ECLI:NL:RBDHA:2019:8434

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 augustus 2019
Publicatiedatum
16 augustus 2019
Zaaknummer
09/837346-18 e.a.
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straatroof en diefstal door een jeugddelinquent met psychische problemen

Op 15 augustus 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2001, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder straatroof en diefstal. De verdachte, die op het moment van de feiten 17 en 18 jaar oud was, was preventief gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.B. Baumgarten. De officier van justitie, mr. I. Doves, eiste een gevangenisstraf van 137 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en behandeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 november 2018 in Zoetermeer een handtas heeft gestolen van een vrouw, en op 9 april 2019 een kluis van zijn school, gevolgd door de diefstal van 500 euro en een bankpas op 19 juli 2019. De verdachte heeft alle feiten bekend en er is geen verweer gevoerd door zijn raadsman. De rechtbank heeft de feiten wettig en overtuigend bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 151 dagen, met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een posttraumatische stressstoornis en een depressieve stoornis. De rechtbank heeft besloten het jeugdstrafrecht toe te passen, ondanks dat de verdachte op het moment van de laatste feiten 18 jaar oud was. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder opname in een detoxkliniek en ambulante behandeling bij verslavingszorg, om recidive te voorkomen en de verdachte te helpen bij zijn rehabilitatie.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/837346-18; 09-837285-19 (t.t.g)
Tul 08/008815-17
Datum uitspraak: 15 augustus 2019
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft dit vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ) op [geboortedag] 2001,
[woonplaats] , op een niet bij de rechtbank bekend adres,
momenteel preventief gedetineerd in het [detentieadres]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaken zijn op de zitting van 7 mei 2019 en 1 augustus 2019 behandeld.
De officier van justitie in deze zaken was mr. I. Doves en de raadsman van de verdachte was
mr. A.B. Baumgarten.

2.De tenlastelegging

Er zijn twee dagvaardingen die tegelijkertijd op de zitting zijn behandeld. De rechtbank zal de feiten doornummeren, te weten 1, 2 (parketnummer 09/837346-18) en 3 (parketnummer 09/837285-19).
Kort samengevat wordt de verdachte verweten dat hij:
- op 7 november 2018 in Zoetermeer een straatroof heeft gepleegd en daarbij een
handtas heeft weggenomen (feit 1);
  • op 9 april 2019 in Zoetermeer een kluis heeft gestolen (feit 2);
  • op 19 juli 2019 in Zoetermeer geld en een bankpas heeft gestolen (feit 3).
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I van dit vonnis en maakt daarvan deel uit.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de alle feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betreffende de bewezenverklaring van de feiten geen verweer gevoerd, nu de verdachte alle feiten heeft bekend.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging
Feit 1 [1]
In de avond van 7 november 2018 werd [aangeefster] op de [adres 1] in Zoetermeer enige tijd achtervolgd door een jongen. Opeens rukte de jongen haar tas uit haar handen en rende hij daarmee weg.
De verdachte heeft dit feit bekend, hij heeft daarna niet anders verklaard en er is geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank acht op grond van de volgende bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte
feit 1 heeft begaan:
- de verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 1 augustus 2019;
- een proces-verbaal van verhoor verdachte (p. 18/22);
- de verklaring van de verdachte afgelegd bij de rechter-commissaris op
9 november 2019;
- een proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , met bijlage (p. 25/28).
Feit 2 [2]
Op 9 april 2019 is op het [school] , op de [adres 2] , een witte kluis weggenomen, terwijl toen door leerlingen in het (les)restaurant werd gewerkt.
De verdachte heeft ook dit feit bekend, hij heeft daarna niet anders verklaard en er is geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank acht op grond van de volgende bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte feit 2 heeft begaan:
- de verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 1 augustus 2019;
- een proces-verbaal van verhoor verdachte in raadkamer op 12 april 2019;
- een proces-verbaal van aangifte van [naam 2] (p. 14/15);
- een proces-verbaal van verhoor aangever [naam 2] (p. 16/17).
Feit 3 [3]
Op 19 juli 2019 zijn 500 euro en een bankpas weggenomen uit een tas van [aangever] ). De tas lag in de personeelsruimte van [restaurant] waar aangever toen aan het werk was. Aangever had dit geld opgenomen om naar zijn familie in Syrië te sturen. De personeelsruimte was niet op slot. [4]
De beelden van de beveiligingscamera in de personeelsruimte zijn veiliggesteld. [5]
Op 23 juli 2019 is de verdachte aangehouden, nadat aangever de verdachte had herkend op de beelden. [6]
De verdachte heeft ter zitting bekend dit feit te hebben gepleegd. Hij heeft verklaard dat hij een sollicitatiegesprek had bij [restaurant] en dat hij zijn tas in de personeelsruimte moest wegleggen, dat hij daar toen naar geld heeft gezocht, dit heeft gepakt en is weggerend.
Hij had geld nodig. [7]
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande bewezen dat de verdachte feit 3 heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat alle feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De bewezenverklaring staat vermeld in bijlage II, die deel uitmaakt van dit vonnis.

4.De strafbaarheid van de feiten en van de verdachte

De feiten zijn strafbaar.
De verdachte is ook strafbaar.

5.De straf en/of maatregel

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 137 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van
2 jaar met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van de meldplicht, het zich houden aan de aanwijzingen van een jongerencoach, het volgen van een Detoxbehandeling bij Mistral of een soortgelijke instelling en het volgen van een ambulante behandeling bij Brijder verslavingszorg en PsyQ.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bij de verdachte geconstateerde PTSS, zijn vraagtekens gezet bij de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Verder heeft de raadsman aangegeven zich te kunnen vinden in de eis van de officier van justitie en de rechtbank verzocht meteen uitspraak te doen en een beslissing te nemen ten aanzien van het voorarrest.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Om te bepalen welke straf en/of maatregel passend is, kijkt de rechtbank naar de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder ze zijn begaan en ook naar de persoon van de verdachte.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een straatroof, waarbij hij het slachtoffer eerst in het donker een tijd heeft achtervolgd en vervolgens haar handtas heeft beetgepakt en uit haar handen heeft gerukt. Verder heeft hij twee keer een diefstal gepleegd. Hij heeft een kluis van zijn eigen school gestolen en ook 500 euro en een bankpas van iemand die werkte in een restaurant waar hij ging solliciteren.
De verdachte heeft geen respect getoond voor de eigendommen van anderen en zich kennelijk laten leiden door financieel gewin. Hij had geld nodig en heeft er niet bij stil gestaan dat de slachtoffers schade hebben geleden en dat een slachtoffer van een straatroof bovendien nog lange tijd last kan hebben van zo’n ingrijpende gebeurtenis. Ook andere mensen kunnen zich angstig en onveilig gaan voelen door zo’n straatroof. De verdachte heeft daarnaast het vertrouwen beschaamd van mensen die het beste met hem voor hadden, zoals de docent op het [school] en de medewerkers van het restaurant waar hij kwam solliciteren.
De persoon van de verdachte
Bij de bepaling van de strafmaat weegt de rechtbank mee dat de verdachte volgens zijn strafblad van 11 april 2019 al eerder is veroordeeld.
Van deze eerdere, voorwaardelijke, veroordeling heeft de verdachte kennelijk niets geleerd, nu hij zich in de proeftijd van deze veroordeling opnieuw schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank heeft de rapporten gelezen van de psycholoog en de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad).
In het rapport van de psycholoog van 7 februari 2019 leest de rechtbank dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van een posttraumatische stress- en depressieve stoornis en dat rustgevende middelen (tabak en cannabis) voor hem belangrijk zijn om met deze stress om te kunnen gaan.
De psycholoog acht de verdachte daarom in verminderde mate toerekeningsvatbaar.
De kans op herhaling wordt matig ingeschat, maar professionele behandeling wordt noodzakelijk geacht. De psycholoog heeft geen argumenten in zijn onderzoek aangetroffen die aanleiding geven om het strafrecht voor volwassenen toe te passen. Het wordt op basis van de sociaal-emotionele ontwikkeling van de verdachte juist van belang geacht dat er van de opgelegde straf of maatregel een pedagogisch effect uitgaat. Het strafrecht voor jeugdigen biedt daartoe voldoende mogelijkheden.
