ECLI:NL:RBDHA:2019:8162

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 augustus 2019
Publicatiedatum
8 augustus 2019
Zaaknummer
09/027301-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot gekwalificeerde doodslag en diefstal in een café met alcoholverslaving als factor

Op 12 augustus 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 31 januari 2019 in Hillegom een poging tot gekwalificeerde doodslag heeft gepleegd. De verdachte heeft de aangever, [Slachtoffer], in een café met kracht om de nek geklemd en in een wurggreep vastgehouden, waardoor de aangever bewusteloos raakte. Na het incident heeft de verdachte de kassalade van het café weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was door zijn alcoholverslaving. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting voor zijn alcoholverslaving. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, [Slachtoffer], tot schadevergoeding van € 5.000,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot doodslag, gevolgd door diefstal, gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en gemakkelijk te maken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/027301-19
Datum uitspraak: 12 augustus 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[Verdachte] ,
geboren op [Geboortedatum] 1955 te [Geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de [Gegevens PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 9 mei 2019 (
pro forma) en 29 juli 2019 (
inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. L. Kooijmans, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. B.F. van Es, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 31 januari 2019 te Hillegom ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [Slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- zijn arm (met kracht) om de nek van die [Slachtoffer] heeft geklemd en/of
- die [Slachtoffer] in een wurggreep vast heeft gepakt en/of vast heeft gehouden en/of
- de keel van die [Slachtoffer] (met kracht) dicht heeft gedrukt met zijn vuist(en) en/of hand(en) en/of
- de keel van die [Slachtoffer] dicht gedrukt heeft gehouden, welke poging doodslag werd gevolgd
,vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal, en welke poging doodslag
werd gepleegd met het oogmerkom de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren, terwijl de uitvoering van die doodslag niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 31 januari 2019 te Hillegom ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [Slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- zijn arm (met kracht) om de nek van die [Slachtoffer] heeft geklemd en/of
- die [Slachtoffer] in een wurggreep vast heeft gepakt en/of vast heeft gehouden en/of
- de keel van die [Slachtoffer] (met kracht) dicht heeft gedrukt met zijn vuist(en) en/of hand(en) en/of
- de keel van die [Slachtoffer] dicht gedrukt heeft gehouden,
terwijl de uitvoering van die doodslag niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 31 januari 2019 te Hillegom een kassalade met inhoud (een geldbedrag), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [Bedrijf]
, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [Slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- zijn arm (met kracht) om de nek van die [Slachtoffer] te klemmen en/of
- die [Slachtoffer] in een wurggreep vast te pakken en/of vast te houden en/of
- die [Slachtoffer] naar de grond te werken en/of (vervolgens) op die [Slachtoffer] te gaan zitten en/of
- de keel van die [Slachtoffer] (met kracht) dicht te drukken met zijn vuist(en) en/of hand(en) en/of
- de keel van die [Slachtoffer] dicht gedrukt te gehouden.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, overeenkomstig haar op schrift gestelde requisitoir, gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, overeenkomstig zijn op schrift gestelde pleitnota, op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen primair en subsidiair is ten laste gelegd, wegens het ontbreken van opzet. De raadsman heeft zich met betrekking tot het meer subsidiair tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Op specifieke standpunten van de verdediging zal – voor zover relevant – hierna worden ingegaan.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Verklaring van de aangever [Slachtoffer]
Op 2 februari 2019 heeft [Slachtoffer] (hierna: [Slachtoffer] ) aangifte gedaan. Hij verklaarde dat hij op 31 januari 2019 werkzaam was in het [Bedrijf] in Hillegom. Hij heeft met [Verdachte] (hierna: de verdachte) in de rokersruimte een gesprek gehad, waarbij de verdachte aan [Slachtoffer] vertelde dat hij € 450,00 moest betalen aan het ziekenhuis of het ziekenfonds. De verdachte zei dat hij moest kijken waar hij het dan weer vandaan haalde. [Slachtoffer] is na het roken aan de bar gaan zitten, terwijl de verdachte verder ging met gokken. Behalve de verdachte waren er verder geen klanten. [Slachtoffer] werd ineens beetgepakt, draaide zich om en zag dat de verdachte hem vastpakte met zijn rechterarm om zijn hals heen. [Slachtoffer] werd in een soort wurggreep vastgehouden en voelde meteen dat hij geen lucht meer kreeg. [Slachtoffer] en de verdachte vielen op de grond. [Slachtoffer] viel op zijn linkerzij en lag half op zijn zij, met zijn rug naar de grond. [Slachtoffer] probeerde los te komen van de verdachte, maar dat lukte niet. De verdachte zat met heel zijn lijf bovenop [Slachtoffer] . De verdachte drukte met zijn vuist de keel van [Slachtoffer] dicht. [Slachtoffer] probeerde met zijn linkerarm de vuist van de verdachte weg te trekken, maar als dit een beetje lukte, zette de verdachte zijn andere vuist tegen de keel van [Slachtoffer] aan. De verdachte zat op de rechterarm van [Slachtoffer] , waardoor hij die arm niet kon gebruiken. [Slachtoffer] merkte dat hij steeds minder lucht kreeg en dacht dat hij bijna dood ging. De verdachte zei: “Jullie hebben allemaal mijn leven verwoest”. [Slachtoffer] is daarna bewusteloos geraakt. [Slachtoffer] werd wakker en kon zijn rechterbeen bijna niet bewegen. [Slachtoffer] zag dat de geldlade, waarin rond de € 300,00 zat, weg was. [2]
Kort na het incident, op 31 januari 2019, heeft de aangever tegenover de politie verklaard dat de verdachte ineens achter hem stond en zei: "Ik heb geld nodig". [3]
Medische informatie
Uit de letselverklaring met betrekking tot het bij de aangever geconstateerde letsel blijkt als volgt:
“Brief van de SEH, die dhr op 31-1-19 heeft bezocht, met medische info ontvangen:
CT-scan hals: breuk van het tongbeen en vocht ophoping rechts naast de schildklier.
