ECLI:NL:RBDHA:2019:8602
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Zuid-Afrikaanse eiser met betrekking tot bedreigingen door bendes
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 augustus 2019 uitspraak gedaan in het beroep van een Zuid-Afrikaanse eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De eiser, geboren in 1976, heeft zijn aanvraag ingediend op 6 juni 2019, na te zijn bedreigd en beschoten door bendes in Zuid-Afrika. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, met als argument dat de problemen van de eiser niet zwaarwegend genoeg zijn om hem als vluchteling te kwalificeren. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Zuid-Afrika een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank oordeelt dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat zijn problemen specifiek op hem gericht zijn en dat hij niet heeft aangetoond dat hij geen bescherming kan inroepen van de Zuid-Afrikaanse autoriteiten. De rechtbank heeft ook overwogen dat de eiser niet heeft aangetoond dat de Zuid-Afrikaanse autoriteiten niet in staat zijn om hem te beschermen tegen de bedreigingen die hij heeft ervaren. De rechtbank heeft de beslissing van de staatssecretaris om een inreisverbod op te leggen voor twee jaar bevestigd, en het beroep van de eiser ongegrond verklaard.