Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiseres,
[naam2]
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
ProcesverloopEiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 29 mei 2019 (het bestreden besluit).
Overwegingen
Ten overvloede stelt verweerder zich op het standpunt dat ook de vrees van eiseres voor de besnijdenis van haar dochters niet aannemelijk is.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Ook heeft verweerder terecht overwogen dat eiseres niet inzichtelijk heeft gemaakt dat en waarom de laatste ruzie erger of anders was dan eerdere ruzies. Zij heeft dus niet aannemelijk gemaakt waarom zij juist vanwege deze ruzie moest vertrekken. Eiseres wordt niet gevolgd in haar betoog dat deze overweging onzorgvuldig of tegenstrijdig is.
Verder heeft verweerder terecht bij zijn beoordeling betrokken dat eiseres na het vertrek uit haar woonplaats nog vijf weken in Guinee heeft verbleven, zonder problemen te ondervinden. Daarbij is van belang dat zij bij een goede vriend van haar echtgenoot verbleef en dat uit de verklaringen van eiseres blijkt dat haar schoonmoeder vermoedde dat ze daar verbleef. De schoonmoeder zou immers tegen deze vriend gezegd hebben dat als ze erachter zou komen dat eiseres bij hem verbleef, hij ook problemen zou krijgen.
Tot slot heeft verweerder er terecht op gewezen dat niet is gebleken dat eiseres zich niet op een andere plek in Guinee zou kunnen vestigen, om zich op deze manier aan een eventuele bedreiging door haar schoonmoeder te onttrekken. Wat eiseres hiertegen heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
Het beroep is dan ook ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.