In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 augustus 2019 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, die al zeveneneenhalf jaar bij pleegouders woont. De rechtbank heeft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering gemachtigd om de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een netwerkpleeggezin. De moeder van de minderjarige, die belast is met het ouderlijk gezag, heeft ingestemd met de verlenging van de machtiging, omdat zij hoopt dat dit zal leiden tot een terugplaatsing van de minderjarige bij haar. De pleegouders hebben ook ingestemd, maar met de voorwaarde dat de minderjarige niet buiten hun gezin wordt geplaatst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige goed is gehecht aan de pleegouders en dat het in zijn belang is om de huidige situatie te handhaven. De rechtbank heeft ook de geschillenregeling ex artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek behandeld, maar heeft het verzoek van de pleegouders afgewezen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de zorgen over de opvoedvaardigheden van de pleegouders niet zwaarder wegen dan die van de moeder, en dat de pleegouders de stabiliteit en veiligheid bieden die de minderjarige nodig heeft. De rechtbank heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 5 juli 2020, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling.