ECLI:NL:RBDHA:2019:7918

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
31 juli 2019
Zaaknummer
09/857009-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarige nicht en bezit van kinderporno

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 augustus 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met zijn minderjarige nichtje, dat destijds 14 of 15 jaar oud was. De verdachte heeft in een periode van ruim een jaar ontuchtige handelingen gepleegd met het slachtoffer, waarbij hij haar verleidde tot seksuele handelingen in ruil voor geld of cadeautjes. Daarnaast had hij kinderporno in zijn bezit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank legde een uitvoerig pakket aan voorwaarden op, waaronder reclasseringstoezicht. De zaak kwam aan het licht na aangifte door de moeder van het slachtoffer, die op de hoogte was van de seksuele relatie tussen de verdachte en haar dochter. De verdachte heeft de feiten deels bekend, maar ontkent dat hij het slachtoffer heeft verleid tot deze handelingen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de ontucht en het bezit van kinderporno, en dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie ten opzichte van het slachtoffer. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de feiten op het slachtoffer en de ernst van de gepleegde misdrijven.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/857009-19
Datum uitspraak: 1 augustus 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[Verdachte] ,
geboren op [Geboortedatum] 1979 te [Geboorteplaats] ,
wonende te [Woonplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 18 juli 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.E. van der Leeuw en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J.N. Hoek naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
22 april 2017
tot en met 27 mei 2018 te De Lier
en/of Emmenen/of (elders) in Nederland,
(telkens) met [Slachtoffer] , geboren op [Datum] , die de leeftijd van
twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[Slachtoffer] ,
te weten het (meermalen) brengen van en/of heen en weer bewegen van zijn penis
in de vagina van die [Slachtoffer] ;
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
22 april 2017
tot en met 30 november 2018 te De Lier en/of (elders) in Nederland,
(telkens) door giften en/of beloften van geld en/of goed en/of misbruik van
uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding, te
weten
het misbruik maken van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten het (grote) leeftijdsverschil tussen verdachte en die [Slachtoffer] en/of het feit dat verdachte een (aangetrouwd) familielid en/of huisvriend was en/ofhet aanbieden van (een) geldbedrag(en),
[Slachtoffer] , geboren op [Datum] , van wie hij, verdachte, wist of
redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog
niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen een of meer ontuchtige
handelingen, te weten het brengen van en/of heen en weer bewegen van zijn
penis in de vagina van die [Slachtoffer] , te plegen en/of van verdachte te dulden;
3.
hij in of omstreeks de periode van 19 november 2017 tot en met 6 januari 2019
te Honselersdijk, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal
telkens (een) afbeelding(en), te weten (een) foto('s) en/of
een gegevensdrager bevattende (een) afbeeldingen (te weten een mobiele
telefoon ( [Merk telefoon] )) ,
heeft verworven en/of in bezit heeft gehad en/of door middel van een
geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de
toegang heeft verschaft
terwijl op die afbeeldingen(en)(een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn,
waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien
jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedraging(en) - zakelijk weergegeven - bestonden uit
- afbeelding 1 ( [Nummer] )
Op deze foto is een meisje, te weten [Slachtoffer] (geboren [Datum] ), te zien met een witte
[Merk telefoon] in haar hand, die een foto van zichzelf maakt. Zij heeft een vlecht in haar haren. Op de
achtergrond is behang of een poster te zien met daarop dieren, zoals een zebra, een olifant en een hert. Op deze foto zijn de blote borsten van het meisje te zien.
- afbeelding 2 ( [Nummer] )
Op deze foto is hetzelfde meisje als op afbeelding 1 te zien, te weten [Slachtoffer] (geboren [Datum]
). Zij heeft twee vlechten in haar haren en heeft wederom een witte [Merk telefoon] in haar hand, waarmee zij de foto maakt. Op de achtergrond is behang of een poster te zien met daarop dieren, zoals een olifant, een hert en een leeuw. Op deze foto zijn de blote borsten van het meisje te zien.
- afbeelding 3 ( [Nummer] )
Op deze foto zijn twee blote borsten te zien (van een meisje genaamd [Slachtoffer] , geboren [Datum]
). Onder de blote borsten zit een groen/grijze BH omgeklapt.
- afbeelding 4 ( [Nummer] )
Op deze foto zijn twee blote borsten te zien (van een meisje genaamd [Slachtoffer] , geboren [Datum]
). Boven de borsten zie je wat kleding opgerold/opgestroopt zitten. Onder de rechterborst zit een
moedervlek.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdachte wordt verweten dat hij zich – kort gezegd – heeft schuldig gemaakt aan ontucht met zijn nichtje [Slachtoffer] (hierna ook: [Slachtoffer] ) die destijds wel de leeftijd van twaalf jaar, maar nog niet de leeftijd van zestien jaar had bereikt, (mede) bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [Slachtoffer] (feit 1), aan het bewegen van [Slachtoffer] tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen (feit 2) en aan het bezit van kinderporno (feit 3).
De verdachte heeft bekend dat hij feit 1 en feit 3 heeft gepleegd.
De verdachte heeft ontkend dat hij [Slachtoffer] op welke manier dan ook heeft verleid tot het plegen of dulden van seksuele handelingen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de feiten 1 en 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Immers, het enkele leeftijdsverschil en het zijn van een huisvriend zijn onvoldoende voor een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht.
Het slachtoffer is bovendien niet bewogen tot seks door het aanbieden van geld dan wel door misbruik van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, omdat zij ook vaak zelf het initiatief tot seks nam. Tevens blijkt uit het dossier dat de verdachte en het slachtoffer ook regelmatig seks hadden zonder dat het slachtoffer er geld voor vroeg.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Feit 1:
Aangezien de verdachte het tenlastegelegde feit heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsman van de verdachte geen algehele vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 juli 2019;
- het proces-verbaal van verhoor slachtoffer d.d. 8 februari 2019 (blz. 34 - 63);
- het proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 8 mei 2019 (blz. 124 - 129).
Feit 2:
[Slachtoffer] , geboren op [Datum] , heeft op 8 januari 2019 verklaard dat zij meerdere keren seks heeft gehad met de verdachte. De verdachte is een aangetrouwde neef van haar. Dit is zowel bij haar thuis als op vakantie in het zwembad gebeurd. Hij deed dan zijn penis in haar vagina, bewoog op en neer en kwam klaar. Zij hadden meestal één keer in de maand seks. [2]
Tevens heeft zij verklaard dat de verdachte haar weleens beloonde met dingen, bijvoorbeeld met iets lekkers en later ook met geld. Zij zei ook zelf wel eens dat ze geld nodig had en dan kwam de verdachte langs, deed hij ‘zijn ding’, kreeg zij geld en ging hij weer weg. De verdachte kwam regelmatig koffie drinken bij haar moeder en dan hadden ze al van te voren afgesproken dat [Slachtoffer] iets zou krijgen in ruil voor seks. Zij kreeg vaak rond de tien of twintig euro. Zij denkt dat ze in totaal rond de € 500 à € 600 heeft gekregen. [3]
Zij hebben onder andere seks gehad in een kleedhokje van het zwembad tijdens een vakantie in [Verblijfplaats] in 2017. [4] De laatste keer dat zij seks hebben gehad was voordat zij naar Antwerpen ging. Zij is 8 december (de rechtbank begrijpt: 2018) naar Antwerpen gegaan. [5]
De moeder van [Slachtoffer] heeft aangifte gedaan namens haar dochter. Zij heeft verklaard dat [Slachtoffer] haar heeft verteld dat het voor het eerst was gebeurd op vakantie in Drenthe in het kleedhokje van het zwembad. [6] De verdachte was toen ook een aantal dagen meegegaan op vakantie. [Slachtoffer] en hij zijn ergens tussen 22 april 2017 en 25 april 2017 gaan zwemmen in [Verblijfplaats] (de rechtbank begrijpt: in Emmen), waar het zou zijn gebeurd, zoals [Slachtoffer] haar had verteld. [7]
De verdachte heeft bekend dat hij meerdere keren seks heeft gehad met [Slachtoffer] en dat hij haar daar weleens geld of iets anders voor heeft gegeven. Ook heeft hij verklaard dat hij wist dat zij nog minderjarig was. [8] De verdachte heeft verklaard dat hij wel eens iets lekkers mee nam, dat hij [Slachtoffer] een laptop heeft gegeven, dat hij haar verwende, dat hij cadeautjes voor haar kocht en dat, als [Slachtoffer] iets wilde hebben, zij het kreeg van hem. Ook heeft zij een paar keer geld van hem gekregen, als ze dat nodig had. [Slachtoffer] heeft hem weleens aangeboden om seks met hem te hebben en hem foto’s te sturen voor geld, zo heeft de verdachte verklaard. Hij heeft haar in totaal € 500 à € 600 gegeven. De eerste keer dat zij seks hadden was in 2017 in [Verblijfplaats] . De laatste keer was in november 2018. [9] Volgens verdachte was echter sprake van een wederzijdse verliefdheid en heeft hij [Slachtoffer] niet verleid of gedwongen tot het hebben van seks.
Gelet op de voorgaande verklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 22 april 2017 tot en met 30 november 2018 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [Slachtoffer] , bestaande uit het brengen van en het heen en weer bewegen van zijn penis in de vagina van [Slachtoffer] , terwijl hij wist dat zij nog geen achttien jaar oud was. Gelet op de ontkennende verklaring van de verdachte hieromtrent dient de rechtbank vervolgens de vraag te beantwoorden of de ontucht heeft plaatsgevonden doordat de verdachte het slachtoffer hiertoe opzettelijk heeft bewogen door middel van een van de in de tenlastelegging vermelde ‘verleidingsmiddelen’. Daartoe wordt als volgt overwogen.
De rechtbank is – anders dan de raadsman – van oordeel dat het grote leeftijdsverschil van drieëntwintig jaar tussen de verdachte en het slachtoffer en het feit dat de verdachte een aangetrouwde neef is van [Slachtoffer] en regelmatig bij hen over de vloer kwam om een kop koffie te drinken en zelfs meeging op vakantie, maken dat sprake was van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht. Ook acht de rechtbank bewezen dat de verdachte [Slachtoffer] geldbedragen heeft betaald in ruil voor seks.
Voor beantwoording van de vraag of [Slachtoffer] door (de belofte van) geld en door misbruik van voormeld overwicht ook is bewogen tot het ondergaan van de door de verdachte gepleegde seksuele handelingen, moet voldoende aannemelijk zijn dat zij
medeonder invloed daarvan is overgegaan tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen (vergelijk Hoge Raad 26 juni 2018 ECLI:NL:HR: 2018:1013). De rechtbank acht dit voldoende aannemelijk geworden. Niet alleen [Slachtoffer] heeft immers verklaard dat zij seks met de verdachte had omdat zij geld nodig had en ook dat zij het maar liet gebeuren, omdat zij niet in de problemen wilde komen, [10] de verdachte heeft ook zelf verklaard dat hij in ruil voor geld seks met [Slachtoffer] had.
Dat volgens hem sprake was van een wederzijdse verliefdheid – waarvan overigens niet blijkt uit de door [Slachtoffer] afgelegde verklaring – en dat [Slachtoffer] ook zelf initiatieven heeft genomen tot het hebben van seks (al dan niet in ruil voor geld), doet er niet aan af dat zij mede door het handelen van de verdachte is bewogen tot de ontuchtige handelingen.
De rechtbank acht feit 2 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3:
Aangezien de verdachte het tenlastegelegde feit heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsman van de verdachte geen algehele vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 juli 2019;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 januari 2019 (blz. 89);
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 april 2019 (blz. 113 - 114);
- het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 mei 2019 (blz. 137 - 147).
