Feiten
- De man en de vrouw zijn gehuwd op 16 september 2003 te Nieuwerkerk aan den IJssel.
- Zij zijn gehuwd in gemeenschap van goederen.
- Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats]
- [minderjarige 2] geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats]
- De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
- De kinderen verblijven op dit moment bij de vrouw in de echtelijke woning.
- Deze rechtbank heeft op 9 maart 2018 voorlopige voorzieningen getroffen, inhoudende:
- dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning te ( [postcode] ) [woonplaats] , [adres] met inbegrip van de inboedel, en het bevel dat de man die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden;
- dat de kinderen aan de vrouw zullen worden toevertrouwd;
- dat de man voorlopig gerechtigd is om de kinderen bij zich te hebben:
- in de ene week van vrijdag 17.00 uur tot woensdag naar school;
- in de andere week van maandag 17.00 uur tot woensdag naar school;
- gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, in onderling overleg.
- Bij vonnis in kort geding van 18 december 2018 heeft de voorzieningenrechter in deze rechtbank – voor zover hier van belang – :
- bepaald als voorlopige zorgregeling, totdat in de bodemprocedure anders zal
worden bepaald of partijen samen nieuwe afspraken maken, dat de vader contact zal hebben met de kinderen eenmaal per veertien dagen op zondag tussen 13.00 uur en 16.00 uur, startende op zondag 9 december 2018;
- de Raad verzocht een netwerkberaad te organiseren ten behoeve van de bodemprocedure, waar de Raad de uitkomsten van het netwerkberaad en/of zijn rapport met advies in dient te brengen.
Verzoek en verweer
Het verzoek van de vrouw, zoals dat thans luidt, strekt tot echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:
- vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw;
- primair: afwijzing van het verzoek van de man om een zorgregeling vast te stellen;
- subsidiair: bepaling dat er thans geen contact tussen de man en de kinderen zal plaatsvinden en aanhouding van de zaak op dit punt voor de duur van één jaar;
- vaststelling van kinderalimentatie:
- met ingang van 5 april 2018 tot 1 september 2019 op € 1.236,- per maand,
telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
- met ingang van 1 september 2019 op € 1.269,- per maand, telkens bij
vooruitbetaling te voldoen;
- vaststelling van door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie van
€ 4.930,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
- veroordeling van de man op grond van artikel 22 jo. 843a Rv jo. 1:83 BW om binnen twee weken na de beschikking inlichtingen te verschaffen over de stand van de goederen en schulden van partijen over de periode van 1 januari 2017 t/m 5 april 2018 en over te gaan tot overlegging van alle stukken die nodig zijn teneinde de verdeling vast te kunnen stellen, waaronder in ieder geval de navolgende stukken worden verstaan:
t.a.v. de eenmanszaak:
- voorlopige aangifte IB 2018 van de man met bijbehorende definitieve
aanslagen;
- jaarstukken 2017 en 2018 van de eenmanszaak met kasstroomoverzichten;
- bankafschriften van de rekening met rekeningnummer [rekeningnummer 1]
vanaf 1 januari 2017 t/m 5 april 2018;
t.a.v. [bedrijfsnaam] :
- stamrecht overeenkomst man met [bedrijfsnaam] ;
- definitieve aangifte en aanslag vennootschapsbelasting 2017 en 2018;
- jaarstukken 2017 en 2018 van de B.V. met kasstroomoverzichten;
- bankafschriften van de bankrekening(en) van de B.V. vanaf 1 januari 2017
t/m 5 april 2018, te weten:
- [rekeningnummer 2] ;
- [rekeningnummer 3] ;
- [rekeningnummer 4] ;
- en enige andere bankrekening gekoppeld aan de B.V.;
t.a.v. bankrekeningen van partijen:
- bewijsstukken waaruit de saldi c.q. waarde van de op zijn naam en op naam
van beide partijen staande rekeningen en overige te verdelen vermogensbestanddelen blijkt per de peildatum;
- een transactieoverzicht van alle voormelde rekeningen vanaf 1 januari 2017 tot heden;
op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat de man daarmee in gebreke blijft, indien en voor zover de man deze stukken hangende de procedure niet overlegt;
