ECLI:NL:RBDHA:2019:8610

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2019
Publicatiedatum
22 augustus 2019
Zaaknummer
AWB 19/4137
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de weigering van een visum voor kort verblijf en ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak heeft eiser, woonachtig in Marokko, een visum aangevraagd om zijn familie in Nederland te bezoeken. De minister van Buitenlandse Zaken heeft deze aanvraag afgewezen en het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing kennelijk ongegrond verklaard in een besluit van 24 april 2019. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld en moest eerst beoordelen of het beroep tijdig was ingediend. De wettelijke termijn voor het indienen van beroep is vier weken, en eiser had zijn beroep op 20 mei 2019 op de post gedaan, maar het was pas op 27 mei 2019 ontvangen. De rechtbank oordeelde dat het beroep toch tijdig was, ondanks dat het niet met Post NL was verzonden, omdat de Europese rechter had geoordeeld dat het niet toegestaan is om zonder goede reden één postdienst aan te wijzen voor het indienen van beroepen.

Eiser had de gronden van het beroep in het Duits opgesteld, maar de rechtbank moest beoordelen of deze gronden ook in het Nederlands begrepen konden worden. Eiser stelde dat hij op uitnodiging van zijn neef naar Nederland wilde komen en dat hij op tijd zou terugkeren naar Marokko. De minister had echter in zijn besluit aangegeven dat er onvoldoende bewijs was dat de neef daadwerkelijk de neef van eiser was en dat eiser onvoldoende binding met Marokko had aangetoond. De rechtbank concludeerde dat de minister het goed had gedaan en dat het beroep kennelijk ongegrond was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg en de minister niet verplicht was om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 22 augustus 2019.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/4137
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser,
en
de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder.

Wat er is gebeurd:

In het besluit van 24 april 2019 heeft de minister het bezwaar van eiser tegen de weigering van een visum kennelijk ongegrond verklaard.
Eiser heeft bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het besluit van 24 april 2019.
De rechtbank doet uitspraak zonder eerst een zitting te houden [1] .

Wat er in het dossier staat:

1. Eiser woont in Marokko. Hij heeft een visum aangevraagd. Eiser zegt dat hij een visum wil om zijn familie in Nederland te bezoeken. Referent is [naam2]: hij zegt dat hij de neef is van eiser en dat eiser bij hem mag logeren zolang hij in Nederland is.
2. In het besluit van 28 januari 2019 heeft de minister deze aanvraag afgewezen. Volgens de minister is niet aangetoond waarom eiser naar Nederland wil komen. Ook vindt de minister dat niet is aangetoond dat eiser op tijd weer terug zal gaan naar Marokko [2] .
3. Eiser heeft daar bezwaar tegen gemaakt. In het besluit van 24 april 2019 heeft de minister dit kennelijk ongegrond verklaard. Dat betekent dat de minister nog steeds geen visum aan eiser wil geven. Nu vraagt eiser aan de rechtbank om te oordelen dat hij toch een visum moet krijgen.

Wat de rechtbank vindt:

4. De rechtbank moet altijd eerst bekijken of een beroep op tijd is. In de wet staat dat een beroep bij de rechtbank binnen een termijn van vier weken ontvangen moet zijn [3] . Dit is een belangrijke regel. Als het onbeperkt mogelijk zou blijven om beroep in te stellen, zouden besluiten namelijk nooit definitief worden. Dat zou leiden tot teveel onzekerheid.
5. In de wet staat ook dat een beroep nog op tijd is als het vóór het einde van de termijn op de post is gedaan en binnen een week na het einde van de termijn is ontvangen [4] . In deze zaak is dit gebeurd. De termijn liep tot en met 22 mei 2019. Het beroep is ontvangen op 27 mei 2019. Uit de sticker op de enveloppe blijkt echter dat het beroep op 20 mei 2019 op de post is gedaan.
6. De rechtbank moet niet alleen de wet toepassen, maar ook de uitspraken van hogere rechtbanken. In Nederland is de hoogste rechtbank die oordeelt over verblijfsvergunningen de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Die heeft geoordeeld dat een beroep alleen op tijd op de post kan zijn gedaan als het is verzonden met Post NL [5] . Het beroep van eiser is niet verzonden met Post NL. Toch vindt de rechtbank dat het beroep van eiser op tijd is. Dat komt omdat de rechtbank voorrang moet geven aan uitspraken van de Europese rechter. Die heeft recent geoordeeld dat het niet is toegestaan om zonder goede reden één postdienst aan te wijzen waarmee beroepen op tijd kunnen worden ingediend [6] . De rechtbank zal de zaak daarom verder behandelen.
7. Eiser heeft de gronden van het beroep in de Duitse taal opgesteld. De rechtbank heeft aan eiser gevraagd om de gronden van het beroep ook in de Nederlandse taal op te sturen. Eiser heeft daar niet op gereageerd. De rechtbank moet toch bekijken of hij de gronden van het beroep in de Duitse taal kan begrijpen [7] . Als de rechtbank het goed begrijpt, voert eiser het volgende aan. Eiser stelt dat hij op uitnodiging van zijn neef enkele maanden naar Nederland wil komen voor familiebezoek. Eiser stelt dat hij zeker op tijd zal terugkeren naar Marokko. Ook stelt eiser dat hij alle benodigde documenten bij de aanvraag heeft ingeleverd.
8. De minister heeft in het besluit van 24 april 2019 uitgelegd dat niet met bewijsstukken is onderbouwd dat referent wel echt de neef is van eiser. Ook heeft de minister uitgelegd dat er te weinig bewijsstukken zijn waaruit blijkt dat eiser een sociale en economische binding heeft met Marokko. Daardoor is volgens de minister niet aangetoond dat eiser op tijd terug zal gaan naar Marokko. De rechtbank vindt dat uit de gronden van het beroep niet blijkt dat de minister het niet goed heeft gedaan.

Conclusie

9. Het beroep is kennelijk ongegrond. Dat betekent dat de rechtbank eiser geen gelijk geeft. Daarom hoeft de minister de kosten die eiser heeft gemaakt voor deze procedure niet te vergoeden.
10. Op de volgende bladzijde staat het oordeel van de rechtbank nog een keer. Ook staat daar wat u kunt doen als u het niet eens bent met deze uitspraak.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Als u het niet eens bent met deze uitspraak…
…kunt u binnen zes weken na verzending verzet doen bij deze rechtbank (Rechtbank Den Haag, Zittingsplaats Middelburg, Postbus 400, 4330 AK Middelburg). Daarbij kunt u aangeven dat u wilt worden gehoord.

Voetnoten

1.Dit mag op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Deze redenen om een visum te weigeren staan in artikel 32 van de Verordening (EG) Nr. 810/2009.
3.Dit staat in artikel 69, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
4.Dit staat in artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
5.Dit staat in heel veel uitspraken. Een voorbeeld is de uitspraak van 25 januari 2017 met kenmerk ECLI:NL:RVS:2017:157 (rechtsoverweging 4.4).
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 27 maart 2019 (
7.Dat staat in artikel 6:5, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.