Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juli 2019 in de zaak tussen
[EISER], te [PLAATS], eiser
het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder
[derde-partij], te [PLAATS]
Procesverloop
.
Overwegingen
€ 30.512,94 uitgekeerd gekregen, hetgeen hoger is dan de in artikel 34g, eerste lid en onder b van de Wrb bepaalde norm. Verweerder is er ten onrechte aan voorbij gegaan dat de bij de rechtbank gevoerde procedure zag op een partiële verdeling van de huwelijksgoederen gemeenschap en in het bijzonder de verdeling van de overwaarde van een woning die eerder niet was verdeeld. Bij de feitelijke verdeling ten tijde van het uitspreken van de echtscheiding in 2012 zijn namelijk al aan [derde-partij], naast de roodstand van de ABN AMRO rekening ook een aantal debet saldi toebedeeld, alsmede de auto van het merk Mercedes en de belastingteruggave over 2011. In totaal is aan [derde-partij] (inclusief de roodstand van de ABN AMRO rekening), een bedrag van € 23.003,76 en een regresvordering van € 7.509,18 toegewezen, dus in totaal een bedrag van € 30.512,94. Ten onrechte heeft verweerder bij de resultaatsbeoordeling de in 2012 aan [derde-partij] toebedeelde roodstand van het resultaat (in dit geval € 30.512,94) afgetrokken. In laatstgenoemd bedrag zit namelijk al de roodstand van € 17.425,94 verdisconteerd. Volgens eiser is het bestreden besluit dan ook ondeugdelijk gemotiveerd en had de toevoeging op moeten worden ingetrokken.
‘resultaat’ in artikel 34g van de Wrb dient te worden geïnterpreteerd. Uit de Memorie van Toelichting bij artikel 34g, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wrb blijkt – voor zover relevant – het volgende: