunnen tegenwerpen dat eiser zijn herhaalde aanvraag kennelijk heeft ingediend voordat deze compleet was. Niet valt in te zien waarom eiser de aanvraag al ingediend heeft terwijl hij kennelijk voornemens was om ook de verdieping van zijn geloof als nieuw element aan te voeren en in dat kader een persoonlijke getuigenis op papier heeft willen zetten. Bovendien heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat de aanvraag op 14 december 2018 is ingediend en eiser aldus ruimschoots de tijd heeft gehad zijn getuigenis op papier te zetten, nu het bestreden besluit van 25 juli 2019 dateert. Deze omstandigheid dient voor risico van eiser te komen. Eisers standpunt dat het niet verlenen van uitstel onredelijk is, leidt gelet op het voorgaande niet tot een ander oordeel. Bovendien staat het eiser vrij een nieuwe – complete – aanvraag in te dienen. De in beroep ingediende – onvertaalde – getuigenis van eiser zal de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, buiten beschouwing laten.
7. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder de aanvraag niet-ontvankelijk heeft kunnen verklaren. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroon - Overdijk, griffier.
griffier rechter
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:

RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.