ECLI:NL:RBDHA:2019:8605
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van niet-geloofwaardige identiteit en nationaliteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 augustus 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Zimbabwaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de identiteit en nationaliteit van de eiser niet geloofwaardig werden geacht. Eiser had op 26 september 2018 zijn aanvraag ingediend en stelde dat hij homoseksueel is en in Zimbabwe problemen heeft ondervonden vanwege zijn geaardheid.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser met een Zuid-Afrikaans paspoort naar Nederland is gereisd, maar dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de Zimbabwaanse nationaliteit heeft. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser over zijn identiteit en nationaliteit niet geloofwaardig waren en dat verweerder terecht de aanvraag had afgewezen. Eiser had geen overtuigend bewijs geleverd dat zijn Zuid-Afrikaanse paspoort frauduleus was verkregen, en de rechtbank vond dat de Koninklijke Marechaussee (Kmar) op basis van hun deskundigenoordeel mocht uitgaan van de echtheid van het paspoort.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet verplicht was om de door eiser overgelegde Zimbabwaanse documenten verder te onderzoeken, omdat zelfs als deze authentiek zouden zijn, dit niet zou afdoen aan de vaststelling dat eiser niet de Zimbabwaanse nationaliteit had. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter G.P. Kleijn, in aanwezigheid van griffier J.C. de Grauw, en is openbaar gemaakt op 19 augustus 2019.