ECLI:NL:RBDHA:2019:8275

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 augustus 2019
Publicatiedatum
12 augustus 2019
Zaaknummer
C/09/578155 / KG RK 19-1135
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen voorzieningenrechter in kort geding met betrekking tot ontruiming van krakers

Op 12 augustus 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag het wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een groep verzoekers die betrokken waren bij een kort geding over ontruiming. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de voorzieningenrechter, mr. G.P. van Ham, die als vicevoorzitter van de Geschillencommissie van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants werd gewraakt op basis van vermeende partijdigheid. De verzoekers stelden dat de voorzieningenrechter niet objectief kon oordelen in hun zaak, omdat hij belangen behartigde die in conflict zouden kunnen staan met die van krakers. De voorzieningenrechter had echter aangegeven dat zijn nevenfunctie geen invloed had op zijn onpartijdigheid, en de wrakingskamer oordeelde dat de enkele omstandigheid van zijn nevenfunctie niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat verzoekers concrete feiten moesten aanvoeren om hun vrees te onderbouwen. Aangezien de verzoekers dit niet konden doen, werd het wrakingsverzoek afgewezen. De behandeling van de hoofdzaak werd voortgezet zoals deze was voor het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2019/48
zaak- /rekestnummer: C/09/578155/ KG RK 19/1135
Beslissing van 12 augustus 2019
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
de personen die verblijven in (een gedeelte van) de onroerende zaak, gelegen te [woonplaats] aan de [adres, huisnummer] te ( [postcode] ) [woonplaats] , zijnde anderen dan gebruikers krachtens een persoonlijk of zakelijk recht van die onroerende zaak, van welke personen naam en woonplaats niet kunnen worden achterhaald,
hierna te noemen: verzoekers,
advocaat mr. E. Tamas te Den Haag,
strekkende tot de wraking van
mr. G.P. van Ham,
voorzieningenrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de voorzieningenrechter.
Belanghebbende in deze procedure is:
[belanghebbende] , bijgestaan door mr. L. Grijpma.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 5 augustus 2019;
- het proces-verbaal van de zitting van 5 augustus 2019;
- de schriftelijke reactie van de voorzieningenrechter van 7 augustus 2019.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- namens verzoekers: [verzoeker] , bijgestaan door mr. Tamas voornoemd;
- namens belanghebbende: [namens belanghebbende] , bijgestaan door mr. M.F.H. Broekman namens mr. Grijpma voornoemd,
- de voorzieningenrechter.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de voorzieningenrechter in de zaak met nummer C/09/577191 / KG ZA 19/689 tussen belanghebbende als eiser en verzoekers als gedaagden.
2.2.
Bij brief van 30 juli 2019 heeft één van de verzoekers, [verzoeker] , de voorzieningenrechter verzocht om zich te verschonen van deze zaak, omdat hem is gebleken dat de voorzieningenrechter vicevoorzitter is van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants. De voorzieningenrechter heeft bij aanvang van de zitting van het kort geding op 5 augustus 2019 medegedeeld dat hij vicevoorzitter is van de Geschillencommissie van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants en dat hij geen gehoor geeft aan het verzoek zich te verschonen. Hierop heeft mr. Tamas namens verzoekers een verzoek tot wraking ingediend.
2.3.
Verzoekers leggen blijkens hun verzoekschrift en de mondelinge toelichting ten overstaan van de wrakingskamer, het volgende aan hun verzoek ten grondslag. Als vicevoorzitter van de Geschillencommissie van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants, heeft de voorzieningenrechter te maken met partijen die de belangen van vermogende cliënten (waaronder huizenbezitters) behartigen, en niet die van krakers. Daardoor staat de voorzieningenrechter niet op voldoende onpartijdige afstand van de zaken waarin (door vermogende partijen) de ontruiming van krakers wordt gevorderd zoals in onderhavige hoofdzaak.
