ECLI:NL:RBDHA:2019:8584

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 augustus 2019
Publicatiedatum
21 augustus 2019
Zaaknummer
C/09/576117 / FA RK 19-4858
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van minderjarige kinderen naar nieuwe woonplaats

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 augustus 2019 een beschikking gegeven inzake het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met haar twee minderjarige kinderen naar Ochten. De moeder heeft de kinderen voorbereid op de verhuizing en uit kindgesprekken blijkt dat de kinderen zich verheugen op de verhuizing en daar vertrouwd zijn. De rechtbank oordeelt dat er een onomkeerbare situatie is ontstaan, waardoor toewijzing van het verzoek in het belang van de kinderen is. De vader verzet zich tegen de verhuizing en stelt dat dit niet in het belang van de kinderen is, omdat zij hun vertrouwde omgeving en contact met hem zouden verliezen. De rechtbank overweegt dat de huidige zorgregeling veel onrust veroorzaakt en dat de moeder, door de verhuizing feitelijk al in gang te zetten, de kinderen in een moeilijke positie heeft gebracht. De rechtbank concludeert dat de verhuizing naar Ochten in het belang van de kinderen is en verleent de moeder toestemming om te verhuizen. Tevens wordt een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen bij de vader zullen zijn op bepaalde momenten. De proceskosten worden gecompenseerd en overige verzoeken van de vader worden afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 19-4858
Zaaknummer: C/09/576117
Datum beschikking: 21 augustus 2019

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 26 juni 2019 ingekomen verzoek van:

[X]

de moeder,
(nu) wonende te [woonplaats moeder] ,
advocaat: mr. J.P.J. Botterblom te Nijkerk.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y]

de vader,
wonende te [woonplaats vader] ,
advocaat: mr. R. van Venetiën te Alphen aan den Rijn.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlagen;
  • het verweerschrift met zelfstandige verzoeken en met bijlagen.
De twee minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben zich in raadkamer
uitgelaten over het verzoek.
Op 24 juli 2019 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de ouders, bijgestaan door hun advocaten. De advocaat van de moeder heeft ter zitting pleitnotities overgelegd en voorgedragen.

Verzoek en verweer

De moeder heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht haar toestemming te verlenen, welke toestemming die van de vader vervangt:
  • om met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verhuizen naar [woonplaats moeder] ;
  • om [minderjarige 1] in te schrijven op de middelbare school in of in de directe omgeving van [woonplaats moeder] in een straal van maximaal 10 kilometer;
  • om [minderjarige 2] in te schrijven op een basisschool in of in de directe omgeving van [woonplaats moeder] in een straal van maximaal 10 kilometer;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaar bij voorraadverklaring.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna voor zover nodig zal worden beoordeeld. De vader heeft zelfstandig verzocht:
de moeder te verbieden te verhuizen (naar [woonplaats moeder] ), zulks op uitvoerbaarheid
van inschakeling van de sterke arm, althans zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat de moeder na betekening in gebreke blijft aan de in deze zaak te wijzen uitspraak te voldoen;
de moeder te veroordelen de kinderen (opnieuw) in te schrijven op hun
school/sport te [plaats in de buurt van woonplaats vader] , alsmede de kinderen in voorkomend geval te laten uitschrijven bij de nieuwe school/sport in of rond [woonplaats moeder] , zulks op uitvoerbaarheid van inschakeling van de sterke arm, althans zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat de moeder na betekening in gebreke blijft aan de in deze zaak te wijzen uitspraak te voldoen;
voor het geval de rechtbank onverhoopt een of meer verzoeken van de moeder
mocht toewijzen, te bepalen dat de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard;
de moeder te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder mede
begrepen het salaris van de advocaat van de vader;
een en ander met uitvoerbaar bij voorraadverklaring.

Feiten

- De vader en de moeder zijn de ouders van de twee nu nog minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , verder: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] , verder: [minderjarige 2] .
- De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit.

