ECLI:NL:RBDHA:2019:786

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2019
Publicatiedatum
31 januari 2019
Zaaknummer
C/09/543473 / FA RK 17-8933
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een in Eritrea gesloten huwelijk en echtscheiding met betrekking tot gezag over minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2019 een beschikking gegeven in een verzoek tot echtscheiding en de erkenning van een in Eritrea gesloten huwelijk. De verzoekster, een vrouw woonachtig in Nederland, heeft een verzoek ingediend tot echtscheiding van haar man, die geen bekende woon- of verblijfplaats heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk, hoewel niet geregistreerd in de 'Kebabi', rechtsgeldig is op basis van de verklaring van de vrouw en de relevante wetgeving. De rechtbank heeft ook de vraag behandeld of het ontbreken van een ouderschapsplan een belemmering vormt voor de echtscheiding. De vrouw heeft aangetoond dat het voor haar niet mogelijk is om een ouderschapsplan op te stellen, aangezien de man niet bereikbaar is.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de duurzame ontwrichting van het huwelijk niet is bestreden en heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen. Tevens is er een beslissing genomen over het gezag over de minderjarige, waarbij is vastgesteld dat de vrouw alleen het gezag zal uitoefenen, gezien de omstandigheden en het belang van het kind. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en het gezag over de minderjarige aan de vrouw toegewezen, met de verklaring dat deze gezagsvoorziening uitvoerbaar bij voorraad is. De beschikking is gegeven door mr. J.M. Vink, kinderrechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
6x + 1x gezagsregister
Rekestnummer: FA RK 17-8933
Zaaknummer: C/09/543473
Datum beschikking: 31 januari 2019

Scheiding

Beschikking op het op 20 november 2017 ingekomen verzoek van:

[verzoekster]

de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. G.O Perquin te Zoetermeer.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[belanghebbende] ,

de man,
zonder bekende woon- of verblijfplaat in of buiten Nederland.

Procedure

Bij beschikking van 18 juli 2018 is geoordeeld:

