In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning die was verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van de realisatie van een appartementencomplex aan de [ADRES] te [PLAATS]. Eiser, een omwonende, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat op 29 november 2018 de omgevingsvergunning had verleend aan vergunninghoudster. Eiser betoogde dat de vergunning niet verleend had mogen worden, onder andere vanwege ondeugdelijke voorbereiding en onvoldoende rekening houden met verkeersveiligheid en de ruimtelijke impact van het project.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghoudster een omgevingsvergunning heeft aangevraagd voor de bouw van 70 woningen en 83 parkeerplaatsen. De rechtbank oordeelde dat eiser als belanghebbende kan worden aangemerkt, gezien de nabijheid van zijn woning tot het bouwproject. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser, waaronder de onzorgvuldige voorbereiding van het besluit en de gevolgen voor de verkeersveiligheid, verworpen. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit berust op een goede ruimtelijke ordening en dat verweerder in redelijkheid de gevraagde omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.