ECLI:NL:RBDHA:2019:8604
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse vreemdeling op grond van veilig land van herkomst en medische problemen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 augustus 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Algerijnse vreemdeling, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, met als argument dat Algerije als veilig land van herkomst wordt beschouwd. Eiser had aangevoerd dat hij om economische redenen zijn land had verlaten en dat hij medische problemen had, waaronder tuberculose, die niet adequaat behandeld konden worden in Algerije. Tijdens de zitting op 7 augustus 2019 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank overwoog dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij medische behandeling nodig had die in Algerije niet beschikbaar zou zijn. Eiser had weliswaar gesteld dat hij tuberculose had, maar had dit niet voldoende onderbouwd. De rechtbank oordeelde dat het aan eiser was om zijn medische problemen te bewijzen en dat verweerder niet verplicht was om nader onderzoek te doen. De rechtbank concludeerde dat Algerije als veilig land van herkomst kon worden aangemerkt en dat er geen reëel risico op ernstige schade voor eiser bestond. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de asielaanvraag en het opgelegde inreisverbod van twee jaar.
De uitspraak werd gedaan door rechter G.P. Kleijn, in aanwezigheid van griffier J.C. de Grauw. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.