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van
22 april 2017tot en met 27 mei 2018 te De Lier
en Emmen, telkens met [Slachtoffer] , geboren op [Datum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [Slachtoffer] , te weten het meermalen brengen van en heen en weer bewegen van zijn penis in de vagina van die [Slachtoffer] ;
2.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van
22 april 2017tot en met 30 november 2018 te De Lier, telkens door giften of beloften van geld en/of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten
het (grote) leeftijdsverschil tussen verdachte en die [Slachtoffer] en het feit dat verdachte een aangetrouwd familielid was enhet aanbieden van geldbedragen, [Slachtoffer] , geboren op [Datum] , van wie hij, verdachte, wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten het brengen van en heen en weer bewegen van zijn penis in de vagina van die [Slachtoffer] , van verdachte te dulden;
3.
hij in de periode van 19 november 2017 tot en met 6 januari 2019 te Honselersdijk, meermalen, telkens een gegevensdrager bevattende afbeeldingen (te weten een mobiele telefoon ( [Merk telefoon] )), in bezit heeft gehad
terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit
- afbeelding 1 ( [Nummer] )
Op deze foto is een meisje, te weten [Slachtoffer] (geboren [Datum] ), te zien met een witte
[Merk telefoon] in haar hand, die een foto van zichzelf maakt. Zij heeft een vlecht in haar haren. Op de
achtergrond is behang of een poster te zien met daarop dieren, zoals een zebra, een olifant en een hert. Op deze foto zijn de blote borsten van het meisje te zien.
- afbeelding 2 ( [Nummer] )
Op deze foto is hetzelfde meisje als op afbeelding 1 te zien, te weten [Slachtoffer] (geboren [Datum]
). Zij heeft twee vlechten in haar haren en heeft wederom een witte [Merk telefoon] in haar hand, waarmee zij de foto maakt. Op de achtergrond is behang of een poster te zien met daarop dieren, zoals een olifant, een hert en een leeuw. Op deze foto zijn de blote borsten van het meisje te zien.
- afbeelding 3 ( [Nummer] )
Op deze foto zijn twee blote borsten te zien (van een meisje genaamd [Slachtoffer] , geboren [Datum]
). Onder de blote borsten zit een groen/grijze BH omgeklapt.
- afbeelding 4 ( [Nummer] )
Op deze foto zijn twee blote borsten te zien (van een meisje genaamd [Slachtoffer] , geboren [Datum]
). Boven de borsten zie je wat kleding opgerold/opgestroopt zitten. Onder de rechterborst zit een
moedervlek.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering. Zij heeft verzocht om deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest met eventueel daaraan gekoppeld een taakstraf en eventueel in combinatie met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf met een langere proeftijd.
De raadsman heeft verzocht om bij het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rekening te houden met de omstandigheid dat geen sprake is geweest van dwang, dat sprake was van eendaadse samenloop, dat de reclassering heeft aangegeven dat het van belang is dat de verdachte zo snel mogelijk met de bijzondere voorwaarden begint, dat de verdachte thans een stabiele basis heeft, dat het niet onverantwoord is om de verdachte vroegtijdig uit detentie te ontslaan en dat het van groot belang is dat de verdachte zijn schuldhulpverleningstraject kan voortzetten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het gedurende ruim een jaar plegen van ontucht met zijn destijds 14 dan wel 15 jarige nichtje, bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, en aan het haar verleiden tot het plegen van ontuchtige handelingen onder andere door haar geld te bieden in ruil voor seks. De verdachte was bovendien veel ouder dan het slachtoffer en hij was een aangetrouwde neef die regelmatig bij hen over de vloer kwam. Daardoor heeft de verdachte ook misbruik gemaakt van zijn positie ten opzichte van het slachtoffer. Daarnaast heeft hij een viertal afbeeldingen van het slachtoffer op zijn telefoon gehad, welke kunnen worden gekwalificeerd als kinderpornografisch.
