ECLI:NL:RBDHA:2019:8299
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring en overschrijding van de termijn van ophouding in vreemdelingenrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van 8 juni 2019, waarbij hem de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van ophouding van eiser met ruim twee uur is overschreden, wat niet als een geringe overschrijding kan worden beschouwd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen gediend met de bewaring niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van de gebreken en de daardoor geschonden belangen. Eiser heeft ter zitting niet betwist dat hij drie keer per week omgang heeft met zijn Nederlandse zoon van 1,5 jaar oud, wat ook meeweegt in de belangenafweging. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en de maatregel van bewaring onrechtmatig verklaard, met de opheffing van de maatregel per 19 juni 2019. Tevens is aan eiser een schadevergoeding van € 960,- toegekend voor de onrechtmatige bewaring en zijn de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1.024,-, te betalen door de Staat der Nederlanden.