ECLI:NL:RBDHA:2019:8093

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2019
Publicatiedatum
7 augustus 2019
Zaaknummer
09/827075-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strooptocht in winkels met meerdere medeverdachten; medeplegen van winkeldiefstal door minderjarige verdachte

Op 25 juli 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2000, die samen met drie volwassen medeverdachten betrokken was bij een serie winkeldiefstallen in Zoetermeer en Den Haag. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van meerdere diefstallen in de periode van 20 tot en met 26 januari 2018. De officier van justitie eiste dat de diefstal bij een tuincentrum op 26 januari 2018 wettig en overtuigend bewezen werd verklaard. De verdediging betoogde dat de verdachte niet als medepleger kon worden aangemerkt voor alle diefstallen, maar de rechtbank oordeelde anders. De rechtbank concludeerde dat de verdachte bij alle diefstallen op de hoogte was van de plannen en een actieve rol had gespeeld door goederen aan te wijzen die gestolen zouden worden. De rechtbank achtte het medeplegen van alle tenlastegelegde diefstallen wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank legde de verdachte een werkstraf op van 30 uren, met aftrek van de tijd die zij in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank hield rekening met het tijdsverloop tussen het feit en de zitting, de leeftijd van de verdachte, en haar open en eerlijke houding tijdens het proces. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de schade niet redelijkerwijs aan de verdachte kon worden toegerekend, gezien haar aandeel in de diefstallen. De rechtbank benadrukte dat de volwassen medeverdachten verantwoordelijk waren voor de schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/827075-18
Datum uitspraak: 25 juli 2019
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft dit vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op de zitting van 25 juli 2019 behandeld.
De officier van justitie in deze zaak is mr. S. Polderman en de raadsman van de verdachte is
mr. A.B. Baumgarten.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt ervan beschuldigd dat zij in de periode van 20 januari 2018 tot en met
26 januari 2018 samen met anderen diverse winkeldiefstallen heeft gepleegd in Zoetermeer en Den Haag en daarbij een groot aantal goederen heeft gestolen.
Dit feit staat beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage I deel uitmaakt van
dit vonnis.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat feit 1, een strooptocht langs zes winkels in Zoetermeer en Den Haag op 26 januari 2018, wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte, behalve bij de diefstal bij de [bedrijf 1] in Zoetermeer, geen medepleger is, nu het aandeel van de verdachte in de samenwerking bij de overige winkeldiefstallen niet zodanig nauw en bewust is geweest dat het als medeplegen kan worden aangemerkt. De raadsman heeft hiertoe aangegeven dat de verdachte bij de [bedrijf 2] alleen een pyama heeft aangewezen, bij het [bedrijf 3] een verzorgingsproduct en dat zij er bij de [bedrijf 4] in de paskamer slechts bij aanwezig was toen medeverdachte [medeverdachte 1] labels van de kledingstukken aan het halen was. Zij stond erbij en keek ernaar.
Gelet hierop kan, aldus de raadsman, een aantal diefstallen niet bewezen worden verklaard en dient de verdachte op onderdelen te worden vrijgesproken.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Op vrijdag 26 januari 2018 tussen 19.44 uur en 20.00 uur zijn bij tuincentrum “ [bedrijf 1] ”, gevestigd aan de [adres] te Zoetermeer diverse goederen (een klok Riviera Global Time, 3 pocket watches, 2 potjes met geurstokken, een handdoekenhaak van Riviera Maison, 2 cake dienbladen op voet, hondenspeelgoed van Lief, puppysnacks en een hondenworst) weggenomen in totaal voor een bedrag van ruim 350 euro. [2] Een man en drie vrouwen passeerden met een tas de kassa’s waardoor het alarmpoortje werd geactiveerd. [3] Op de beelden van de beveiligingscamera is dit te zien. [4]
De man is weggerend in de richting van sportcentrum [bedrijf 5] en ook de drie vrouwen zijn weggelopen.