De verdachte heeft met zijn gedrag een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn nog jonge nichtje en heeft een normale, gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. De ervaring leert dat dergelijk misbruik vaak langdurige en ernstige schade toebrengt aan de geestelijke gezondheid van slachtoffers. Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring van [Slachtoffer] blijkt ook hoeveel impact het handelen van de verdachte op haar leven heeft gehad en nog steeds heeft. De verdachte heeft de belangen van het slachtoffer volstrekt genegeerd en heeft de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften vooropgesteld. De verdachte had als volwassene beter moeten weten. Daar komt bij dat de ontucht bovendien grotendeels in het huis van het slachtoffer heeft plaatsgevonden, een plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen. De rechtbank rekent de verdachte dit alles zwaar aan. Met de omstandigheid dat het slachtoffer ook zelf initiatief heeft genomen tot het hebben van seks al dan niet in ruil voor geld of goederen, zal de rechtbank niet in straf verminderende mate rekening houden. Die omstandigheid doet niets af aan de strafbaarheid van het gedrag van de verdachte. De geschonden strafbepalingen dienen immers ter bescherming van jeugdigen, ook tegen verleidingen die mogelijk van henzelf uitgaan, zodat het slachtoffer niets kan worden verweten.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie van 17 april 2019 betreffende de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsadvies van 9 juli 2019, opgesteld door [Naam] , reclasseringswerker, waaruit blijkt dat de verdachte lijkt te begrijpen dat zijn gedrag strafbaar is, maar dat hij de indruk geeft ervan overtuigd te zijn dat de ‘relatie’ die hij had met [Slachtoffer] wederzijds en evenwichtig was. Hij heeft te kennen gegeven geen seksuele voorkeur te hebben voor minderjarigen, maar de reclassering maakt zich zorgen over mogelijke aanwijzingen in het proces-verbaal voor eerder grensoverschrijdend gedrag naar jonge meisjes. De verdachte heeft dit echter stellig ontkend en heeft geen toestemming gegeven voor een referentenonderzoek. Hoewel de reclassering het recidiverisico zeker op de korte termijn als laag inschat, acht zij het, gelet op de aard van de feiten, noodzakelijk om het risico op herhaling te beperken.
De reclassering heeft geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, een contactverbod met aangeefster (de rechtbank begrijpt: met [Slachtoffer] ), het vermijden van contact met minderjarigen, het vermijden van kinderporno, en als overige voorwaarden de aanmelding bij het zogeheten zedenconvenant en het verschaffen van toestemming voor referenteninformatie. De reclassering heeft geadviseerd om de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De op te leggen straf
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het volgende oordeel.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten enkel een gevangenisstraf een passende strafmodaliteit is. De rechtbank acht de feiten te ernstig, met name gelet op het grote leeftijdsverschil, de lange periode waarin de ontucht heeft plaatsgevonden en de intensiteit ervan, om te volstaan met een onvoorwaardelijk deel gelijk aan de duur van het voorarrest, zoals door de raadsman bepleit. Zij zal echter een gevangenisstraf opleggen van enigszins kortere duur dan door de officier van justitie gevorderd, gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De omstandigheid dat het schuldhulpverleningstraject van de verdachte mogelijk zal worden stopgezet is een vervelende omstandigheid die de verdachte enkel aan zichzelf heeft te wijten. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding om de duur van de op te leggen gevangenisstraf te beperken.
De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen teneinde de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan het plegen van (soortgelijke) strafbare feiten. Zij zal daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering en een proeftijd van drie jaren. De rechtbank begrijpt dat deze voorwaarden een inbreuk zullen hebben op het (privé)leven van de verdachte na detentie. De rechtbank is echter van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheid dat de verdachte niet heeft willen meewerken aan een onderzoek naar zijn geestvermogens, het opleggen van die voorwaarden wenselijk is om gevaar voor herhaling te voorkomen. Dit geldt ook voor het vermijden van contact met minderjarigen en het verlenen van toestemming om referenten te raadplegen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Gelet op de omstandigheid dat er aanwijzingen zijn dat de verdachte een seksuele voorkeur heeft voor minderjarigen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14d Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De vordering van de benadeelde partij

[Slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 15.283,41, bestaande uit een bedrag van € 283,41 wegens materiële schade en een bedrag van € 15.000,00 wegens immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat in het kader van het schuldhulpverleningstraject van de verdachte geen nieuwe schuld mag ontstaan. De verdachte is wel bereid om een schadevergoeding te betalen nadat het traject is afgerond.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de materiële schade af te wijzen, omdat deze is geleden door de moeder van het slachtoffer en om het toe te wijzen bedrag wegens immateriële schade te matigen.