Beoordeling

Verhuizing
Het verzoek van de moeder is gebaseerd op artikel 1:253a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek. Op grond van dit artikel kunnen geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag door (één van) de ouders aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het minderjarig kind wenselijk voorkomt. Voordat over een dergelijk verzoek wordt beslist moet de rechtbank volgens de wetgever een vergelijk tussen de ouders beproeven. Ter zitting is gebleken dat een vergelijk tussen de ouders over de verhuizing niet mogelijk is.
De moeder stelt ter onderbouwing van haar verhuisverzoek en de verzoeken die daarmee samenhangen het volgende. Na het verbreken van de relatie in 2017 is de vader in [woonplaats vader] blijven wonen en is de moeder met de kinderen naar [plaats in de buurt van woonplaats vader] verhuisd. De kinderen zijn in [woonplaats vader] op school gebleven. Tijdens de relatie werkte de vader fulltime, meestal ook in de weekenden, en zorgde de moeder voor de kinderen. Na het verbreken van de relatie zijn de ouders een zorgregeling overeengekomen, inhoudende dat de kinderen volgens een tweewekelijks schema de ene week van dinsdag uit school tot donderdag naar school en de andere week van dinsdag uit school tot donderdag naar school en van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de vader verblijven. Op de overige dagen verblijven de kinderen bij de moeder. Deze regeling bevat veel wisselingen. Dit zorgt voor veel onrust bij de kinderen. Door het werk van de vader komt het regelmatig voor dat de kinderen alleen thuis zijn in de tijd dat zij bij de vader verblijven. In de regel is de vader op dinsdag, woensdag en vrijdag niet thuis als de kinderen uit school komen. Op de dagen dat de vader vroeg moet werken, moeten de kinderen zelf opstaan en naar school gaan. Feitelijk ligt het zwaartepunt van de zorg ook nu weer bij de moeder. Zij haalt en brengt de kinderen en is overdag het aanspreekpunt voor derden. De moeder maakt zich ernstige zorgen over [minderjarige 1] . Ook [minderjarige 2] begint zorgelijk gedrag te vertonen. [minderjarige 1] vertoont in toenemende mate gedragsproblemen, waarbij hij meerdere keren in aanraking is geweest met politie en Bureau Halt. De hulpverlening die voor hem is ingezet heeft niet het gewenste resultaat gehad. [minderjarige 1] is erg beïnvloedbaar en komt in [plaats in de buurt van woonplaats vader] in aanraking met verkeerde jongeren. Naast dit alles is de persoonlijke situatie van de moeder gewijzigd. Zij heeft sinds medio 2018 een relatie met de heer [relatie moeder] Hij woont in [woonplaats moeder] en heeft een co-ouderschapsregeling met zijn ex-partner voor hun twee kinderen. In de weekenden dat de kinderen bij de moeder zijn, gaan zij mee naar [woonplaats moeder] . De kinderen zijn vertrouwd in [woonplaats moeder] en kunnen het goed vinden met de kinderen van haar nieuwe partner. Om de zorgelijke situatie van [minderjarige 1] te doorbreken en meer rust voor beide kinderen te creëren, acht de moeder het noodzakelijk om tot een wijziging van de zorgverdeling te komen, in die zin dat de kinderen gedurende de week bij haar verblijven en in de weekenden bij de vader. De moeder heeft geprobeerd hierover met de vader in overleg te treden. De vader houdt eraan vast dat zijn werk het niet toelaat dat hij meer zorgtaken op zich neemt en hij wil nog steeds een wisseldag doordeweeks. Hierdoor is de situatie in een impasse gekomen. Dit alles in combinatie met haar wens om te gaan samenwonen met de heer [relatie moeder] heeft haar doen besluiten om voor komend schooljaar – [minderjarige 1] gaat dan naar de middelbare school – met de kinderen te willen verhuizen naar [woonplaats moeder] . Zij heeft haar voornemen om te verhuizen aan de vader in mei 2019 kenbaar gemaakt en hem een uitgebreide zorgregeling in de weekenden als alternatief voorgesteld. Het is de ouders niet gelukt overeenstemming te bereiken over de verhuizing, zodat de moeder genoodzaakt is de rechtbank om vervangende toestemming te vragen.
Ter zitting heeft de moeder verklaard dat zij een bijkomende reden heeft om met de kinderen te verhuizen. Inmiddels staat vast dat haar baan eindigt. Het is haar gelukt om een nieuwe baan in [plaatsnaam] te vinden. Deze afstand is vanuit [plaats in de buurt van woonplaats vader] niet te overbruggen. Al deze omstandigheden bij elkaar genomen en indachtig de impasse waarin de ouders terecht zijn gekomen, heeft de moeder besloten de verhuizing naar [woonplaats moeder] in het belang van de kinderen feitelijk al door te zetten zonder daarvoor de instemming van de vader of de vervangende toestemming van de rechtbank af te wachten. De huurovereenkomst van de woning in [plaats in de buurt van woonplaats vader] is al beëindigd.
De vader verzet zich tegen de voorgenomen verhuizing. De beslissing van de moeder om te verhuizen is impulsief, ondoordacht en niet in het belang van de kinderen. Daarmee voldoet zij niet aan de in de jurisprudentie ontwikkelde criteria om te toetsen of een verhuizing in het belang van de kinderen kan worden geacht. De kinderen hebben hun vertrouwde omgeving in [woonplaats vader] en [plaats in de buurt van woonplaats vader] , hebben daar hun vrienden, familie, school en sport. De verhuizing zal tot gevolg hebben dat zij worden weggerukt uit hun vertrouwde omgeving en dat zij door de grote afstand aanzienlijk minder contact met de vader zullen hebben. Dit kan niet in het belang van de kinderen worden geacht. De moeder had de vader om toestemming moeten vragen, dan wel de toestemming van de rechtbank moeten afwachten. Dat de moeder nu feitelijk de verhuizing naar [woonplaats moeder] al heeft uitgevoerd en de huurovereenkomst in [plaats in de buurt van woonplaats vader] heeft opgezegd, kan haar handelen niet rechtvaardigen en mag nu niet beloond worden.
