3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Feit 1:
Aangezien de verdachte het tenlastegelegde feit heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsman van de verdachte geen algehele vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 juli 2019;
- het proces-verbaal van verhoor slachtoffer d.d. 8 februari 2019 (blz. 34 - 63);
- het proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 8 mei 2019 (blz. 124 - 129).
Feit 2:
[Slachtoffer] , geboren op [Datum] , heeft op 8 januari 2019 verklaard dat zij meerdere keren seks heeft gehad met de verdachte. De verdachte is een aangetrouwde neef van haar. Dit is zowel bij haar thuis als op vakantie in het zwembad gebeurd. Hij deed dan zijn penis in haar vagina, bewoog op en neer en kwam klaar. Zij hadden meestal één keer in de maand seks.
Tevens heeft zij verklaard dat de verdachte haar weleens beloonde met dingen, bijvoorbeeld met iets lekkers en later ook met geld. Zij zei ook zelf wel eens dat ze geld nodig had en dan kwam de verdachte langs, deed hij ‘zijn ding’, kreeg zij geld en ging hij weer weg. De verdachte kwam regelmatig koffie drinken bij haar moeder en dan hadden ze al van te voren afgesproken dat [Slachtoffer] iets zou krijgen in ruil voor seks. Zij kreeg vaak rond de tien of twintig euro. Zij denkt dat ze in totaal rond de € 500 à € 600 heeft gekregen.
Zij hebben onder andere seks gehad in een kleedhokje van het zwembad tijdens een vakantie in [Verblijfplaats] in 2017.De laatste keer dat zij seks hebben gehad was voordat zij naar Antwerpen ging. Zij is 8 december (de rechtbank begrijpt: 2018) naar Antwerpen gegaan.
De moeder van [Slachtoffer] heeft aangifte gedaan namens haar dochter. Zij heeft verklaard dat [Slachtoffer] haar heeft verteld dat het voor het eerst was gebeurd op vakantie in Drenthe in het kleedhokje van het zwembad.De verdachte was toen ook een aantal dagen meegegaan op vakantie. [Slachtoffer] en hij zijn ergens tussen 22 april 2017 en 25 april 2017 gaan zwemmen in [Verblijfplaats] (de rechtbank begrijpt: in Emmen), waar het zou zijn gebeurd, zoals [Slachtoffer] haar had verteld.
De verdachte heeft bekend dat hij meerdere keren seks heeft gehad met [Slachtoffer] en dat hij haar daar weleens geld of iets anders voor heeft gegeven. Ook heeft hij verklaard dat hij wist dat zij nog minderjarig was.De verdachte heeft verklaard dat hij wel eens iets lekkers mee nam, dat hij [Slachtoffer] een laptop heeft gegeven, dat hij haar verwende, dat hij cadeautjes voor haar kocht en dat, als [Slachtoffer] iets wilde hebben, zij het kreeg van hem. Ook heeft zij een paar keer geld van hem gekregen, als ze dat nodig had. [Slachtoffer] heeft hem weleens aangeboden om seks met hem te hebben en hem foto’s te sturen voor geld, zo heeft de verdachte verklaard. Hij heeft haar in totaal € 500 à € 600 gegeven. De eerste keer dat zij seks hadden was in 2017 in [Verblijfplaats] . De laatste keer was in november 2018.Volgens verdachte was echter sprake van een wederzijdse verliefdheid en heeft hij [Slachtoffer] niet verleid of gedwongen tot het hebben van seks.
Gelet op de voorgaande verklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 22 april 2017 tot en met 30 november 2018 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [Slachtoffer] , bestaande uit het brengen van en het heen en weer bewegen van zijn penis in de vagina van [Slachtoffer] , terwijl hij wist dat zij nog geen achttien jaar oud was. Gelet op de ontkennende verklaring van de verdachte hieromtrent dient de rechtbank vervolgens de vraag te beantwoorden of de ontucht heeft plaatsgevonden doordat de verdachte het slachtoffer hiertoe opzettelijk heeft bewogen door middel van een van de in de tenlastelegging vermelde ‘verleidingsmiddelen’. Daartoe wordt als volgt overwogen.
De rechtbank is – anders dan de raadsman – van oordeel dat het grote leeftijdsverschil van drieëntwintig jaar tussen de verdachte en het slachtoffer en het feit dat de verdachte een aangetrouwde neef is van [Slachtoffer] en regelmatig bij hen over de vloer kwam om een kop koffie te drinken en zelfs meeging op vakantie, maken dat sprake was van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht. Ook acht de rechtbank bewezen dat de verdachte [Slachtoffer] geldbedragen heeft betaald in ruil voor seks.
Voor beantwoording van de vraag of [Slachtoffer] door (de belofte van) geld en door misbruik van voormeld overwicht ook is bewogen tot het ondergaan van de door de verdachte gepleegde seksuele handelingen, moet voldoende aannemelijk zijn dat zij
medeonder invloed daarvan is overgegaan tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen (vergelijk Hoge Raad 26 juni 2018 ECLI:NL:HR: 2018:1013). De rechtbank acht dit voldoende aannemelijk geworden. Niet alleen [Slachtoffer] heeft immers verklaard dat zij seks met de verdachte had omdat zij geld nodig had en ook dat zij het maar liet gebeuren, omdat zij niet in de problemen wilde komen,de verdachte heeft ook zelf verklaard dat hij in ruil voor geld seks met [Slachtoffer] had.
Dat volgens hem sprake was van een wederzijdse verliefdheid – waarvan overigens niet blijkt uit de door [Slachtoffer] afgelegde verklaring – en dat [Slachtoffer] ook zelf initiatieven heeft genomen tot het hebben van seks (al dan niet in ruil voor geld), doet er niet aan af dat zij mede door het handelen van de verdachte is bewogen tot de ontuchtige handelingen.
De rechtbank acht feit 2 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3:
Aangezien de verdachte het tenlastegelegde feit heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsman van de verdachte geen algehele vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 juli 2019;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 januari 2019 (blz. 89);
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 april 2019 (blz. 113 - 114);
- het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 mei 2019 (blz. 137 - 147).