De verdachte was een van de drie vrouwen en werd even later, samen met [medeverdachte 2] [5] (verder: [medeverdachte 2] ), haar moeder, en [medeverdachte 3] [6] (verder: [medeverdachte 3] ), iets verderop op de [adres] , aangehouden op verdenking van winkeldiefstal in vereniging. [7]
De tas, waar de klok in zat die afkomstig was uit de winkel en die niet was betaald bij de kassa, lag bij de vrouwen. De klok is op 30 januari 2018 aan de [bedrijf 1] teruggegeven. [8]
In een nabijgelegen weiland zijn door een werknemer van de [bedrijf 1] een lege verpakking en enkele weggenomen goederen aangetroffen. [9]
De man, [medeverdachte 1] (verder: [medeverdachte 1] ), is op 27 januari 2018 te 14.00 uur buiten heterdaad aangehouden. [10]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat het haar idee was om naar de [bedrijf 1] in Zoetermeer te gaan en te proberen iets te stelen. Zij had dit vooraf met [medeverdachte 1] besproken, in het bijzijn van [medeverdachte 3] , de vriendin van [medeverdachte 1] , en haar dochter [verdachte] , de verdachte.
Ze hadden drie soortgelijke tassen van de [bedrijf 2] meegenomen. Zij twee en [medeverdachte 1] een. Bij de spullen van Riviera Maison nam [medeverdachte 1] een klok mee en stopte die in één van de tassen. Zelf pakte ze twee plateaus en twee pakjes geurstokjes. [medeverdachte 1] pakte nog drie klokjes met een ketting eraan. Deze werden uit de doosjes gehaald. [medeverdachte 1] heeft de tas met de grote klok en de geurstokjes erin aan de verdachte gegeven.
De verdachte wist dat er spullen in die tas zaten. Toen de verdachte de kassa’s passeerde met de tas ging het detectiepoortje niet af. Toen [medeverdachte 1] met de andere tas het detectiepoortje passeerde, ging dit wel af. [medeverdachte 1] rende weg, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en de verdachte zijn ook gaan rennen. [medeverdachte 2] zei tegen de verdachte dat ze de tas weg moest gooien, althans neer moest zetten bij een paar struikjes langs het fietspad. Even later is [medeverdachte 2] samen met de verdachte en [medeverdachte 3] aangehouden.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij bij winkels als de [bedrijf 2] , het [bedrijf 3] , [bedrijf 6] , [bedrijf 7] en [bedrijf 8] heeft gestolen en dat ze telkens spullen voor eigen gebruik heeft gestolen en de spullen niet heeft doorverkocht. [11] Ook is ze op 26 januari 2018, de dag waarop ze werd aangehouden, eerst naar de [bedrijf 9] in Leidschendam (lees: Leidschenveen), geweest samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en de verdachte. Zij heeft daar een vloerkleed, schapenvachten en waxinelichtjes gestolen en [medeverdachte 1] een glazen windlicht en wat roze beelden. Ze hadden vooraf afgesproken dat [medeverdachte 3] en de verdachte niets zouden stelen, maar wel zouden opletten of niemand iets zou zien. Vervolgens zijn ze naar het Stadshart in Zoetermeer gereden waar ze bij de [bedrijf 2] diverse kinderkledingstukken heeft meegenomen, alsook een pyama die de verdachte haar aangaf en bonbons. [medeverdachte 1] heeft ook meerdere kledingstukken meegenomen. Bij de [bedrijf 4] hebben alle verdachten verschillende kledingstukken gepakt. [medeverdachte 1] en de verdachte gingen daarmee de pashokjes in. [medeverdachte 1] heeft aldaar met een tangetje de labels van de kleding afgehaald en in tassen is de kleding meegenomen zonder af te rekenen. Bij de [bedrijf 10] en het [bedrijf 3] zijn vervolgens enkele verzorgingsproducten gestolen door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Ook daar heeft de verdachte cremespoeling en shampoo aan [medeverdachte 2] gegeven. [12]
Medeverdachte [medeverdachte 1] [13] en [medeverdachte 3] [14] hebben, ieder voor zich, verklaard dat zij sinds een paar maanden, samen met [medeverdachte 2] op pad gaan om te stelen bij winkels zoals de [bedrijf 10] , [bedrijf 2] , [bedrijf 4] , [bedrijf 3] , [bedrijf 9] en [bedrijf 6] en dat ze dit op de dag dat ze bij de [bedrijf 1] zijn geweest ook hebben gedaan. [medeverdachte 1] heeft voorts verklaard dat de verdachte ook vaak mee ging en dat zij er zeker de helft van de keren bij was. [15]
Over de diefstal bij de [bedrijf 1] heeft [medeverdachte 1] verklaard dat [medeverdachte 2] de klok heel graag wilde hebben en dat hij hem toen heeft gepakt, maar dat zij hem zelf in de tas heeft gedaan.