De rechtbank overweegt en beslist als volgt. De ouders zijn het erover eens dat de eerder overeengekomen zorgregeling veel onrust veroorzaakt voor de kinderen en dat deze moet worden gewijzigd. Zij zijn in de aanloop naar de onderhavige procedure niet in staat geweest constructief overleg met elkaar te voeren over de situatie van de kinderen en over een aanpassing van de zorgregeling in het bijzonder. Dit heeft er toe geleid dat de situatie in een impasse terecht is gekomen, waarbij beide ouders op hun eigen standpunt zijn blijven staan. De moeder is vanuit haar zorgen over de kinderen overgegaan tot het feitelijk in gang zetten van de verhuizing naar [woonplaats moeder] , door haar gevoeld als uiterst redmiddel om de zorgelijke situatie voor de kinderen te doorbreken. De rechtbank is van oordeel dat deze handelswijze, waarbij de kinderen betrokken worden in de strijd tussen de ouders en gedwongen worden te kiezen, niet in het belang van de kinderen kan worden geacht.
Dat laat onverlet dat de rechtbank zich geconfronteerd ziet met een situatie waarin de moeder de kinderen uitgebreid heeft voorbereid op verhuizing naar [woonplaats moeder] en dat zij de school, de sporten en de huurovereenkomst in [plaats in de buurt van woonplaats vader] al heeft opgezegd. Uit de kindgesprekken die de rechtbank met [minderjarige 2] en [minderjarige 1] heeft gevoerd komt naar voren dat zij zich beiden vertrouwd voelen in [woonplaats moeder] en met de nieuwe partner van de moeder en zijn kinderen, dat zij al kennis hebben gemaakt op hun nieuwe scholen en sportclubs in [woonplaats moeder] en dat zij zich erop verheugen om te verhuizen naar [woonplaats moeder] . Ook blijkt uit de kindgesprekken dat zij niet begrijpen waarom de vader ‘zo lastig doet’ en dat zij er vanuit gaan dat er in feite niets meer in de weg staat aan de verhuizing, die in hun beleving in de dagen volgend op het kindgesprek als vaststaand zal plaatsvinden. Zij lijken daarbij de consequenties voor het verminderde persoonlijk contact met hun vader in [woonplaats vader] voor lief te nemen.
De rechtbank is van oordeel dat daarmee een onomkeerbare situatie is ontstaan, waardoor toewijzing van het verzoek van de moeder de rechtbank het meest in het belang van de kinderen voorkomt. Daarbij in aanmerking genomen dat de vader alleen handhaving van de huidige situatie voorstaat, waarbij de moeder de hoofdverzorger van de kinderen blijft. De kinderen gaan gebukt onder de spanningen tussen de ouders en zijn gebaat bij zo snel mogelijk duidelijkheid en voorspelbaarheid over hun woonsituatie. Gelet op de wijze waarop de kinderen zich in het kindgesprek over (het contact met) de vader hebben geuit, zal een afwijzende beslissing van de rechtbank op het verzoek van de moeder ertoe kunnen leiden dat zij de vader zullen afwijzen. De rechtbank acht dit zonder meer schadelijk voor de ontwikkeling van de kinderen en de band die zij hebben met de vader. Ook zou een afwijzing door de rechtbank van het verzoek van de moeder evident grote praktische problemen voor de woonsituatie van de moeder en de kinderen met zich brengen, gelet op de al beëindigde huurovereenkomst in [plaats in de buurt van woonplaats vader] . Ook dat is evident niet in het belang van de kinderen. Een verhuizing naar [woonplaats moeder] zal naar verwachting de ontstane impasse kunnen doorbreken en beide ouders de mogelijkheid bieden om de zorgverdeling opnieuw vorm te geven op een wijze die recht doet aan de belangen van de kinderen om met hun beide ouders een goede band te hebben. De rechtbank acht alles afwegende onder deze omstandigheden toewijzing van het verzoek van de moeder het meest in het belang van de kinderen en zal aldus beslissen.
De rechtbank zal deze beslissing in het belang van de kinderen uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
Zorgregeling
De rechtbank heeft de ouders ter zitting haar bovenstaand oordeel om praktische redenen al kenbaar gemaakt en de ouders vervolgens ambtshalve uitgenodigd om zo mogelijk zelf afspraken te maken over de invulling van de zorgregeling na de verhuizing van de kinderen naar [woonplaats moeder] . Na beraad en overleg via hun advocaten zijn de ouders overeengekomen dat de kinderen bij de vader zullen zijn eenmaal per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 20.00 uur, één (andere) zondag per vier weken van 14.00 uur tot 20.00 uur en wekelijks op een doordeweekse avond van 16.00 uur tot 20.00 uur. De moeder zal de kinderen op eigen kosten brengen naar en ophalen bij de vader. Daarnaast zullen de kinderen bij de vader zijn gedurende de helft van de schoolvakanties, op Vaderdag en op de verjaardag van de vader. Om het jaar zullen zij op hun eigen verjaardag bij de vader zijn. Deze zorgregeling zal ingaan na afloop van de zomervakantie 2019. De ouders hebben de intentie uitgesproken een en ander nader uit te werken in een ouderschapsplan en hebben voor nu verzocht om opname van deze zorgregeling in de beschikking. De rechtbank zal aldus beslissen.
Inschrijving school
Nu de rechtbank toewijzend heeft beslist op het verzoek van de moeder om met de kinderen naar [woonplaats moeder] te verhuizen, ligt het in de rede dat de kinderen in of bij [woonplaats moeder] naar school moeten kunnen gaan. Anders dan tegen de verhuizing heeft de vader geen specifieke bezwaren geuit tegen deze verzoeken van de moeder, zodat de rechtbank ook deze nevenverzoeken van de moeder zal toewijzen.
Proceskosten
De vader heeft verzocht om een proceskostenveroordeling. Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om in deze zaak anders te oordelen.
Overige verzoeken
Het vorenstaande leidt tot afwijzing van de zelfstandige verzoeken van de vader.