Röntgenfoto thorax: 3 ribbreuken links in de oksellijn.
(…)
past de opgegeven toedracht bij het letsel: goed
omdat de bloeduitstortingen in de hals en het gebroken tongbeen zich bevinden op de contactplaats van de arm van de klant tegen de keel van dhr. Ook past het goed bij het met vuisten stevig duwen op dit gebied, zoals bij de aangegeven toedracht. De bloeduitstorting op de kin kan hier ook bij passen wanneer deze is geraakt tijdens het plaatsen van de vuisten op de hals.
(…)
De bloeduitstorting links hoog op de borstkas, links op de buik en de ribbreuken links kunnen passen bij de val en ook bij de inklemming tussen vloer en belager (belager zou op dhr zijn gaan zitten). Bij het zitten op de borstkas kunnen ribben breken.” [4]
Aanhouding van de verdachte
De verbalisanten kwamen omstreeks 14.23 uur ter plaatse op de [Adres] te [Woonplaats] . De verbalisanten zagen dat de deur van de schuur open stond en ze zagen een man staan. Dit bleek later de verdachte te zijn. De verbalisanten stonden ongeveer dertig seconden geluidloos in de deur van de schuur. Ze zagen dat de verdachte met een voorwerp in zijn rechterhand aan een zwart voorwerp aan het wrikken was. De verbalisanten zagen dat dit zwarte voorwerp een kassalade betrof. Ze zagen dat de verdachte in zijn rechterhand een schroevendraaier vasthield. [5]
Verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft verschillende verklaringen afgelegd. Op 31 januari 2019, meteen na zijn aanhouding, heeft de verdachte verklaard dat hij de kassalade bij [Bedrijf] had meegenomen. Hij was aan het gokken geweest en op het moment dat hij van het toilet af kwam, lag een man bewusteloos op de vloer. De verdachte heeft vervolgens de kassalade van het [Bedrijf] gepakt en is in de taxi gestapt. [6] De verdachte heeft bij de politie in zijn verhoor op 31 januari 2019 verklaard dat hij gestommel en geschreeuw hoorde terwijl hij op het toilet zat. Hij liep het toilet uit en zag die man op de grond liggen. De verdachte heeft aan de keel van de aangever gevoeld en voelde niets. Er stond een gele tas met daarin een geldlade naast de aangever. De verdachte heeft deze tas meegenomen. [7] In zijn later afgelegde verklaringen en ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat zijn eerste verklaringen onzin zijn en dat hij niet meer precies weet hoe het is gegaan, maar dat het wel gegaan moet zijn als de aangever vertelt.
Getuige
[Getuige] (hierna: [Getuige] ) heeft verklaard dat de verdachte op 31 januari 2019 omstreeks 14.20 uur in het [Bedrijf] binnen kwam met een gele big shopper van Dekamart. De verdachte vertelde dat er in de tas een computerkast zat die hij zou repareren. De verdachte kwam op [Getuige] als rustig over, heeft een biertje gedronken en een sigaret gerookt. Hij is na ongeveer 10 tot 15 minuten met de taxi weggegaan. [8]
Oordeel van de rechtbank
[Slachtoffer] heeft een uitgebreide en gedetailleerde verklaring afgelegd. Deze verklaring wordt op belangrijke punten ondersteund door andere bewijsmiddelen. Zo blijkt uit de medische informatie dat [Slachtoffer] letsel heeft opgelopen wat overeenkomt met zijn afgelegde verklaring. Verder heeft de verdachte bekend dat hij ten tijde van het incident in het [Bedrijf] aanwezig was en dat hij de kassalade heeft gestolen. De rechtbank acht de verklaring van [Slachtoffer] dan ook betrouwbaar.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen opzet had op de dood van [Slachtoffer] .
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de verdachte zijn arm om de nek van [Slachtoffer] heeft geklemd, [Slachtoffer] in een wurggreep heeft vastgehouden, de keel van [Slachtoffer] heeft dichtgedrukt met zijn vuisten en de keel van [Slachtoffer] dicht gedrukt heeft gehouden. Dat de verdachte dit alles met de nodige kracht moet hebben gedaan, leidt de rechtbank af uit het geconstateerde letsel en de letselverklaring.
Het met kracht omklemmen van de nek, in een wurggreep vasthouden en de keel met kracht dichtdrukken en dichtgedrukt houden, levert naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer deze handelingen met de dood moet bekopen. De verdachte heeft, door aldus te handelen, die aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard. Anders dan de verdediging heeft betoogd, was bij de verdachte volgens de rechtbank door aldus te handelen dan ook sprake van tenminste het voorwaardelijk opzet op de dood van [Slachtoffer] .
Naar het oordeel van de rechtbank was het handelen van de verdachte er verder op gericht om [Slachtoffer] uit te schakelen, zodat hij ongestoord zijn gang kon gaan en [Slachtoffer] van zijn geld kon beroven. De verdachte heeft namelijk kort voor zijn verwurgingshandelingen geroepen ”Ik heb geld nodig” en “Jullie hebben allemaal mijn leven verwoest”. Nadat [Slachtoffer] buiten bewustzijn was geraakt, heeft hij de kassalade meegenomen en is hij naar [Bedrijf] gegaan. Daar kwam hij rustig over, heeft hij een sigaretje gerookt en een biertje gedronken en heeft hij over de kassalade gelogen. Hij is vervolgens met een taxi vertrokken naar de woning van zijn partner. Bij zijn aanhouding, kort daarna, was hij daar bezig de kassalade open te wrikken.
Onder deze omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag, gevolgd door diefstal, gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
primair
hij op 31 januari 2019 te Hillegom ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [Slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- zijn arm met kracht om de nek van die [Slachtoffer] heeft geklemd en
- die [Slachtoffer] in een wurggreep vast heeft gehouden en
- de keel van die [Slachtoffer] met kracht dicht heeft gedrukt met zijn vuisten en
- de keel van die [Slachtoffer] dicht gedrukt heeft gehouden, welke poging doodslag werd gevolgd van enig strafbaar feit, te weten diefstal, en welke poging doodslag
werd gepleegd met het oogmerkom de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken, terwijl de uitvoering van die doodslag niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandelverplichting (met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname) en het verlenen van zijn medewerking aan urinecontroles.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een straf gelijk aan het voorarrest op te leggen en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij het advies van het NIFP en de reclassering wordt gevolgd. Hij heeft omtrent de strafmaat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren gebracht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich op 31 januari 2019 schuldig gemaakt aan een poging tot gekwalificeerde doodslag door de uitbater in een [Bedrijf] met zijn arm in een wurggreep te houden en net zolang de keel dicht te knijpen tot het slachtoffer niet meer bewoog. Dit alles om het geld uit de kassa te kunnen stelen. Dat het slachtoffer het heeft overleefd, is een gelukkige omstandigheid die absoluut niet aan de verdachte is te danken. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een buitengewoon ernstig en voor het slachtoffer zeer ingrijpend misdrijf. Slachtoffers van een dergelijk feit lijden vaak langdurig onder de psychische gevolgen van zo’n gebeurtenis. Daarvoor heeft de verdachte geen oog gehad, het ging hem alleen maar om het geld. Het pleit voor de verdachte dat hij schriftelijk zijn spijt heeft betuigd aan het slachtoffer. Uit het feit dat deze vooralsnog geen contact met hem wil, blijkt wel hoe ingrijpend dit alles voor het slachtoffer is geweest. Met zijn handelen heeft de verdachte ook een ernstige inbreuk op de rechtsorde gemaakt en hevige gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaakt.
