ECLI:NL:RBDHA:2019:7851

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2019
Publicatiedatum
30 juli 2019
Zaaknummer
C/09/563264 / JE RK 18-2473
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2019 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2015. De kinderrechter had eerder op 16 januari 2019 de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 19 juli 2019. De gecertificeerde instelling, Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, kreeg de opdracht om het toekomstperspectief van de minderjarige te onderzoeken en te zorgen voor medewerking aan een deskundigenonderzoek over de afstamming van de minderjarige. Tijdens de zitting op 16 juli 2019 werd het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing voor een jaar besproken. De rechtbank constateerde dat de thuissituatie van de ouders onvoldoende was veranderd en dat er geen zicht was op een veilige opvoedomgeving voor de minderjarige. De pleegmoeder, die een zus is van de belanghebbende, was bereid om de zorg voor de minderjarige op zich te nemen. De rechtbank oordeelde dat de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing moesten worden verlengd tot 19 januari 2020, en dat de gecertificeerde instelling verantwoordelijk bleef voor de uitvoering. De rechtbank benadrukte ook het belang van voorlichting aan de minderjarige over haar afstamming, en dat dit op een begrijpelijke wijze diende te gebeuren, bij voorkeur voorafgegaan door een netwerkberaad. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige Kamer
Team Familie
Zaaksgegevens: C/09/563264 / JE RK 18-2473
Datum uitspraak: 16 juli 2019

Beschikking

Ondertoezichtstelling en verlenging machtiging uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 13 november 2018 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merken als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] ,

hierna te noemen: [belanghebbende 1] ,
wonende te ‘s-Gravenhage,

[X] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te ’ [woonplaats X] ,
advocaat: mr. M.P. Friperson te ’s-Gravenhage,
en

[pleegmoeder]

hierna te noemen: de pleegmoeder,
wonende te ’ [woonplaats pleegmoeder] .