De verdachte wist dat de klok in de tas zat en heeft de tas de winkel uitgedragen voorbij de kassa’s. [16]
[medeverdachte 1] heeft ook nog drie klokjes en twee schalen van Rivièra Maison weggenomen. Hij heeft de tas met spullen buiten weg gegooid. [17] In de auto hadden ze afgesproken dat ze zouden gaan stelen. [18]
Ook [medeverdachte 3] heeft verklaard dat zij wist wat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] die vrijdag bij de [bedrijf 1] van plan waren en dat zij ermee instemt om spullen mee te nemen zonder te betalen, maar zelf niets steelt. Ze staat soms wel op de uitkijk. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en ook de verdachte hadden alle drie een volle tas die zij voorbij de kassa en de detectiepoortjes in de [bedrijf 1] droegen. In de tas die de verdachte droeg zat de klok. Buiten gekomen heeft ze tegen de verdachte gezegd dat zij de tas weg moest gooien, omdat er gestolen spullen in zaten en er een medewerker van de [bedrijf 1] naar buiten kwam. [19]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij heeft gezien dat [medeverdachte 1] de klok in zijn winkelmandje heeft gedaan en dat zij had kunnen vermoeden dat de klok in de tas zat, die zij van hem overnam om naar buiten te dragen. De verdachte heeft verklaard dat zij wel wist wat haar moeder van plan was, maar dat zij daar niet van houdt en dat ze dus niet in de buurt wilde zijn en naar de dierenafdeling is gegaan. De verdachte heeft verklaard dat ze weet dat haar moeder vaker diefstallen pleegt en [medeverdachte 1] ook, maar dat zij zelf niets steelt. Ze is er wel bij en bij de [bedrijf 1] heeft ze inderdaad de tas langs de kassa gedragen en meegenomen. [20]
De verdachte heeft voorts verklaard dat ze er eerder op de dag ook bij aanwezig was toen ze met zijn vieren bij de [bedrijf 9] in Leidschendam (lees: Leidschenveen), bij de [bedrijf 4] , [bedrijf 2] , [bedrijf 10] en [bedrijf 3] in Zoetermeer waren en dat zij en de anderen goederen hebben weggenomen. Bij de [bedrijf 4] heeft de verdachte kleding meegenomen naar een kleedhokje waarna [medeverdachte 1] de beveiligingslabels eruit heeft geknipt. De verdachte heeft vervolgens een tas met kleding naar buiten gedragen en haar moeder en [medeverdachte 1] ook. Bij de [bedrijf 2] heeft de verdachte haar moeder een pyama gegeven die ze graag wilde hebben. Bij de [bedrijf 10] heeft de verdachte zelf niets gestolen, maar wel gezien dat haar moeder en [medeverdachte 1] dit deden. Bij de [bedrijf 3] heeft ze zelf niets gestolen en ook niets gezien. [21]
In de woning die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] samen delen zijn diverse goederen aangetroffen, die bij eerdere winkeldiefstallen zijn weggenomen. Het betrof goederen van de [bedrijf 10] , [bedrijf 4] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 9] . [22]
Er is afstand gedaan van deze goederen en na onderzoek door de politie is er aangifte gedaan door de betreffende winkels en zijn de goederen terug gegeven.
Bij de [bedrijf 10] te Zoetermeer ging het om goederen met een bedrag van € 32,75. [23]
Bij de [bedrijf 4] te Zoetermeer ging het om goederen met een bedrag van € 534,80.
Bij de [bedrijf 2] te Zoetermeer ging het om goederen met een bedrag van € 268,85. [24]
Bij [bedrijf 3] te Zoetermeer ging het om goederen met een bedrag van € 21,74. [25]
Bij [bedrijf 9] te Den Haag, Leidschenveen, ging het om goederen met een bedrag van
€ 379,75. [26]
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat alle voornoemde diefstallen op 26 januari 2018 zijn gepleegd en dat zij er telkens van op de hoogte was dat er zou worden gestolen, maar er soms afstand van nam door zelf door op eigen houtje door de winkel te lopen. Zij was te bang om op de uitkijk te staan. De gestolen goederen zag zij als ze met zijn allen bij de auto terugkeerden. De verdachte heeft verklaard bij de [bedrijf 1] inderdaad een tas voorbij de kassa’s te hebben gedragen en te zijn weggerend toen bij [medeverdachte 1] het alarm afging. Zij heeft de tas met gestolen spullen vervolgens ergens neergezet. Bij de [bedrijf 2] heeft zij een pyama aangewezen, waarvan ze wel wist dat die door haar moeder in de tas zou worden gedaan en gestolen zou worden. Bij de [bedrijf 4] heeft de verdachte volgens eigen zeggen in de paskamer toegekeken hoe [medeverdachte 1] de alarmlabels van kledingstukken verwijderde.
De verdachte heeft verklaard niet meer te weten of zij ook kledingstukken mee had genomen de paskamer in. Bij de [bedrijf 10] of [bedrijf 3] heeft zij ook producten aangewezen waarvan zij wel wist dat die vervolgens door haar moeder of [medeverdachte 1] zouden worden weggenomen, maar zij weet niet meer om welke producten het precies ging.
Medeplegen
Hoewel de raadsman heeft betoogd dat de verdachte op de diefstal bij de [bedrijf 1] na, niet als medepleger kan worden gezien, ziet de rechtbank dit anders. Bij de vorming van het oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechtbank rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat zij er bij alle winkels van op de hoogte was dat er spullen zouden worden weggenomen en dat zij bij de meeste winkels weliswaar een kleine, maar wel actieve rol heeft gespeeld door het aangeven of aanwijzen van goederen die zij wilde hebben. Vervolgens werden deze goederen ook weggenomen.
Gelet ook op de context van de winkeldiefstallen; de verdachte en haar mededaders hielden immers op de betreffende dag een strooptocht langs zes winkels, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte bij de totstandkoming van het delict een intellectuele en/of materiële- bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd. Het medeplegen kan dan ook bewezen worden verklaard.
Gelet op het hiervoor genoemde acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met anderen feit 1 heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel, zoals ook uit de beoordeling blijkt, dat het medeplegen van alle onder feit 1 tenlastegelegde diefstallen wettig en overtuigend bewezen kan worden en de rechtbank is er ook van overtuigd dat de verdachte deze diefstallen heeft medegepleegd.
De bewezenverklaring staat vermeld in bijlage II, die deel uitmaakt van dit vonnis.

4.De strafbaarheid van het feit en van de verdachte

Het feit is strafbaar.
De verdachte is ook strafbaar.

5.De straf en/of maatregel

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de rechtbank aan de verdachte een werkstraf voor de tijd van 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie zal opleggen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De officier van justitie heeft bij de eis rekening gehouden met het tijdsverloop tussen het bewezenverklaarde feit en de behandeling ter zitting van heden, de leeftijd van de verdachte ten tijde van het feit, de betrokkenheid van de moeder van de verdachte, de dagen die de verdachte op het politiebureau heeft doorgebracht, de lange duur dat de verdachte zich aan de voorwaarden van de opschorting van de voorlopige hechtenis heeft moeten houden en de ondergeschikte rol van de verdachte bij het plegen van de winkeldiefstallen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft allereerst aangegeven dat het hem heeft verbaasd dat de onderhavige zaak op de zitting van de meervoudige kamer is gepland, terwijl deze enkelvoudig of zelfs via een TRIP-zitting had kunnen worden afgedaan. De verdachte is immers een first offender en door het tijdsverloop tussen het feit en de behandeling er zitting is er van enige pedagogische meerwaarde geen sprake meer.
Verder heeft de raadsman het opleggen van een straf gelijk aan het voorarrest van de verdachte bepleit, te weten een werkstraf voor de duur van 12 uren met aftrek van de
6 dagen die de verdachte op het politiebureau heeft doorgebracht.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Om te bepalen welke straf en/of maatregel voor de verdachte gepast is, kijkt de rechtbank naar de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en ook naar de persoon van de verdachte.
De ernst van het feit
De verdachte is samen met anderen op een zogeheten strooptocht gegaan. Bij diverse winkels hebben zij meerdere goederen weggenomen zonder daarvoor te betalen. Zij gingen gewiekst en goed voorbereid te werk. De verdachte en haar mededaders hebben geen respect getoond voor de eigendommen van anderen en de winkels financiële schade berokkend.
Daarnaast zien winkeliers zich door dit soort feiten genoodzaakt extra beveiligingsmaatregelen te nemen, waarvan de kosten worden doorberekend in de goederen die zij verkopen. Aldus is de maatschappij als geheel de dupe van dit soort feiten.
De persoon van de verdachte
De verdachte is nog niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft de rapporten gelezen van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, afdeling jeugdreclassering, en de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad).
