Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
subsidiairde Staat eveneens op straffe van verbeurte van een dwangsom te verbieden om bedoelde kavels aan een ander te gunnen dan wel
meer subsidiairin goede justitie een passende voorziening te treffen,
zowel primair, subsidiair als meer subsidiairmet veroordeling van de Staat in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.De beoordeling van het geschil
‘Bereidverklaring tot afgifte van een bankgarantie als inschrijfvoorwaarde’. Deze aanhef laat geen ruimte voor discussie over de vraag in welke vorm door inschrijvers zekerheid diende te worden gesteld. Waddenzee lijkt die bepaling ook daadwerkelijk aldus te hebben begrepen, getuige het feit dat de directeur van Waddenzee ter zitting heeft verklaard dat de Staat in het kader van eerdere biedprocedures op het gebied van schelpenwinning ook altijd zekerheid in die vorm verlangde en door Waddenzee in die procedures ook altijd op die manier zekerheid is gesteld. Gelet op de vorm waarin zekerheid diende te worden gesteld, kan bedoelde inschrijfvoorwaarde niet anders worden begrepen dan dat met de verlangde bereidverklaring diende te worden onderbouwd dat een bankinstelling tot het afgeven van een bankgarantie tot het voormelde bedrag bereid was.
‘interim printout’een concept-bereidverklaring betreft, die niet door ABN is ondertekend. De door Waddenzee bij haar inschrijving overgelegde factuur van ABN kwalificeert als zodanig evenmin als een door de Staat verlangde bereidverklaring. Deze factuur heeft kennelijk betrekking op de bankgarantie van 28 november 2018, die Waddenzee eerst op 29 december 2018 gelijktijdig met een door ABN ondertekende bereidverklaring alsnog aan de Staat heeft toegezonden. Deze bankgarantie en ondertekende bereidverklaring bevonden zich echter niet bij de door Waddenzee ingediende inschrijving. Bij die stand van zaken heeft de Staat in het kader van de beoordeling van de inschrijvingen op goede gronden geconcludeerd dat de verlangde bereidverklaring bij de inschrijving van Waddenzee ontbrak. Nu het overleggen van deze bereidverklaring blijkens de inschrijfvoorwaarden op straffe van uitsluiting was voorgeschreven, diende de Staat de inschrijving van Waddenzee ongeldig te verklaren en kwam aan hem niet de bevoegdheid toe om Waddenzee ter zake om verduidelijking te vragen of haar de gelegenheid te bieden om bedoelde verklaring alsnog over te leggen. Evenmin mocht de Staat onder die omstandigheden acht slaan op de op 29 december 2018 alsnog door Waddenzee toegestuurde bescheiden. Aldus is van enig handelen door de Staat in strijd met de van toepassing zijnde algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de algemene beginselen van het aanbestedingsrecht, voor zover deze op één van de door Waddenzee gestelde gronden op de onderhavige openbare biedprocedure van toepassing mochten zijn, geen sprake. Evenmin kan onder die omstandigheden een afweging van de in het geding zijn de belangen van partijen, die aan de zijde van Waddenzee ontegenzeggelijk aanzienlijk zijn, ter zake tot een ander oordeel leiden.