ECLI:NL:RBDHA:2019:8613
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Venezolaanse eisers op grond van ongeloofwaardige verklaringen en onvoldoende onderbouwing van vrees voor vervolging in Libanon
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 augustus 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van Venezolaanse eisers. De eisers, bestaande uit twee broers en een echtpaar met een minderjarig kind, hebben asiel aangevraagd in Nederland, maar hun aanvragen zijn door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de asielaanvragen beoordeeld, waarbij de eisers onder andere hebben aangevoerd dat zij in Venezuela zijn bedreigd en dat zij problemen hebben ondervonden in Libanon.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eisers geloofwaardig zijn, evenals de overval op hun woning in Venezuela. Echter, de rechtbank heeft de aangifte bij de politie, de telefonische bedreiging en de problemen in Libanon ongeloofwaardig geacht. De rechtbank oordeelt dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun vrees voor vervolging in Libanon en dat hun verklaringen inconsistent zijn met openbare bronnen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de aanvragen van de eisers terecht zijn afgewezen als kennelijk ongegrond, en het beroep is ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.