- vaststelling van de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap, conform het voorstel van de vrouw,
- verklaring voor recht dat de man zijn aandeel in het door hem verzwegen bedrag van minimaal € 218.867,- heeft verbeurd en de waarde hiervan van ten minste
€ 218.867,- toe te delen aan de vrouw, zonder nadere verrekening met de man,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert – onder referte ten aanzien van de echtscheiding en de hoofdverblijfplaats – thans nog verweer tegen de overig verzochte nevenvoorzieningen, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Tevens heeft de man thans nog zelfstandig verzocht om de echtscheiding uit te spreken, met nevenvoorzieningen tot:
- ondertoezichtstelling van de kinderen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West voor de duur van één jaar;
- vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de kinderen, in die zin dat de kinderen bij de man zijn:
- in de ene week van vrijdag 17.00 uur tot woensdag naar school;
- in de andere week van maandag 17.00 uur tot woensdag naar school;
- gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, in onderling
overleg te bepalen;
- bepaling dat de vrouw voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij in strijd handelt met de zorgregeling, een dwangsom verbeurt van € 500,-, althans zodanig bedrag als de rechtbank juist acht;
- gelasting van een onderzoek of andere bemoeienis van de Raad voor de Kinderbescherming met betrekking tot de zorgregeling;
- bepaling dat de man gedurende de periode dat de echtelijke woning nog niet is verkocht en geleverd aan derde(n) geen draagkracht heeft voor het betalen van kinderalimentatie;
subsidiair, als de rechtbank vaststelt dat de man wel enige draagkracht heeft voor het betalen van kinderalimentatie, vaststelling van kinderalimentatie conform de alimentatienormen op basis van een gemiddeld inkomen van de man als ZZP-er van € 80.000,- bruto per jaar, een zorgkorting van 35% en dat voor de vrouw wordt uitgegaan van haar verdiencapaciteit van ten minste € 59.394,-;
meer subsidiair: bepaling dat de man bij gebreke van een ZZP-opdracht, in loondienst een verdiencapaciteit heeft van € 64.048,- bruto per jaar, hetgeen alsdan zijn draagkracht bepaalt;
- vaststelling van een door de vrouw aan de man te betalen partneralimentatie van
€ 673,- bruto per maand, bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang van de datum
van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de
burgerlijke stand;
bepaling dat de vrouw met haar eigen inkomen geheel in haar eigen behoefte kan
voorzien en derhalve geen behoefte heeft aan een aanvullende partneralimentatie;
subsidiair,als de rechtbank vaststelt dat de vrouw wel behoefte heeft aan een
aanvullende bijdrage, vaststelling van de draagkracht van de man op basis van een
gemiddeld inkomen van de man als ZZP-er van € 80.000,- bruto per jaar en dat
voor de vrouw wordt uitgegaan van haar verdiencapaciteit van ten minste € 59.394,-
meer subsidiair:bepaling dat de man bij gebreke van een ZZP-opdracht, in
loondienst een verdiencapaciteit heeft van € 64.048,- bruto per jaar, hetgeen alsdan
zijn draagkracht bepaalt;
bepaling, voor het geval de rechtbank aan de man een partneralimentatie-
verplichting oplegt, de alimentatieduur te beperken, zodat deze eindigt op 31 december 2022, althans dat de alimentatieverplichting per 1 januari 2023 op nihil
wordt gesteld;
- vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap, conform
het voorstel van de man zoals vermeld in alinea 121 van het verweerschrift op de aanvullende/gewijzigde verzoeken tevens aanvullend/gewijzigd zelfstandig verzoekschrift en veroordeling van de vrouw de aan de man toebedeelde goederen aan hem af te geven binnen veertien dagen na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De vrouw voert – onder referte ten aanzien van de echtscheiding en de proceskosten – thans nog verweer tegen de overig verzochte nevenvoorzieningen, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.