ECLI:NL:RBDHA:2019:8242

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2019
Publicatiedatum
12 augustus 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 7429
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening van beroepschrift in belastingzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2019 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. Eiser, wonende te [plaats], had beroep ingesteld tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst, die op 25 mei 2018 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting had opgelegd. Het beroep was echter niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zes weken, en deze termijn begint te lopen op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval eindigde de termijn op 11 september 2018, terwijl het beroepschrift pas op 5 november 2018 was gedateerd en op 9 november 2018 door de rechtbank was ontvangen.

De rechtbank overwoog dat, hoewel eiser een kopie van de uitspraak op bezwaar had aangevraagd en ontvangen op 31 juli 2018, dit niet leidde tot een verschoonbare termijnoverschrijding. Artikel 6:11 van de Awb biedt de mogelijkheid om een niet-ontvankelijkverklaring achterwege te laten indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Echter, de rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Hierdoor werd het beroep niet inhoudelijk behandeld en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 18/7429

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

17 mei 2019 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [plaats], eiser

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 25 mei 2018 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 mei 2019.
Eiser is verschenen, bijgestaan door [A]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [B].

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Deze termijn vangt ingevolge artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen aan op de dag na die van dagtekening van een uitspraak op bezwaar, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking.
2. Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat het beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Het tweede lid bepaalt dat een beroepschrift bij verzending per post tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
3. De dagtekening van de bestreden uitspraak op bezwaar is 25 mei 2018. Verweerder heeft op verzoek van eiser op 31 juli 2018 een kopie van de uitspraak op bezwaar aan hem verstrekt omdat eiser aangaf de uitspraak niet te hebben ontvangen. Indien de, voor eiser gunstiger, datum van het kopie wordt aangehouden als dagtekening van de uitspraak op bezwaar, eindigde de termijn voor het indienen van het beroepschrift op 11 september 2018. Het beroepschrift, gedagtekend 5 november 2018, is door de rechtbank ontvangen op 9 november 2018 en is gelet op artikel 6:9, eerste en tweede lid, van de Awb, derhalve niet tijdig ingediend.
4. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft bij een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
5. Er zijn geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken.
6. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat het beroep niet inhoudelijk wordt behandeld.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. de Hek, rechter, in aanwezigheid van H. van Lingen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.