In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 augustus 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.Ch. Kaaks, heeft het verzoek ingediend tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.Th.M. ten Broeke. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende informatie beschikbaar is uit eerdere getuigenverklaringen die zijn afgelegd in een strafrechtelijk onderzoek, waardoor verzoekster in staat moet worden geacht haar proceskansen naar behoren in te schatten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek tot het horen van getuigen niet toewijsbaar is, omdat de door verzoekster geuite verwijten aan Veilig Thuis geen onderdeel kunnen uitmaken van de verzochte getuigenverhoren, aangezien Veilig Thuis niet als verweerder in deze procedure is betrokken. Bovendien heeft de rechtbank overwogen dat verzoekster onvoldoende belang heeft bij het opnieuw horen van getuigen, aangezien de relevante informatie al eerder is verkregen. De rechtbank heeft het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor afgewezen, met de overweging dat verzoekster voldoende informatie heeft om te beoordelen of zij een civiele procedure tegen de Staat zal instellen.