ECLI:NL:RBDHA:2019:7920

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2019
Publicatiedatum
31 juli 2019
Zaaknummer
7848491 RL EXPL 19-14029
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een vordering wegens strijd met procesrechtelijke voorschriften

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2019 uitspraak gedaan in een verstekprocedure tussen Intrum Nederland B.V. als eisende partij en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij had een vordering ingesteld, maar de dagvaarding voldeed niet aan de eisen van de artikelen 111 en 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De kantonrechter oordeelde dat de dagvaarding niet voldoende informatie bevatte over de overeenkomst die gedaagde zou hebben gesloten met Essent Retail Energie B.V. en dat essentiële documenten, zoals een kopie van de overeenkomst en een factuur, ontbraken. Hierdoor kon de gedaagde partij niet adequaat reageren op de vordering.

De kantonrechter merkte op dat de dagvaarding volstrekt niet voldeed aan de wettelijke voorschriften, wat leidde tot de conclusie dat de vordering moest worden afgewezen. Tevens werd opgemerkt dat het dagvaarden van een consument voor een vordering die mogelijk al verjaard was, een ongebruikelijke toepassing van het procesrecht is. De eisende partij en de deurwaarder werden aangespoord om zich bewust te zijn van deze procedurele tekortkomingen.

In de beslissing werd de vordering afgewezen en werd de eisende partij veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van de gedaagde partij op nihil werden vastgesteld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de kantonrechter en ondertekend door de griffier.

Uitspraak

[medewerker]
Grosse afgegeven aan Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso op

Rechtbank Den Haag

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
Rolnummer: 7848491 RL EXPL 19-14029

Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

Intrum Nederland B.V.

gevestigd te Amersfoort en kantoorhoudende te Amsterdam,
eisende partij,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso
tegen

[gedaagde]

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen

Het procesverloop

Eisende partij heeft gevorderd zoals beschreven in de dagvaarding, waarvan een gewaarmerkt afschrift aan dit vonnis is gehecht en waarnaar wordt verwezen voor wat betreft de namen en woonplaatsen van partijen en de namen van de gemachtigde(n). Gedaagde partij is daarop niet verschenen en heeft ook anderszins niet gereageerd. De voorgeschreven termijnen en formaliteiten zijn in acht genomen. Tegen gedaagde partij is daarom verstek verleend.

Beoordeling van het geschil

Op grond van artikel 111 lid 2 onder d. Rv dient een dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient een eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
Van het laatste is naar het oordeel van de kantonrechter met betrekking tot de dagvaarding geen sprake. Weliswaar wordt in de dagvaarding melding gemaakt dat gedaagde een overeenkomst zou hebben gesloten met Essent Retail Energie B.V., maar wanneer en op welke wijze en voor welke periode de overeenkomst is gesloten vermeldt de dagvaarding niet, laat staan dat een kopie van de overeenkomst aan de dagvaarding is gehecht. De als productie 1 aangehechte onderdelen van de Algemene Voorwaarden kunnen in ieder geval niet als zodanig kwalificeren.
Vervolgens zou productie 2 een specificatie van de vordering bevatten. Productie 2 luidt als volgt:

Factuurspecificatie

Vorderingsnummer Omschrijving Bedrag
51003285371 Facturatie €380,45
Totaal €380,45
Naar het oordeel van de kantonrechter kwalificeert een vorderingsnummer met alleen een bedrag niet als specificatie van de vordering. Ook hier ontbreekt de factuur, waaruit het vorderingsnummer, het bedrag en de grondslag van de betalingsverplichting van gedaagde partij blijkt.
Het voorgaande is bijzonder van belang, omdat uit de dagvaarding wel blijkt dat eisende partij de vordering op of omstreeks 1 september 2015 van Essent heeft gekocht. De vordering zelf moet dus ouder zijn dan die datum. Van een debiteur kan niet worden verwacht dat hij zo’n oude vordering alleen aan de hand van een vorderingsnummer gaat herleiden.
Tenslotte vermeldt de dagvaarding dat gedaagde een kosteloze aanmaning heeft ontvangen, maar ook daarvan ontbreekt ieder spoor. Wel is als productie 3 een ‘voorbeeldbrief’ bijgevoegd, die gedaagde ontvangen zou hebben. Deze voorbeeldbrief is echter op alle punten, die op enigerlei wijze zouden kunnen wijzen in de richting van een geadresseerde, grondslag, factuurnummer, hoofdsom en rente zwart gemaakt, zodat daaruit geen enkele in de richting van gedaagde wijzende informatie kan worden ontleend.
Naar het oordeel van de kantonrechter voldoet de dagvaarding volstrekt niet aan de voorschriften van de artikelen 111 en 21 Rv. De kantonrechter kan daaruit de gevolgtrekking maken die hij gerade acht en de enige gepaste gevolgtrekking is naar zijn oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen.
Ten overvloede merkt de kantonrechter nog op dat het op deze wijze dagvaarden van een consument voor een tenminste vier jaar oude vordering, die tegen de verjaringsdatum aanloopt dan wel wellicht reeds verjaard is een hoogst opgepast gebruik is van het procesrecht. De eisende partij alsmede de namens haar optredende deurwaarder dienen zich dit aan te trekken.

Beslissing

De kantonrechter,
1. wijst af de vordering;
2 veroordeelt eisende partij in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van gedaagde partij vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W.D. Bom, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2019.
de griffier, de kantonrechter,