Uit de informatie van de jeugdreclassering van 9 augustus 2018 blijkt dat het dynamisch risicoprofiel laag is, dat het domein gezin de grootste risicofactor is, maar dat de zorgen inmiddels zijn afgenomen nu de moeder van de verdachte haar behandeling bij de Waag heeft afgerond en nog reclasseringstoezicht heeft. Er zijn geen zorgen over de vrijetijdsbesteding van de verdachte, haar relaties en alcoholgebruik. Op de overige leefgebieden zijn er vooral beschermende factoren te vinden.
Blijkens het rapport van 17 juli 2019 van de Raad is het onderhavige feit het eerste en laatste contact van de verdachte met politie en justitie, beschrijft de jeugdreclassering een positief beeld van de verdachte en haar leefomstandigheden en is de verdachte toekomstgericht.
Het voortzetten van jeugdreclasseringscontact heeft volgens de Raad geen meerwaarde en als strafafdoening lijkt een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf passend.
Geadviseerd wordt dan ook aan de verdachte een werkstraf op te leggen.
Op de zitting is van de zijde van de jeugdreclassering nog meegedeeld dat de verdachte vanaf het eerste moment de verantwoordelijkheid voor haar gedrag heeft genomen en zich open en eerlijk heeft opgesteld. Voorts is verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de drukke bezigheden van de verdachte. Het is belangrijk dat zij haar opleiding positief kan afronden.
De rechtbank kan zich vinden in het door de Raad gegeven strafadvies en neemt de informatie van de jeugdreclassering hierbij mee.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij het opleggen van de straf, naast het hiervoor genoemde, ook nog rekening gehouden met de oriëntatiepunten die gelden in soortgelijke gevallen.
Ook het tijdsverloop tussen het bewezenverklaarde feit en de behandeling ter zitting van heden, de leeftijd van de verdachte ten tijde van het feit, de betrokkenheid van de moeder van de verdachte bij de diefstallen, het aantal dagen dat de verdachte op het politiebureau heeft doorgebracht, de lange duur dat de verdachte zich aan de voorwaarden van de opschorting van de voorlopige hechtenis heeft moeten houden en haar open en eerlijke opstelling, heeft de rechtbank meegewogen.
De rechtbank zal alles afwegende aan de verdachte een werkstraf van 30 uren opleggen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten, waardoor een onvoorwaardelijke werkstraf van 18 uren resteert.

6.De vordering van de benadeelde partij

[gemachtigde]heeft als gemachtigde van de benadeelde partij
[bedrijf 1] Zoetermeereen vordering ingediend voor het bedrag van
€ 366,75,bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist de vordering in zijn geheel hoofdelijk toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft gelet op het tijdsverloop dat het Openbaar Ministerie te verwijten valt, geen vermeerdering met de wettelijke rente gevorderd.
6.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft afwijzing van de vordering van de benadeelde partij bepleit, nu de klok die in de tas zat die de verdachte naar buiten heeft gedragen aan de [bedrijf 1] is terug gegeven en de verdachte niet verantwoordelijk is voor de overige schade die is geleden.
Mocht de rechtbank wel tot toewijzing van de vordering over gaan, dan verzoekt de raadsman deze te matigen tot het aandeel waarvoor de verdachte verantwoordelijk is en
de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Hoofdelijke toewijzing is, aldus de raadsman, dan ook zeker niet aan de orde.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] Zoetermeer afwijzen, aangezien de gestelde schade weliswaar is veroorzaakt door het bewezenverklaarde feit, maar, gezien haar aandeel ten aanzien van de goederen waarop de schade betrekking heeft, redelijkerwijs niet aan de verdachte kan worden toegerekend.
De drie volwassen medeverdachten, van wie de strafzaken nog op een terechtzitting zullen worden behandeld, zijn naar het oordeel van de rechtbank degenen die de verantwoordelijkheid voor het vergoeden van de geleden schade moeten dragen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met haar verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op € 0,00.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De straf is gebaseerd op de artikelen:
77a, 77g, 77m, 77n, 77gg en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden op het moment van het plegen van de strafbare feiten.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 1 heeft gepleegd. Dat is volgens de wet:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
verklaart deze feiten en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen wat meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit
een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
30 UREN;
beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
15 DAGEN;
voor elke dag dat de verdachte in voorarrest heeft gezeten, zal de rechtbank
2 urenvan de werkstraf aftrekken.
heft ophet opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
de rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij
[bedrijf 1] Zoetermeeraf;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met haar verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op € 0,00.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.I.S. Wallet, rechter, voorzitter,
mr. J.E.M.G. van Wezel, kinderrechter,
mr. J.J. Peters, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juli 2019.
