7.2.Ingevolge artikel 7:10, eerste lid, van de Awb beslist het bestuursorgaan binnen zes weken of - indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb is ingesteld - binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
8. Het primaire besluit is op 7 maart 2018 verzonden, zodat de bezwaartermijn op grond van artikel 6:7 van de Awb eindigde op 18 april 2018 en de beslistermijn op 30 mei 2018. De ongedateerde ingebrekestelling van eiseres is op 7 juni 2018 bij verweerder ontvangen, zodat de termijn als bedoeld in artikel 4:17, derde lid, van de Awb eerst op 21 juni 2018 is verstreken. Nu het bestreden besluit is genomen op 13 juli 2018, zijn er, rekenend vanaf
22 juni 2018, 22 dagen verstreken. Niet is gebleken dat verweerder een besluit heeft genomen over de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom. De rechtbank stelt dan ook vast dat verweerder aan eiseres een dwangsom is verschuldigd ter hoogte van € 520,- (14x € 20,- en 8x € 30,-).
9. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
In artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is een limitatieve opsomming gegeven van proceshandelingen waarvoor een vergoeding kan worden toegekend. De door eiseres gevraagde vergoeding van reiskosten wordt begroot op € 5,16 (reiskosten op basis kosten openbaar vervoer, 2x € 2,58).
De door eiseres gevraagde verletkosten ad € 221,30 komen niet voor vergoeding in aanmerking. Eiseres heeft deze kosten nader benoemd als telefoon- en portokosten en griffierecht voor de procedure bij de rechtbank. Verletkosten zijn echter kosten van tijdverzuim voor bijvoorbeeld het persoonlijk bijwonen van een zitting en de heen- en terugreis en hiervan is, gelet op hetgeen eiseres heeft vermeld, geen sprake. Telefoonkosten kunnen volgens het Bpb uitsluitend betrekking hebben op internationale telefoongesprekken en hiervan is niet gebleken. Verzendkosten en griffierecht zijn niet als proceshandelingen opgenomen in het Bpb.
10. De rechtbank zal verweerder, gelet op artikel 8:74, tweede lid, van de Awb, omdat ten onrechte geen dwangsombesluit is genomen, opdragen het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.