Beslissingen

De rechtbank:
verleent toestemming aan de moeder – welke toestemming die van de vader vervangt – om met de twee minderjarige kinderen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] , te verhuizen naar [woonplaats moeder]
verleent toestemming aan de moeder – welke toestemming die van de vader vervangt – om
de hiervoor genoemde minderjarige [minderjarige 1] te doen inschrijven op een middelbare school in of in de directe omgeving van [woonplaats moeder] in een straal van maximaal 10 kilometer;
verleent toestemming aan de moeder – welke toestemming die van de vader vervangt – om de hiervoor genoemde minderjarige [minderjarige 2] , te doen inschrijven op een basisschool in of in de directe omgeving van [woonplaats moeder] in een straal van maximaal 10 kilometer;
bepaalt dat de hiervoor genoemde twee minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , na de zomervakantie 2019 bij de vader in [woonplaats vader] zullen zijn:
- eenmaal per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 20.00 uur,
- één (andere) zondag per vier weken van 14.00 uur tot 20.00 uur;
- wekelijks op een doordeweekse avond van 16.00 uur tot 20.00 uur;
waarbij de moeder telkens de kinderen brengt en ophaalt bij de vader;
- en gedurende de helft van de schoolvakanties, op Vaderdag en op de verjaardag van de vader, en waarbij om het jaar de kinderen op hun eigen verjaardag ook bij de vader zullen zijn;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere procespartij de eigen proceskosten moet dragen;
wijst af al het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. Vink, K.M. Braun en H. Wien, kinderrechters, bijgestaan door mr. K. Willems als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 21 augustus 2019.