Mr. Wallet is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlagen:
I) de tenlastelegging
II) de bewezenverklaring
Bijlage I. De tenlastelegging
Aan bovenbedoeld gedagvaarde persoon is tenlastegelegd dat:
zij op een of meerdere hierna te noemen tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 januari 2018 tot en met 26 januari 2018, althans op of omstreeks 26 januari 2018, te 's-Gravenhage en/of Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, in elk geval eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbende(n), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn/haar mededader(s), en wel:
- ( op of omstreeks 26 januari 2018 te Zoetermeer) een klok en/of een of meerdere pocket watch(es),
een of meerdere handdoekhaken en/of plateaus, twee setjes geurstokjes/houders, een of meerdere
hondenkoekjes en/of hondenworst, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [bedrijf 1] ,
- ( op of omstreeks 26 januari 2018 te Zoetermeer) een of meerdere kledingstuk(ken), in elk geval
enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf 4] ,
- ( op of omstreeks 26 januari 2018 te Zoetermeer) een of meerdere kledingstuk(ken) en/of chocolade,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf 2] ,
- ( in of omstreeks de periode van 20 januari 2018 tot en met 26 januari 2018 te 's-Gravenhage), een of
meerdere vacht(en), een of meerdere kle(e)d(en) en/of een of meerdere kaarsenhouders, in elk geval
enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf 9] ,
- ( op of omstreeks 26 januari 2018 te Zoetermeer) een of meerdere verzorgingsproduct(en), in elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf 3] ,
- ( op of omstreeks 26 januari 2018 te Zoetermeer), een of meerdere verzorgingsproduct(en), in elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf 10] , heeft/hebben
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Bijlage II. De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat:
zij op 26 januari 2018, te 's-Gravenhage en Zoetermeer, tezamen en in vereniging met anderen,
meermalen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen, toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbenden, en wel:
- ( op 26 januari 2018 te Zoetermeer) een klok en pocket watches, handdoekhaken en plateaus, twee
setjes geurstokjes/houders, hondenkoekjes en
eenhondenworst,
toebehorendeaan [bedrijf 1] ,
- ( op 26 januari 2018 te Zoetermeer) kledingstukken
toebehorende[bedrijf 4] ,
- ( op 26 januari 2018 te Zoetermeer) kledingstukken en chocolade
toebehorendeaan [bedrijf 2] ,
- (
op26 januari 2018 te 's-Gravenhage) vachten, kleden en kaarsenhouders,
toebehorendeaan
[bedrijf 9] ,
- ( op 26 januari 2018 te Zoetermeer) verzorgingsproducten
toebehorendeaan [bedrijf 3] ,
- ( op 26 januari 2018 te Zoetermeer) verzorgingsproducten
toebehorendeaan [bedrijf 10] ,
hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Eventuele taal- en/of schrijffouten zijn in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

Voetnoten

1.De hierna genoemde pagina’s zijn terug te vinden in het dossier van politie Eenheid Den Haag met het nummer
2.Proces-verbaal van aangifte van [gemachtigde] namens [bedrijf 1] , met bijlagen, p. 93-98, en proces-verbaal
3.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige] , met bijlage, p. 104-106
4.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p.107-114
5.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte 2] , p. 47-48
6.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte 3] , p. 23-24
7.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte] , p. 32-33
8.Proces-verbaal verhoor aangever, p. 99
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 122
10.Proces-verbaal van aanhouding van P.J. [medeverdachte 1] , p. 65-66
11.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 212-216
12.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 217-219
13.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 262-263, 264-265 en 266-269
14.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 165-167
15.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 277
16.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 256-257
17.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 258-259 en 260-261
18.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 263
19.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 161-164 en 165-167
20.Proces-verbaal verhoor minderjarige verdachte [verdachte] , p. 193-196
21.Proces-verbaal verhoor minderjarige verdachte [verdachte] , p. 197-199
22.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 123-151
23.Proces-verbaal van aangifte van [gemachtigde] namens [bedrijf 10] , met bijlagen, p. 343-347
24.Proces-verbaal van aangifte van [gemachtigde] namens [bedrijf 2] , met bijlagen, p. 337-341
25.Proces-verbaal van aangifte van [gemachtigde] namens [bedrijf 3] , met bijlage, p. 308-311
26.Proces-verbaal van aangifte van [gemachtigde] namens [bedrijf 9] , met bijlagen, p. 319-323