ECLI:NL:RBDHA:2019:7825

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2019
Publicatiedatum
30 juli 2019
Zaaknummer
NL19.6864
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van asielaanvraag van eiseres uit Sierra Leone, afwijzing als kennelijk ongegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiseres uit Sierra Leone. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel werd afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep ontvankelijk is, ondanks een verzuim in de indiening van beroepsgronden, omdat de gemachtigde van eiseres tijdig documenten had ingediend, maar een interne fout in het digitale systeem van de rechtspraak heeft geleid tot een miscommunicatie. De rechtbank concludeert dat de indiening van de gronden in juridische zin voltooid was en dat het verzuim binnen de gestelde termijn was hersteld.

De rechtbank heeft vervolgens de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiseres beoordeeld. Eiseres heeft aangevoerd dat zij vreest voor haar leven vanwege haar weigering om haar moeder op te volgen als 'soweh', een rol die besnijdenissen uitvoert. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat het asielrelaas ongeloofwaardig is. Eiseres heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die haar vrees voor vervolging onderbouwen. De rechtbank wijst erop dat de verklaringen van eiseres niet consistent zijn met de informatie uit ambtsberichten en dat zij geen bewijs heeft geleverd dat haar situatie in Sierra Leone zo gevaarlijk is dat zij niet kan terugkeren.

De rechtbank heeft de asielaanvraag van eiseres afgewezen en het inreisverbod dat aan haar is opgelegd, bevestigd. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan binnen een week na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.6864

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 25 maart 2019 (het bestreden besluit).
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL19.6865, plaatsgevonden op 18 april 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Ibrahim Jalloh. Ter zitting zijn de zaken aangehouden in afwachting van het rapport van het technisch onderzoek naar de werking van het digitale dossier dat door de rechtbank is opgevraagd bij de ICT-dienst van de Rechtspraak (IVO Rechtspraak).
Op 20 mei 2019 heeft IVO Rechtspraak een rapport uitgebracht. Partijen zijn op 21 mei 2019 in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Eiseres heeft gereageerd bij brief van 24 mei 2019, verweerder bij brief van 29 mei 2019. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Sierra Leoonse nationaliteit te bezitten. Ze heeft op 10 april 2017 een aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Bij besluit van 15 juni 2017 is de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c (misleiding door omtrent zijn identiteit of nationaliteit valse informatie te verstrekken of achter te houden) en e (afleggen van kennelijk inconsequente en tegenstrijdige, kennelijk valse of duidelijk onwaarschijnlijke verklaringen), van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Deze rechtbank heeft bij uitspraak van 14 juli 2017 het hiertegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Bij uitspaak van 24 augustus 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft op 26 juni 2017 aangifte gedaan als slachtoffer van mensenhandel. Er is haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend onder de beperking ‘tijdelijk humanitaire gronden’, geldig van 26 juni 2017 tot 26 juni 2018. Bij besluit van 17 oktober 2017 is deze verblijfsvergunning ingetrokken. Eiseres heeft een bezwaarschrift ingediend tegen voornoemd besluit. Dit bezwaar is bij besluit van 31 januari 2018 kennelijk ongegrond verklaard. Eiseres heeft hier geen rechtsmiddel tegen aangewend.
3. Eiseres heeft op 23 februari 2018 een opvolgende asielaanvraag ingediend, waarbij zij een nationaliteitsverklaring Sierra Leone en een geboorteafschrift Sierra Leone heeft overgelegd. Zij heeft aan haar aanvraag ten grondslag gelegd dat zij problemen vreest van de zijde van familieleden van haar overleden vader omdat zij in 2010 weigerde uitgehuwelijkt te worden. Daarnaast vreest zij door de familie van haar moeder gedood te worden omdat zij na het overlijden van haar moederweigerde haar als ‘soweh’, een vrouw die besnijdenissen uitvoert, op te volgen. Ten slotte vreest zij problemen van de zijde van [naam2], de man die haar naar Nederland gebracht heeft.
4.
Bij het bestreden besluit is de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g [1] , van de Vw. Verder is aan eiseres een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres alsnog geloofwaardig.
Verweerder acht het asielrelaas echter ongeloofwaardig, zowel de gestelde problemen met betrekking tot de uithuwelijking als de weigering van eiseres om haar moeder als soweh op te volgen. Ook de problemen met [naam2] die eiseres vreest, acht verweerder ongeloofwaardig. Verweerder heeft daarbij overwogen dat het ten tijde van het vertrek van eiseres al 7 jaar geleden was dat eiseres de gestelde uithuwelijking heeft geweigerd, haar vader haar weliswaar geslagen had na haar weigering maar zij verder geen problemen van hem of zijn familie heeft ondervonden, dit incident geen aanleiding voor haar was om te vertrekken en zij verklaard heeft dat de man aan wie zij uitgehuwelijkt zou worden, gezegd heeft dat eiseres niet gedwongen hoefde te worden.