De psycholoog adviseert de rechtbank om de verdachte een voorwaardelijke detentie op te leggen met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering, behandeling bij Brijder verslavingszorg en (trauma)behandeling bij de SGGz.
De rechtbank onderschrijft het advies van de psycholoog betreffende de mate van toerekeningsvatbaarheid.
Uit het rapport van 18 maart 2019 blijkt dat bij de Raad zorgen bestaan over de verdachte. Bij zijn vlucht uit [geboorteplaats] naar Nederland heeft hij een trauma opgelopen. Vanwege herbelevingen slaapt hij slecht en daarom blowt hij voor hij naar bed gaat. En daardoor kan hij weer slecht uit bed komen. Door zijn psychologische gesteldheid lijkt hij op dit moment ook niet in staat om zich te houden aan afspraken, zoals naar school gaan. Het is van groot belang dat per direct behandeling wordt opgestart, zodat hij zich uiteindelijk weer kan richten op school, werk en een positieve vrijetijdsbesteding.
De Raad adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentiestraf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest, met als bijzondere voorwaarden het zich houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering (meldplicht), ook als deze aanwijzingen inhouden dat de verdachte zich onder behandeling van een bepaalde deskundige of bepaalde instantie zal stellen. Ook moet hij zich houden zich aan de afspraken die gelden op de woongroep waar hij verblijft.
Tijdens de behandeling ter zitting is van de zijde van de Raad en de jeugdreclassering een toelichting gegeven op de (on)mogelijkheden van de in te zetten behandelingen. Zo is door PsyQ is aangegeven dat de verslavingsproblematiek als eerste moet worden aangepakt en dat vervolgens het trauma kan worden behandeld. De verdachte is aangemeld voor ambulante behandeling bij Brijder verslavingszorg, maar er is sprake van een wachtlijst. Ook is de verdachte opnieuw aangemeld voor een behandeling bij PsyQ. Een verplichte opname van de verdachte in een Detoxkliniek zoals Mistral zou momenteel het beste zijn. Door problemen met de zorgverzekering van de verdachte is hij hiervoor echter nog niet aangemeld en staat hij dus nog niet op de wachtlijst.
Verder hebben Raad en Jeugdreclassering aangegeven dat de verdachte niet meer bij Jeugdformaat verblijft, maar bij een vriend in [woonplaats] . Het adres is bekend bij de jongerencoach die de verdachte begeleidt. Welke invloed deze vriend op de verdachte zou hebben en wat voor opleiding en inkomen deze vriend zou hebben, is bij de Raad en de jeugdreclassering niet bekend. Het zou voor de verdachte het beste zijn als hij bij zijn ouders zou wonen. Zijn vader is bereid hem te helpen en met hem mee te gaan naar alle afspraken. Helaas verblijven de vader en de moeder met hun andere kinderen niet samen in één en hetzelfde AZC en mag de verdachte niet voor een langere tijd in een AZC verblijven. Er zijn plannen voor gezinshereniging en op 17 september a.s. kan de vader een woning in [plaats] , de woonplaats van de verdachte, komen bekijken. Men hoopt dat het gezin hier gehuisvest kan worden. De verdachte moet in de tussenliggende tijd echter geen strafbare feiten meer plegen, omdat dan zijn verblijfsvergunning en de gezinshereniging in gevaar kunnen komen.
Van zijde van de Raad is het advies ter zitting aangepast. Als bijzondere voorwaarden wordt, naast de begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van de meldplicht,