Voorts heeft de raadsman verzocht om geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen vanwege het risico van het stuklopen van het schuldhulpverleningstraject van de verdachte. Indien de rechtbank wel een schadevergoedingsmaatregel oplegt, heeft de raadsman bepleit om te bepalen dat bij niet betalen een vervangende hechtenis van één dag zal worden opgelegd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat het hier gaat om een civiele vordering, zodat het feit dat in het kader van het schuldhulpverleningstraject waarin de verdachte zit geen nieuwe schulden mogen ontstaan, geen reden kan zijn om de benadeelde partij in deze vordering niet-ontvankelijk te verklaren. De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. De omstandigheid dat de schade is geleden door de moeder van het slachtoffer doet er niet aan af dat zij deze zelfstandig kan vorderen, nu artikel 51f, tweede lid, Sv. in samenhang met artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek de veroordeelde verplicht om ook de kosten die een derde heeft gemaakt ten behoeve van het slachtoffer te vergoeden indien het slachtoffer deze kosten ook zelf had kunnen vorderen als het slachtoffer deze zelf had gemaakt.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 5.000,00 toewijzen, omdat is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 5.283,41.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 22 april 2017, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte voor de bewezenverklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door deze feiten is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.283,41, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 april 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [Slachtoffer] .
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat de verdachte in staat zal zijn binnen een redelijke termijn aan zijn verplichtingen tot betaling te voldoen gezien zijn schulden en het schuldhulpverleningstraject dat gezien de op te leggen gevangenisstraf naar alle waarschijnlijkheid zal worden stopgezet. Daarmee zou de op te leggen vervangende hechtenis, die is bedoeld als drukmiddel voor betalingsonwilligen, een punitief karakter krijgen. Dit acht de rechtbank ongewenst. Op grond daarvan zal zij bepalen dat bij gebreke van betaling van de aan de Staat te betalen bedragen telkens slechts één dag vervangende hechtenis wordt toegepast, zoals door de raadsman bepleit.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 240b, 245 en 248a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
door giften en beloften van geld of goed en misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen van hem te dulden, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verwerven en in bezit hebben, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
18 (ACHTTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (ZES) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op
drie jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, [Adres] te Den Haag en zich daarna gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen blijft melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, onder behandeling stelt van De Waag of een soortgelijke zorginstelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven. het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met [Slachtoffer] , geboren op [Datum] , zolang het openbaar ministerie dit noodzakelijk acht; de politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
- gedurende de proeftijd geen contact zoekt met minderjarigen; hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk; als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt de veroordeelde dat er een volwassene bij aanwezig is, zodat hij niet alleen is met de minderjarige;
- gedurende de proeftijd zich op welke wijze dan ook onthoudt van:
- het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
- gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
- gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd;
de veroordeelde bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen; het toezicht op deze voorwaarde kan onder andere bestaan uit controles van computers en andere apparatuur; de veroordeelde werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek;
- wordt aangemeld bij het zedenconvenant en meewerkt aan het convenant tussen reclassering en politie, dat onder meer inhoudt dat hij door de wijkagent bezocht kan worden in zijn huis of omgeving;
- de reclassering zicht verschaft op de voortgang van zijn behandeling en begeleiding en de reclassering toestemming verleent om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk; hij geeft daarnaast openheid over het aangaan en onderhouden van (partner)relaties en verleent toestemming tot contactopname met een eventuele nieuwe relatie of huisgenoot;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het -op grond van artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht- uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [Slachtoffer] , een bedrag van € 5.283,41, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 22 april 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel wordt afgewezen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 5.283,41, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 april 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [Slachtoffer] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 (één) dag;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.J. van As, voorzitter,
mr. M.E. Groeneveld-Stubbe, rechter,
mr. M. Rigter, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F.M. Schreuder, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 augustus 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [Nummer] , van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 147).
2.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, blz. 34-58.
3.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, blz. 45 en 52.
4.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, blz. 36-37.
5.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, blz. 52.
6.Proces-verbaal aangifte d.d. 4 januari 2019, blz. 30.
7.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, blz. 127-128.
8.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 18 juli 2019.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 134-135 en 143.
10.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, blz. 39.