ECLI:NL:RBDHA:2019:822
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Duitsland voor behandeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 januari 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Oekraïense nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 17 januari 2019 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn bezwaren tegen het bestreden besluit toegelicht. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Duitsland geen medische hulp heeft gekregen en dat hij er geen vertrouwen in heeft dat hij deze bij terugkeer naar Duitsland wel zal krijgen. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan beroepen, tenzij eiser aannemelijk maakt dat er sprake is van systematische tekortkomingen in de asielprocedure en opvangomstandigheden in Duitsland.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet met concrete aanwijzingen heeft onderbouwd dat hij in Duitsland geen adequate zorg zal ontvangen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de Duitse autoriteiten hebben gegarandeerd dat de asielaanvraag van eiser in behandeling zal worden genomen. Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.