Wat betreft het soweh-schap acht verweerder het bevreemdingwekkend dat eiseres stelt dat zij pas na het overlijden van haar moeder van familieleden hoorde dat zij haar moeder als soweh moest opvolgen. Niet valt in te zien dat haar moeder niet met eiseres over deze belangrijke traditie gesproken zou hebben. De verklaringen van eiseres zijn strijdig met wat hierover uit het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over Sierra Leone van 2011, p. 50 (hierna: ambtsbericht Sierra Leone) bekend is. Eiseres vreest vanwege de afwijzing van het soweh-schap gedood te worden door de familie van haar moeder, maar zij heeft nog twee jaar verbleven in de stad waar zij woonde. Zij heeft verklaard dat familieleden haar meerdere keren gevonden hebben, maar dat haar niets is overkomen. Van Hans heeft eiseres niets meer gehoord sinds zij zijn woning in Nederland heeft verlaten. Eiseres heeft volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat zij problemen van hem te verwachten heeft.
5. Op wat eiseres hiertegen heeft aangevoerd, wordt hieronder ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Ontvankelijkheid beroep
6. De rechtbank ziet zich allereerst ambtshalve gesteld voor de vraag of het beroep ontvankelijk is, omdat niet binnen de aan eiser geboden herstelverzuimtermijn beroepsgronden zijn aangetroffen in het digitale dossier. Op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), voor zover van belang, bevat het beroepschrift ten minste de gronden van het beroep. Op grond van artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb, voor zover van belang, kan het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard indien niet is voldaan aan artikel 6:5, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
7. Uit het rapport van IVO rechtspraak van 20 mei 2019 blijkt het volgende. De gemachtigde van eiser heeft op 4 april 2019, dat wil zeggen binnen de geboden herstelverzuimtermijn voor het indienen van beroepsgronden en derhalve tijdig, twee documenten toegevoegd en ingediend. Bij de verwerking van deze documenten is echter een interne fout opgetreden. Als deze foutsituatie vier uur bestaat, wordt een beheertaak aangemaakt, zodat Ketenbeheer de rechtbank kan notificeren dat documenten zijn uitgevallen. De griffie heeft in dit geval echter de taak ‘controleren herstel verzuim’ binnen vier uur opgepakt en afgehandeld. Doordat bij de griffie nu ‘genotificeerd’ is dat de stukken ontbreken, heeft Ketenbeheer hiervan geen melding gekregen. De gemachtigde van eiser krijgt van de eigen indieningen geen notificatie. Verder blijkt uit het rapport, p. 6, dat de op 4 april 2019 toegevoegde documenten de naam ‘aanvullend beroepschrift’ en ‘productie 2’ hebben. Op 16 april 2019 heeft de gemachtigde van eiser stukken met dezelfde namen ingediend.
Tot slot blijkt uit het rapport dat er op 4 en 16 april 2019 geen storingen zijn geweest in het webportaal.
8. Uit het voorgaande blijkt dat de gemachtigde van eiser op 4 april 2019 de beroepsgronden in het digitale systeem van de rechtspraak heeft gebracht. Daarmee was de indiening van de gronden in juridische zin voltooid en het verzuim binnen de gestelde termijn hersteld. Dat bij de technische verwerking van deze ingediende gronden hierna een fout optreedt, doet hieraan niets af. De rechtbank concludeert dan ook dat het beroep ontvankelijk is.
Asielrelaas
9. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder haar asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig acht en dat hij, nu verweerder in de huidige procedure haar nationaliteit en identiteit wel volgt, in tegenstelling tot in de eerdere procedure haar verklaringen met meer welwillendheid dient te bekijken omdat gebleken is dat eiseres juist heeft verklaard over haar nationaliteit en identiteit. De rechtbank stelt vast dat verweerder in de opvolgende procedure de identiteit en nationaliteit van eiseres aannemelijk heeft geacht op grond van de alsnog door haar overgelegde identiteitsdocumenten. Dat eiseres in de opvolgende procedure haar identiteit en nationaliteit aannemelijk heeft gemaakt, brengt echter niet mee dat verweerder tot een andere, meer soepele, geloofwaardigheidsbeoordeling van het asielrelaas zou moeten overgaan. Verweerder toetst immers op grond van een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling, waarbij alle relevante omstandigheden van het geval worden betrokken en in onderlinge samenhang gewogen.