Op een dergelijk ernstig feit kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan door het opleggen van een langere gevangenisstraf.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 11 april 2019. Hieruit blijkt dat de verdachte zich niet eerder schuldig heeft gemaakt aan een geweldsmisdrijf.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het Pro Justitia-rapport van 9 maart 2019, opgemaakt door [Naam] , psychiater. Daaruit blijkt dat de verdachte sinds zijn zestiende levensjaar steeds meer alcohol is gaan drinken. Deskundige [Naam] concludeert dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens in de vorm van een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol. Ten tijde van het tenlastegelegde was deze stoornis aanwezig. Het tenlastegelegde kan grotendeels worden verklaard door ontremming en controleverlies als gevolg van alcoholmisbruik. Deskundige [Naam] adviseert om het tenlastegelegde in een verminderde mate toe te rekenen aan de verdachte. Deskundige [Naam] schat de kans op recidive bij adequate behandeling van de stoornis in alcoholgebruik als laag in. Zonder behandeling wordt de kans op recidive als matig verhoogd ingeschat. Deskundige [Naam] adviseert om bij bewezenverklaring het recidivegevaar te beperken door klinische behandeling van de verdachte in een forensische verslavingskliniek, met ambulante nazorg en urinecontroles onder toezicht van de reclassering op te leggen in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf.
De rechtbank is van oordeel dat de rapportage op een deugdelijke wijze tot stand is gekomen. Zij neemt de conclusie van deskundige [Naam] met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid over en maakt die tot de hare.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 6 mei 2019. De reclassering schat het risico op recidive in als laag tot gemiddeld. Ook zij acht behandeling op het gebied van alcoholgebruik noodzakelijk om het recidiverisico te beperken. Zij adviseert om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandelverplichting (met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname) voor het behandelen van zijn alcoholgebruik en gokgedrag en meewerken aan de schuldhulpverlening.
Straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte van de straf gelet op straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. De rechtbank acht, alles overwegende, een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van het voorarrest, waarvan één jaar voorwaardelijk, passend en geboden. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient om ervoor te zorgen dat de verdachte een adequate behandeling voor zijn alcoholverslaving krijgt en zo te bereiken dat de verdachte niet opnieuw strafbare feiten zal plegen. De oplegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf zal daarom geschieden onder oplegging van bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering. Bij de verdachte is sprake van een ernstige en langdurige verslaving aan alcohol. Daarom is de rechtbank van oordeel dat aan de voorwaardelijke straf een langere proeftijd dient te worden gekoppeld dan is geëist door de officier van justitie. Daarmee wordt bereikt dat de opgelegde bijzondere voorwaarden langer zullen gelden.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[Slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 5.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 3.000,00, inclusief de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Immateriële schade
De rechtbank overweegt dat het aannemelijk is dat [Slachtoffer] immateriële schade heeft geleden die rechtstreekse het gevolg is van het bewezen verklaarde feit. Omdat het gevorderde bedrag niet door de verdediging is betwist, zal de rechtbank de vordering in zijn geheel toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van 31 januari 2019, omdat de schade vanaf deze datum is ontstaan.
Kosten
Aangezien de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte tevens worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Omdat de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens [Slachtoffer] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het hiervoor genoemde toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van de hiervoor genoemde datum, ten behoeve van het slachtoffer.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36f, 45 en 288 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
poging tot doodslag, gevolgd van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) jaren;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf,
groot 1 (één) jaar, niet zal worden ten uitvoer gelegd onder de voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Fivoor: adres: Witte Singel 8 te Leiden op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig acht, onder behandeling stelt van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, op de tijden en plaatsen als door of namens die Fivoor of een soortgelijke zorgverlener aan te geven. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, ook als dit inhoudt het innemen van medicijnen;
- voor zover – ter beoordeling van voormelde zorginstelling in overleg met de reclassering – zich een crisis bij de veroordeelde voordoet, zich eenmalig laat opnemen ter bestrijding van die crisis, waarbij de behandeling tevens kan bestaan uit detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, voor de duur van maximaal zeven weken of zoveel korter als de zorginstelling in overleg met de reclassering noodzakelijk acht;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
geeft opdracht aan Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
de vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[Slachtoffer]toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 5.000,00 (bestaande uit immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 31 januari 2019 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 5.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 31 januari 2019 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[Slachtoffer];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mr. V.J. de Haan, rechter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.A. Schuttevaer, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 augustus 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [Nummer] , van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 123).
2.Proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer] van 2 februari 2019, blz. 38-39.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 31 januari 2019, blz. 44.
4.Een geschrift, zijnde een letselverklaring van de Forensische Geneeskunde van 7 februari 2019, blz. 119-120.
5.Proces-verbaal van aanhouding van 31 januari 2019, blz. 12.
6.Proces-verbaal van bevindingen van 31 januari 2019, blz. 50.
7.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 31 januari 2019, blz. 28.
8.Proces-verbaal van bevindingen van 2 februari 2019, blz. 59.