ECLI:NL:RBDHA:2019:7920
Rechtbank Den Haag
- Verstek
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een vordering wegens strijd met procesrechtelijke voorschriften
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2019 uitspraak gedaan in een verstekprocedure tussen Intrum Nederland B.V. als eisende partij en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij had een vordering ingesteld, maar de dagvaarding voldeed niet aan de eisen van de artikelen 111 en 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De kantonrechter oordeelde dat de dagvaarding niet voldoende informatie bevatte over de overeenkomst die gedaagde zou hebben gesloten met Essent Retail Energie B.V. en dat essentiële documenten, zoals een kopie van de overeenkomst en een factuur, ontbraken. Hierdoor kon de gedaagde partij niet adequaat reageren op de vordering.
De kantonrechter merkte op dat de dagvaarding volstrekt niet voldeed aan de wettelijke voorschriften, wat leidde tot de conclusie dat de vordering moest worden afgewezen. Tevens werd opgemerkt dat het dagvaarden van een consument voor een vordering die mogelijk al verjaard was, een ongebruikelijke toepassing van het procesrecht is. De eisende partij en de deurwaarder werden aangespoord om zich bewust te zijn van deze procedurele tekortkomingen.
In de beslissing werd de vordering afgewezen en werd de eisende partij veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van de gedaagde partij op nihil werden vastgesteld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de kantonrechter en ondertekend door de griffier.