Het procesverloop

Bij beschikking van 16 januari 2019 van de kinderrechter in deze rechtbank zijn de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verlengd van
19 januari 2019 tot 19 juli 2019. Aan de gecertificeerde instelling is daarbij de opdracht gegeven om zo spoedig mogelijk te onderzoeken waar het toekomstperspectief van [minderjarige] ligt, alsook dat de gecertificeerde instelling er voor zal zorgdragen dat van de kant van [minderjarige] wordt meegewerkt aan een deskundigenonderzoek betreffende de afstamming van [minderjarige] . Het verzoek, dat strekte tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van een jaar, is voor het overige aangehouden.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- de brief van 9 april 2019 van de gecertificeerde instelling;
- een op 23 mei 2019 ingekomen verzoekschrift van de gecertificeerde instelling strekkende tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van een jaar;
- een DNA-rapport van 28 juni 2019 van Verilabs.
Op 16 juli 2019 is de behandeling ter terechtzitting voortgezet voor de meervoudige kamer in de vorm van een gecombineerde behandeling van zowel het onderhavige verzoek als het verzoek met betrekking tot de afstamming van [minderjarige] (C/09/518193, FA RK 16-7030), op welk verzoek bij afzonderlijke beschikking wordt beslist.
Ter terechtzitting zijn verschenen: [medewerker GI] namens de gecertificeerde instelling, de moeder met haar advocaat, [belanghebbende 1] , de pleegmoeder, en [medewerker RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Voorts was aanwezig de in de zaak met betrekking tot de afstamming benoemde bijzondere curator: mr. G.L. Gijsberts.
Het door de gecertificeerde instelling op 23 mei 2019 ingediende nieuwe verzoek strekkende tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van één jaar is ter zitting ingetrokken.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist, en overwegen thans als volgt.
Hoewel de moeder en [belanghebbende 1] een de slag zijn gegaan om een veilige en stabiele thuissituatie voor [minderjarige] te creëren, is volgens de gecertificeerde instelling de thuissituatie van de ouders nog onvoldoende veranderd. Er is geen, althans onvoldoende, zicht gekomen op de opvoedvaardigheden, de onderlinge relatie en de financiële situatie van de ouders. Er is niet (voldoende) gewerkt aan het vinden van een zinvolle dagbesteding en dagstructuur, het onderhouden van de huiselijke taken en de emotionele beschikbaarheid. De ouders zijn derhalve onvoldoende in staat gebleken om een veilige en stabiele opvoedomgeving voor [minderjarige] te creëren, zodat een terugkeer van [minderjarige] naar (één van beide) ouders niet aan de orde kan zijn en het perspectief van [minderjarige] in het netwerkpleeggezin van mevrouw [pleegmoeder] ligt. Mevrouw [pleegmoeder] is bereid om de zorg voor [minderjarige] op zich te blijven nemen. Contact van [minderjarige] met [belanghebbende 1] en de moeder, met ondersteuning vanuit de gecertificeerde instelling, is wenselijk. De gecertificeerde instelling verzoekt derhalve een verlenging van de ondertoezichtstelling en van de machtiging tot uithuisplaatsing tot 19 januari 2020.
Ter zitting hebben de moeder, [belanghebbende 1] en de pleegmoeder ingestemd met dit verzoek van de gecertificeerde instelling.
Uit het in de zaak met betrekking tot de afstamming van [minderjarige] opgemaakte DNA-rapport blijkt dat Verilabs op 11 februari 2019 van de patholoog van het Spaarne Gasthuis te Haarlem de beschikking heeft gekregen over DNA-materiaal van wijlen [bio va van minderjarige] (hierna: [bio va van minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 1969. Op 17 juni 2019 is door Verilabs DNA (wangslijmvlies) van [minderjarige] afgenomen. Beide DNA-profielen zijn met elkaar vergeleken. De deskundige is gebleken dat het praktisch (met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid van 99,99 %) bewezen is dat [bio va van minderjarige] de biologische vader is van [minderjarige] .
De Raad heeft gelet hierop ter zitting aangedrongen op voorlichting van [minderjarige] over haar afstamming op korte termijn. De Raad heeft daarbij aangegeven dat het voor de ontwikkeling van de identiteit van [minderjarige] juist nu, nu zij binnenkort naar school gaat, zo spoedig mogelijk en op een voor haar begrijpelijke wijze wordt voorgelicht over haar afstamming. Deze voorlichting dient te worden begeleid door een professional en dient, zoals door de Raad ter zitting is voorgesteld, bij voorkeur te worden voorafgegaan door een (familie)netwerkberaad, waarbij alle volwassenen die betrokken zijn bij de zorg voor [minderjarige] overeenstemming bereiken over het moment en de wijze waarop [minderjarige] over haar afstamming zal worden voorgelicht.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn, en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen tot 19 januari 2020. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] bestaan uit een onstabiele en onveilige opvoedomgeving en de persoonlijke problematiek van de ouders, die er voor zorgt dat zij niet geheel beschikbaar zijn voor [minderjarige] . De pleegmoeder, die een zus is van [belanghebbende 1] , is bereid om, ook nu gebleken is dat niet [belanghebbende 1] maar [bio va van minderjarige] de biologische vader van [minderjarige] is, [minderjarige] te blijven verzorgen en opvoeden, zodat inmiddels duidelijk is dat het toekomstperspectief van [minderjarige] bij de pleegmoeder ligt. [belanghebbende 1] en de moeder zijn het daarmee eens. Gewerkt dient te worden aan een reguliere en duidelijke contactregeling van de moeder en [belanghebbende 1] met [minderjarige] .
De rechtbank overweegt dat het in verband met de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] gewenst is dat zij zo spoedig mogelijk wordt voorgelicht over haar afstamming. Gelet op hetgeen hierover ter zitting is besproken ligt hier nadrukkelijk een taak voor de gecertificeerde instelling. De rechtbank geeft de gecertificeerde instelling daarbij in overweging het ter zitting door de Raad voorgestelde plan te volgen, zoals hierboven is weergegeven.
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verlengen tot 19 januari 2020.

Beslissing

De rechtbank:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] van 19 juli 2019 tot 19 januari 2020 met behoud van Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
en
verlengt de aan Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering verleende machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een pleeggezin van
19 juli 2019 tot 19 januari 2020, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2019 door
mrs. J.M. Vink, J.C. Sluymer en A.M. Gruschke, kinderrechters, in tegenwoordigheid van
V. van den Hoed-Koreneef als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 29 juli 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.