Mede gelet op een uitspraak van de Raad van State van 16 mei 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1509) rechtsoverweging 5. is de rechtbank nader van oordeel, dat de registratie van een kerkelijk huwelijk in de “Kebabi” niet een vereiste is voor de rechtsgeldigheid van een kerkelijk huwelijk in Eritrea. De inschrijving in de “Kebabi” ziet met name op het bewijs dat er een huwelijk is gesloten. In zoverre komt de rechtbank tot het oordeel dat, hoewel geen registratie van het huwelijk van partijen heeft plaatsgevonden, dit niet tot de conclusie leidt dat het huwelijk daarom niet rechtsgeldig is.
Vervolgens is wel de vraag aan de orde of het niet (kunnen) overleggen van een afschrift of uittreksel van de kerkelijke huwelijksakte op andere wijze kan worden voorzien in het bewijs van het bestaan van het huwelijk zoals is bepaald in artikel 815, lid 6 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Deze vraag is nog niet ter terechtzitting aan de orde geweest. Opmerking verdient dat de vraag of er bewijs is van een huwelijk anders kan worden beantwoord in het kader van een verzoek tot een echtscheiding dan zoals aan de orde in voornoemde uitspraak van de Raad van State.
Deze vraag zal aan de orde komen op een nader te bepalen terechtzitting waarin ook de hiervoor vermelde procedure inzake het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het door het huwelijk ontstane vaderschap van de man, alsmede de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap door de verwekker van voornoemde minderjarige (kenmerk C/09/543381 FA RK 17-8891) gezamenlijk zal worden behandeld.
De rechtbank heeft van de zijde van de vrouw een F9-formulier van 8 november 2018 ontvangen.
Op 8 november 2018 is de behandeling ter terechtzitting voortgezet in de vorm van een
gecombineerde behandelingvan zowel het onderhavige verzoek als het verzoek tot ontkenning van het vaderschap van de man (FA RK 17-8891 / C/09/543381), op welk verzoek bij afzonderlijke beschikking wordt beslist.
Verschenen zijn: de vrouw met haar advocaat. Voorts was aanwezig: de bijzondere curator in zaak met kenmerk: FA RK 17-8891 / C/09/543381, mr. H.H. Keereweer.
De rechtbank is gebleken dat de man geen bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland heeft. De man is openbaar opgeroepen in de Staatscourant van 17 september 2018, nummer 52631, zoals blijkt uit de door de griffier in het dossier gevoegde gegevens. De man is evenwel niet verschenen.
Van de zijde van de vrouw zijn pleitnotities overgelegd.
Na de terechtzitting is van de zijde van de vrouw op 14 december 2018 een F9-formulier met bijlage ontvangen.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
De rechtbank heeft op 14 december 2019 van de vrouw een op 24 juni 2016 in de gemeente [naam gemeente] door haar afgelegde verklaring onder ede, ingevolge artikel 2.8 Wet basisregistratie personen (Wet BRP) met betrekking tot haar huwelijk met de man, ontvangen. Hieruit blijkt dat de vrouw, ten overstaan van de ambtenaar van de gemeente [naam gemeente] , in aanwezigheid van een tolk Tigrinja, verklaard heeft dat zij op [huwelijksdatum] te [huwelijksplaats] , Eritrea, is gehuwd met de man. Deze verklaring is eensluidend met haar informatie zoals opgenomen in het Rapport Eerste gehoor en het Rapport Nader gehoor, V-nummer [nummer] Zaaknummer: Z1- [zaaknummer] .
De rechtbank is van oordeel dat hiermee door de vrouw het bestaan van het huwelijk zoals bepaald in artikel 815, lid 6 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in deze zaak voldoende is bewezen, en dat dit huwelijk voldoet aan de vereisten van artikel 10:31 van het Burgerlijk Wetboek om in Nederland te kunnen worden erkend.
Door de vrouw is geen ouderschapsplan overgelegd overeenkomstig artikel 815 tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Nu het ouderschapsplan in de wet geformuleerd is als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, zesde lid, Rv).
De vrouw heeft gesteld dat de man niet de biologische vader van het uit haar op [geboortedatum] te [geboorteplaats] geboren kind, genaamd [minderjarige] , is. Met de man heeft zij op geen enkele wijze contact; hij verblijft waarschijnlijk in Eritrea. Om de biologische vader de gelegenheid te geven om [minderjarige] te erkennen heeft de vrouw inmiddels een verzoek tot ontkenning van het vaderschap van de man bij deze rechtbank ingediend.
De vrouw heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat het voor haar niet mogelijk is een door beide partijen akkoord bevonden ouderschapsplan over te leggen, zodat zij de vrouw zal ontvangen in haar verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen.
Aan de wettelijke formaliteiten is voldaan.
De rechtbank zal krachtens artikel 10:56, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen.
De gestelde duurzame ontwrichting van het huwelijk is niet bestreden en staat dus in rechte vast, zodat het daarop steunende niet weersproken verzoek tot echtscheiding als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar is.
Ouderlijk gezag
Nu de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot voorziening in het gezag.
Het verzochte éénhoofdig gezag over [minderjarige] kan worden toegewezen, nu uit de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende feiten en omstandigheden naar voren zijn gekomen waaruit blijkt dat éénhoofdig gezag in het belang van [minderjarige] is. De man is niet in Nederland en ook nooit in Nederland geweest. Feitelijk oefent de vrouw vanaf de geboorte van [minderjarige] alleen het gezag over haar uit.
De rechtbank zal deze verzochte nevenvoorziening als niet weersproken, op de wet gegrond, en in het belang van [minderjarige] toewijzen.

Beslissing

De rechtbank:
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te te [huwelijksplaats] Eritrea, op
[huwelijksdatum] ;
bepaalt dat voortaan alleen aan de vrouw, [verzoekster] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] Ethiopië, het gezag zal toekomen over de minderjarige:
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
en verklaart deze gezagsvoorziening uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. Vink, tevens kinderrechter, bijgestaan door
V. van den Hoed-Koreneef als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
31 januari 2019.