Uitspraak
Rechtbank Den Haag
zaaknummer: 7596177/19-50147
datum beschikking: 26 juni 2019
verzoeker,
gemachtigde: mr. W.T.M. Uilhoorn
1.de vennootschap onder firma [naam vof] ,te [vestigingsplaats] ,
[verweerder 1] ,
[verweerder 2] ,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 juni 2019 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure over de toekenning van een transitievergoeding en vakantietoeslag. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.T.M. Uilhoorn, heeft de kantonrechter verzocht om een transitievergoeding toe te kennen, nadat de arbeidsovereenkomst met de vennootschap onder firma [naam vof] was beëindigd. De arbeidsovereenkomst was volgens verzoeker geëindigd op 1 februari 2018, terwijl verweerders stelden dat deze eerder was beëindigd op 31 mei 2017. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzoek tot toekenning van de transitievergoeding tijdig was ingediend, binnen de vervaltermijn van artikel 7:686a lid 4 BW.
De kantonrechter heeft vervolgens beoordeeld of verzoeker recht had op de transitievergoeding. Op basis van de overgelegde stukken, waaronder een brief van verweerder 1, concludeerde de kantonrechter dat de arbeidsovereenkomst inderdaad twee jaar had geduurd, waardoor verzoeker recht had op de transitievergoeding. De hoogte van de transitievergoeding werd door verweerders niet betwist, en de kantonrechter heeft deze dan ook toegewezen zoals verzocht.
Daarnaast heeft de kantonrechter ook het verzoek tot betaling van vakantietoeslag en niet-genoten vakantiedagen toegewezen, evenals de wettelijke rente en proceskosten. De tegenverzoeken van verweerders werden afgewezen, omdat deze niet op de wet waren gebaseerd en niet tijdig waren ingediend. De kantonrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten aan de zijde van verzoeker vastgesteld op € 921,00, inclusief het salaris van de gemachtigde.