10. Eiseres heeft verder gesteld dat verweerder haar verklaringen over haar weigering haar moeder op te volgen als soweh ten onrechte afzet tegenover wat het ambtsbericht Sierra Leone hierover stelt. Dit ambtsbericht dateert uit 2011 en is daarmee verouderd en bovendien ontbreekt een bronvermelding ten aanzien van sowehs, die besnijdenissen uitvoeren. Uit het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over Guinee van juni 2014, dat een buurland is van Sierra Leone met een grotendeels vergelijkbare cultuur, blijkt dat in Guinee besnijdenis in toenemende mate voorkomt zonder ceremonieën en uitgebreide kennisoverdracht, aldus eiseres. Dit verklaart waarom de moeder niet met eiseres over de opvolging van soweh-schap heeft gesproken, mogelijk was zij ook tegenstander van besnijdingspraktijken en heeft zij daarom niet met eiseres hierover gesproken. Dit maakt dat dit element van haar relaas niet als ongeloofwaardig aangemerkt dient te worden. De rechtbank onderschrijft verweerders standpunt dat de verklaringen van eiseres over de gestelde opvolging als soweh ongeloofwaardig zijn. Het relaas van eiseres komt niet overeen met wat over het soweh-schap bekend is volgens het ambtsbericht Sierra Leone. Verder heeft zij in het nader gehoor, p. 17, verklaard dat zij niet weet wat haar moeder van het werk dat zij als soweh deed vond, wat tegenstrijdig is met haar verklaring dat haar moeder mogelijk tegenstander zou zijn van het soweh-schap. Verweerder heeft in het voornemen uitgebreid gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres niet kunnen overtuigen. Dat een ambtsbericht uit 2011 dateert wil niet zeggen dat de daarin opgenomen informatie verouderd is, de informatie is gebaseerd op openbare bronnen en vakliteratuur ook al staan bij de betreffende passage geen specifieke bronverwijzingen. Eiseres heeft ook geen aanknopingspunten gegeven waaruit kan worden afgeleid dat deze informatie niet meer zou kloppen. Het ambtsbericht van Guinee wordt niet bij de beoordeling betrokken omdat Guinee een ander land is en niet zonder meer kan worden gezegd dat in Guinee op dezelfde wijze met tradities wordt omgegaan als in Sierra Leone, ook niet als sprake is van een bevolkingsgroep die in beide landen voorkomt.
11. Eiseres heeft eveneens aangevoerd dat het wel voorstelbaar is dat zij zich in een bekende omgeving heeft verschuild bij mensen die zij vertrouwde en niet elders in het land. Zij heeft immers op meerdere plekken verbleven en is iedere keer nadat zij ontdekt werd verder gevlucht. De rechtbank is van oordeel, los van de vraag of het voorstelbaar is dat eiseres zich in haar eigen stad verschuilt en niet elders in het land, dat verweerder het niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden dat eiseres, hoewel zij stelt keer op keer te zijn gevonden door familieleden van haar moeder (nader gehoor, p. 15) en zij aangeeft dat het niet zo is dat als zij zich verschuilt haar familieleden daar dan niet achter zouden kunnen komen, desondanks geen enkel gevolg heeft ondervonden na haar ontdekking terwijl zij stelt dat haar familie haar wil vermoorden (nader gehoor, p. 19).
12. Ten slotte stelt eiseres problemen te vrezen van de zijde van [naam2], de man die haar naar Nederland heeft gebracht. Eiseres is in zijn woning in Nederland misbruikt en wist te ontsnappen. Zij vreest hem bij terugkeer naar Sierra Leone weer tegen te komen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij door Hans op enigerlei wijze is benaderd of dat zij iets van hem heeft vernomen. Niet valt in te zien dat dit in Sierra Leone anders zou zijn. De stelling dat [naam2] vaker in Sierra Leone zou komen, heeft eiseres evenmin onderbouwd.
13. De slotsom is dat de asielaanvraag van eiseres terecht is afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw.
14. Tegen het inreisverbod zijn geen separate gronden ingediend.
15. Het beroep is ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. Holierhoek, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw luidt als volgt “Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 kan worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn, indien de vreemdeling een opvolgende aanvraag heeft ingediend en deze niet overeenkomstig artikel 30a, eerste lid, onderdeel d of e, niet-ontvankelijk is verklaard”.