Verzoekers is bovendien gebleken dat de voorzieningenrechter telkens de vorderingen van de vermogende eigenaren van onroerend goed tot ontruiming van krakers toewijst. Er is sprake van een patroon. Dit houdt volgens verzoekers verband met de vooringenomenheid van de voorzieningenrechter jegens krakers. Dit blijkt verzoekers uit meerdere door de voorzieningenrechter behandelde zaken waarbij krakers betrokken waren.
2.4.
De voorzieningenrechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
De wrakingskamer stelt voorop dat ingevolge aanbeveling 3 van de leidraad onpartijdigheid van de rechter, zoals gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, de rechter ervoor zorgt geen zaken te behandelen waarbij hij, uit hoofde van een nevenfunctie, zodanig betrokken is dat de rechterlijke onpartijdigheid ter discussie zou kunnen komen te staan. Gelet op het in aanbeveling 3 van de leidraad gestelde en de daarop gegeven toelichting overweegt de wrakingskamer dat het bekleden van een nevenfunctie aan de onpartijdigheid van de rechter in beginsel niet in de weg behoeft te staan en dat het de rechter zelf is die moet beoordelen of zijn onpartijdigheid in een concrete zaak door zijn nevenfunctie ter discussie kan komen te staan.
3.3.
De wrakingskamer overweegt daarom dat het enkele feit dat de voorzieningenrechter een nevenbetrekking vervult bij de Geschillencommissie van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants in beginsel onvoldoende is om tot de objectief gerechtvaardigde vrees voor onpartijdigheid te concluderen. Concrete feiten en omstandigheden die maken dat die vrees in dit geval wél bestaat, hebben verzoekers niet aangevoerd. Daarbij komt dat de voorzieningenrechter onweersproken heeft gesteld dat de Geschillencommissie alleen declaratiegeschillen tussen accountants en hun cliënten beoordeelt. Er bestaat dus - wat daar overigens verder ook van zij - geen enkel verband met onderhavige hoofdzaak. Gelet op de taken van de Geschillencommissie en de toelichting daarover van de voorzieningenrechter is er naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake van een objectief gerechtvaardigde vrees dat sprake is van partijdigheid van de voorzieningenrechter.
3.4.
Met betrekking tot de wrakingsgrond dat de vooringenomenheid van de voorzieningenrechter blijkt uit meerdere uitspraken van door hem behandelde zaken waarbij krakers betrokken zijn geweest, overweegt de wrakingskamer als volgt. De enkele omstandigheid dat de voorzieningenrechter in eerdere procedures waarbij krakers als gedaagden zijn betrokken de vordering tot ontruiming heeft gehonoreerd, is op zichzelf onvoldoende om (de schijn van) vooringenomenheid van de voorzieningenrechter aan te nemen. Uit hetgeen verzoekers in dit verband concreet hebben aangevoerd kan de wrakingskamer de vooringenomenheid van de rechter of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor evenmin afleiden. Nog daargelaten dat tegen de eerdere uitspraken hoger beroep heeft opengestaan en dat het niet de taak is van de wrakingskamer eerdere uitspraken van de voorzieningenrechter op juistheid te toetsen, kan uit de stellingen van verzoekers niet worden afgeleid dat de voorzieningenrechter in die uitspraken vanwege enige vooringenomenheid jegens krakers feiten onjuist heeft vastgesteld of feiten verkeerd heeft geïnterpreteerd. Nu van enige vooringenomenheid van de voorzieningenrechter niet is gebleken, bestaat er geen gegronde reden te veronderstellen dat de voorzieningenrechter de onderhavige (hoofd)zaak niet voldoende objectief zal behandelen.
3.5.
Het wrakingsverzoek zal daarom worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de onder 1 vermelde procedure wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekers p/a hun advocaat;
• belanghebbende en zijn advocaat;
• de voorzieningenrechter.
Deze beslissing is gegeven door de mr. T.A. de Hek, mr. H.W. Vogels en mr. J. Brandt in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Haalem en in openbaar uitgesproken op
12 augustus 2019.
Bij ontstentenis van de voorzitter getekend door de jongste rechter.
de griffier de jongste rechter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.