nu opname in een detoxkliniek zoals Mistral of een soortgelijke instelling, het volgen van een ambulante behandeling bij Brijder verslavingszorg en/of PsyQ, en begeleiding door een jongerencoach geadviseerd.
Toepasselijk recht
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het jeugdstrafrecht of het gewone strafrecht van toepassing is. Op 7 november 2018, toen de verdachte het eerste feit pleegde, was hij 17 jaar oud. Op 9 april 2019 en 19 juli 2019 was de verdachte inmiddels 18.
Het uitgangspunt ten aanzien van deze feiten is dan dat het gewone strafrecht aan de orde is. De rechtbank heeft bij jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar echter de mogelijkheid om het jeugdstrafrecht toe te passen. Dat kan de rechtbank doen wanneer de persoon van de verdachte zelf of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, daar aanleiding voor geven. In dit geval ziet de rechtbank in de persoon van de verdachte reden om ten aanzien van alle feiten het jeugdstrafrecht toe te passen.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat tot uitgangspunt genomen de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, zoals neergelegd in de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting.
De rechtbank is met de deskundige en de Raad van mening dat een deels voorwaardelijke straf een passende sanctie is. Het voorwaardelijke strafdeel wordt opgelegd om recidive te voorkomen en om ervoor te zorgen dat de begeleiding van de jeugdreclassering kan worden voortgezet en de behandeling van de verdachte kan worden gewaarborgd en begeleid.
De rechtbank sluit wat betreft de bijzondere voorwaarden aan bij het ter zitting gewijzigde advies van de Raad.
Over het onvoorwaardelijke deel van de straf overweegt de rechtbank het volgende.
Het betreft ernstige feiten, die de verdachte - zoals hij zelf heeft verklaard - zonder nadenken heeft gepleegd omdat hij geld nodig had. De rechtbank heeft geconstateerd dat de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte in deze zaak drie keer is opgeheven omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden, terwijl hij ook nog in de proeftijd van een andere veroordeling liep.Vast staat dat het plegen van deze feiten samenhangt met de problematiek van de verdachte. Omdat de ambulante of klinische behandeling van de verdachte nog niet van de grond is gekomen, acht de rechtbank de kans op herhaling heel groot.
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat - mede gelet op de oriëntatiepunten voor de straftoemeting (LOVS) - de onvoorwaardelijke jeugddetentie van de verdachte thans lang genoeg heeft geduurd, is nog steeds sprake van een zorgelijke situatie.
De rechtbank acht het daarom van groot belang dat de detoxbehandeling en ambulante behandelingen zo spoedig mogelijk na de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk strafdeel kunnen starten. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de jeugdreclassering al het nodige zal doen om de verdachte onmiddellijk na de uitspraak voor de detoxbehandeling en de overige behandelingen aan te melden, zeker nu de verdachte verder geen vast woonadres heeft en bij de jeugdreclassering en de Raad niet bekend is wie de vriend is waar de verdachte verblijft en wat voor invloed deze persoon op de verdachte heeft, terwijl de verdachte ook nog geen dagbesteding heeft.
Alles afwegende ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte een langere onvoorwaardelijke jeugddetentiestraf op te leggen dan de tijd die hij in voorarrest heeft gezeten.

6.De vordering tenuitvoerlegging

6.1
Inleiding
Bij vonnis van 25 april 2017 van de kinderrechter in de rechtbank te Overijssel, onherroepelijk geworden op 10 mei 2017, is de verdachte ter zake van het medeplegen van vernieling veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 dagen subsidiair 10 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging te gelasten van het voorwaardelijk opgelegde deel van de jeugddetentie, te weten: een taakstraf voor de duur van 20 uren.
6.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging geen verweer gevoerd.
6.4
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom schuldig heeft gemaakt aan de op dit moment bewezenverklaarde strafbare feiten.
Gelet hierop zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie van 17 juli 2019 tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke taakstraf toewijzen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De straf is gebaseerd op de artikelen:
77a, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden op het moment van het plegen van de strafbare feiten.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de feiten 1, 2 (09/837346-18) en
3 (09/837285-19) heeft gepleegd.
Dat is volgens de wet:
feit 1
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg
feit 2 (09/852099-19 t.b.g.)
diefstal;
feit 3
diefstal;
verklaart deze feiten en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen wat meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 151 DAGEN;
bepaalt dat de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht hier vanaf getrokken moet worden, tenzij dat al bij een andere straf is gedaan;
bepaalt dat
30 DAGENvan deze jeugddetentie niet ten uitvoer zullen worden gelegd als de veroordeelde zich tot het einde van de proeftijd, die
2 jaaris, houdt aan de volgende voorwaarden:
1. dat hij zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar
feit;
2. dat hij zich zal melden bij de jeugdreclassering op momenten waarop zij dat willen en
zolang zij dat willen;
3. dat hij zal meewerken aan begeleiding door een jongerencoach;
4. dat hij zich zal laten opnemen in detoxkliniek Mistral of een soortgelijke instelling,
zolang de behandelaars in overleg met de jeugdreclassering dit noodzakelijk achten,
waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader
van de behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling worden
gegeven;
5. dat hij ambulante behandeling zal volgen bij Brijder verslavingszorg en/of PsyQ,
zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
geeft Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht om erop toe te zien dat de veroordeelde zich zal houden aan de voorwaarden en om hem daarbij te begeleiden;
wijst de veroordeelde op de overigens geldende voorwaarden dat hij gedurende de proeftijd:
6. voor het vaststellen van zijn identiteit zal meewerken aan het nemen van
vingerafdrukken of een identiteitsbewijs (artikel 1 Wet op de identificatieplicht) zal laten
inzien;
7. zal meewerken aan het jeugdreclasseringstoezicht en aan huisbezoeken;
heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
de rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank te Overijssel van 25 april 2017, gewezen onder parketnummer 08/008815-17, te weten
een taakstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.M.E. Bernini, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter,
mr. R.J. Wortelboer, kinderrechter-plv.,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 augustus 2019.
Mr. Wortelboer is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlagen:
I) de tenlastelegging
II) de bewezenverklaring
Bijlage I. De tenlastelegging
Aan bovenbedoeld gedagvaarde persoon is tenlastegelegd dat:
09/837346-19
1.
hij op of omstreeks 07 november 2018 te Zoetermeer, op of aan de openbare weg, te weten de [adres 1] , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (hand-)tas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het over enige afstand (achter-)volgen van die [naam 1] en/of
- het onverhoeds beetpakken van die (hand-)tas en deze vervolgens los te rukken uit de handen van [naam 1] ;
2.
ter berechting gevoegd: 09/852099-19:
hij op of omstreeks 09 april 2019 te Zoetermeer een kluis, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [school] ( [adres 2] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
09/837285-19
hij op of omstreeks 19 juli 2019 te Zoetermeer een geldbedrag van ongeveer 500 euro en/of een bankpas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan
[aangever] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Bijlage II. De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat:
09/837346-19
1.
hij op 07 november 2018 te Zoetermeer, op de openbare weg, te weten de [plaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (hand-)tas met inhoud
van[naam 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die
[naam 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit
- het over enige afstand (achter-)volgen van die [naam 1] en
- het onverhoeds beetpakken van die (hand-)tas en deze vervolgens los te rukken uit de handen van
[naam 1] ;
ter berechting gevoegd: 09/852099-19:
2.
hij op 09 april 2019 te Zoetermeer een kluis
van[school] ( [adres 2] ), heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen;
09/837285-19:
3.
hij op 9 juli 2019 te Zoetermeer een geldbedrag van ongeveer 500 euro en een bankpas
van
[aangever] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen.
Eventuele taal- en/of schrijffouten zijn in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

Voetnoten

1.De hierna genoemde pagina’s zijn terug te vinden in het dossier van politie Eenheid Den Haag met het nummer
2.De hierna genoemde pagina’s zijn terug te vinden in het dossier van politie Eenheid Den Haag met het nummer
3.De hierna genoemde pagina’s zijn terug te vinden in het dossier van politie Eenheid Den Haag met het
4.Proces-verbaal van aangifte van [aangever] , p. 3-5
5.Losse screenshots, gevoegd bij het verhoor van de verdachte, p. 22-26
6.Proces-verbaal van aanhouding van [verdachte] , p. 6-7
7.Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 1 augustus 2019