ECLI:NL:RBDHA:2019:7816

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2019
Publicatiedatum
30 juli 2019
Zaaknummer
7416635 RL EXPL 18-28597
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding in verband met infraschade door werkzaamheden aan waterleidingnet

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2019 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Evides N.V., een drinkwaterbedrijf, en een gedaagde partij die werkzaamheden heeft verricht waarbij schade is ontstaan aan het waterleidingnet. De gedaagde heeft op 29 juni 2018 werkzaamheden uitgevoerd in Wateringen, wat resulteerde in schade aan de waterleiding. De verzekeraar van de gedaagde, De Goudse, heeft de aansprakelijkheid erkend, maar de gedaagde heeft het gevorderde schadebedrag van € 8.203,80 niet betaald. Evides heeft de gedaagde in rechte betrokken om betaling van dit bedrag te vorderen, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Tijdens de procedure heeft de kantonrechter vastgesteld dat de aansprakelijkheid voor de schade erkend is, en dat enkel de hoogte van de schadevergoeding ter discussie stond. De kantonrechter heeft de verschillende schadeposten beoordeeld, waaronder kosten voor eigen personeel, opnamekosten, en consignatiekosten. De gedaagde heeft verweer gevoerd, onder andere met een beroep op voordeelstoerekening, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde niet voldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar stelling dat er sprake was van een aftrek nieuw voor oud.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van Evides in zijn geheel toegewezen, inclusief de gevorderde rente en proceskosten. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 8.254,78, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is een belangrijke uitspraak in het kader van infraschade en de aansprakelijkheid van derden voor schade aan nutsvoorzieningen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
IKS
Rolnr: 7416635 RL EXPL 18-28597
3 juli 2019
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de naamloze vennootschap Evides N.V.
gevestigd te Rotterdam,
eisende partij,
gemachtigde: mr. F.J. van Velzen,
tegen
[gedaagde] ,wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. P.O.G. van den Berg
Partijen zullen hierna worden aangeduid als “Evides”, en “ [gedaagde] ”.

1.Procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 7 november 2018;
  • de conclusie van antwoord;
  • de akte overlegging producties E1-E12 en de akte overlegging nadere reactieve productie ten behoeve van de comparitie aan de zijde van Evides;
  • de akte overlegging producties aan de zijde van [gedaagde] .
Op 22 mei 2019 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen [betrokkene] namens Evides, bijgestaan door mr. Van Velzen, en namens [gedaagde] ,
mr. Van den Berg. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.Feiten

2.1.
Evides is (eigenaar van) een drinkwaterbedrijf in de zin van artikel 7 Drinkwaterwet.
2.2.
Op 29 juni 2018 heeft [gedaagde] werkzaamheden in Wateringen, ter hoogte van Middenzwet 35, verricht. Daarbij is schade ontstaan aan een onderdeel van het waterleidingnet.
2.3.
De verzekeraar van [gedaagde] , De Goudse, heeft de aansprakelijkheid voor de op 29
juni 2018 veroorzaakte schade erkend.
2.4.
Op 16 augustus 2018 is door Evides een schadeopstelling als specificatie van de schade
aan [gedaagde] toegezonden, waarin is opgenomen een schadebedrag van € 8.203,80, met het verzoek om betaling van dat schadebedrag.
2.5.
[gedaagde] is niet overgegaan tot betaling van het bedrag van € 8.203,80.
2.6.
De Goudse heeft DEKRA Experts (hierna: DEKRA) als gespecialiseerd expertise-
bureau gevraagd om de schadeopstelling te controleren; dit heeft geleid tot het rapport van DEKRA van 10 december 2018.
2.7.
In de door Evides overgelegde “toelichting kostenposten in schadeopstellingen” is -voor
over relevant- in E3 het volgende opgenomen:

2.opnamekosten
De organisatie van de netbeheerder is er niet op gericht om de storingsmonteurs schades te laten ‘opnemen’. (…) Daarom wordt het uitbesteed aan gespecialiseerde externe technici. (…)
De verrichtingen bestaan uit:

reizen naar en van de schadelocatie

het ter plaatse opnemen van de schade;

het met foto’s vastleggen van het schadebeeld en de schadelocatie;

het ter plaatse opmaken van het schaderapport in essenties;

uitwerking van het rapport op kantoor
Per schade wordt hiervoor aan de beheerder een vast bedrag berekend van
€ 285 dat aan de veroorzaker wordt doorberekend. Door de uitbesteding van de schadeopname wordt bespaard op de uren van de monteurs en ook worden zgn. compensatievergoedingen voorkomen die zeer aanzienlijk kunnen zijn en die krachtens de
rechtspraak ook voor rekening van de schadeveroorzaker komen. De
grondslag voor de vergoeding van deze kostenpost is gelegen in art. 6:96 lid 2 sub
b BW en houdt (uitsluitend) verband met toedrachtsonderzoek.
3.consignatiekosten/kosten calamiteitendienst
De netbeheerder heeft op 24/365-basis een storingsdienst in stand te houden, niet alleen van eigen mensen, maar ook van aannemers die daarvoor SLA-tarieven (ook wel genoemd consignatietarieven) rekenen. Alleen dan is geborgd dat op ieder moment van dag of nacht een storing kan worden verholpen. De dienst fungeert enigszins vergelijkbaar met die van de ANWB Wegenwacht. Hiervoor is een zeer aanzienlijke – en dus kostbare – organisatie vereist. De kosten ervan komen uiteraard voor rekening van netbeheerder want het is een kerntaak, maar schadeveroorzakers betalen er wel voor een evenredig deel aan mee (aangezien een significant deel van de storingen door schades worden veroorzaakt). Zowel de juridische grondslag voor de kostenpost als de evenredige wijze van toerekening is te vinden in HR 23-09-1988, NJ 1989/743 r.o. 351 slot (Kalimijnen). Hoewel de kosten nauwelijks variëren met het schadebedrag is gestaffeld omdat de kleine schades anders evenredig zouden moeten bijdragen.
4.reparatiegebonden bijkomende kosten
Deze zien op de kosten voor de bijkomende handelingen die voortvloeien uit
iedere storing (ook die, welke niet het gevolg zijn van schades) en die dus deel
uitmaken van de herstelkosten:

innemen storingsmelding

samenstellen storingsteam, evt. oproepen externe aannemers

verrichten en evalueren calamiteiten-KLIC

administratieve verwerking (projectadministratie)

verwerking van alle gegevens van de storing en het verloop daarvan in het daartoe ingerichte registratiesysteem;

administratieve verwerking werkbonnen; factuurcontrole; eindcontrole projectadministratie;

vervaardiging van een revisietekening.
(…) Ook bij deze post zijn de bedragen gestaffeld.
5.kosten van vaststelling schade, aansprakelijkheid en verhaal
Deze kosten ontstaan alleen bij verhaalszaken. Het gaat om twee afzonderlijke typen verrichtingen van het eigen personeel. De juridische grondslag voor de kostenpost is te vinden in art. 6:96 lid 2 aanhef én onder b én onder c BW. De post omvat de totale kosten van de vaststelling van de schade, vaststelling van de aansprakelijkheid én van het buitengerechtelijk verhaal. De specificatie daarvan is als volgt:
werkzaamheden vallende onder art 6:96 lid 2sub b:

vaststellen van mogelijke aansprakelijkheid (n.a.v. het toedrachtsonderzoek);

evt. navraag doen bij de locale overheid m.b.t. gravende partij(en);

vaststellen aansprakelijk te stellen partij(en) binnen de graafketen;

verifiëren KvK- en adresgegevens aansprakelijk te stellen partij(en);

verifiëren toepasselijke KLIC voor verificatie specifieke entiteit;

aansprakelijkstelling uitsturen;

vaststellen van de schadeomvang w.o. verificatie onderliggende stukken voor de schadeopstelling, evt. navraag doen bij de projectuitvoerder, verifiëren en uitsplitsen van de kosten (ivm. verzamelfacturen van aannemers);

schadeopstelling maken;
werkzaamheden vallende onder art. 6:96 lid 2sub c:

schadeopstelling en begeleidende brief versturen;

aanmaning, ingebrekestelling;

verdere verhaalscorrespondentie .

3.Vordering, grondslag en verweer

3.1.
Evides vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 8.254,78 vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom van € 7.503,80 vanaf de dag van dagvaarding tot aan die van de algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
Evides legt aan deze vordering -verkort weergegeven- ten grondslag dat [gedaagde] gehouden is tot vergoeding van de zaakschade uit onrechtmatige daad. Evides heeft ter onderbouwing van de schade een ‘schadeopstelling infraschade d.d. 16-08-2018’ (hierna: schadeopstelling) overgelegd. [gedaagde] dient het bedrag van in totaal € 8.203,80, zoals uiteengezet in de schadeopstelling te voldoen. De schadevergoeding beloopt tenminste de waardevermindering met de objectieve reparatiekosten alsook reparatiegebonden administratie- en behandelingskosten. Daarnaast heeft Evides schade als gevolg van de administratieve vaststelling en afhandeling van de schade. De schadeopstelling betreft naast de directe schade van € 7.503,80, een bedrag van € 700,- opgenomen terzake van vaststelling aansprakelijkheid, schade en verhaal (conform AMEV/Staat).
3.3.
[gedaagde] voert verweer, waarop hierna -voor zover van belang- zal worden ingegaan.

4.Beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat nu de aansprakelijkheid voor de schade is erkend door de verzekeraar van [gedaagde] , slechts de hoogte van de gevorderde schade tussen partijen in geschil is.
4.2.
Een aantal schadeposten opgenomen in de schadeopstelling wordt door [gedaagde] erkend. Dit betreft de posten:
-
eigen personeel ‘projectvoorbereider/uitvoerder’(€ 90,00) en
‘senior monteur’
(€ 187,50),
-
kosten waterverlies(€ 67,50).
Deze bedragen zullen dan ook als erkend worden toegewezen.
4.3.
De posten
eigen personeel ‘projectvoorbereider/uitvoerder’(€ 900,00) en
kosten derden aannemer Koole(€ 4.406,30) zijn voor wat de hoogte betreft betwist door [gedaagde] . Evides voert aan dat deze kosten gemaakt zijn ten behoeve van het definitief herstel. Nu sprake is van waardevermindering, dient een schadevergoeding te volgen die tenminste de waardevermindering beloopt. [gedaagde] betwist niet dat er kosten voor definitief herstel zijn gemaakt maar heeft als verweer aangevoerd dat op basis van de technische levensduur van waterleidingen rekening zal moeten worden gehouden met een redelijke afschrijving, ofwel aftrek nieuw voor oud. Nu er een gedeelte van de leiding vervangen/vernieuwd is, rechtvaardigt dit dat er aftrek wordt toegepast. Ter zitting heeft [gedaagde] gesteld dat het redelijk is haar bij conclusie van antwoord genoemde standpunt van een aftrek wegens nieuw voor oud van 50%, ten voordele van Evides aan te passen naar een niet nader genoemd hoger percentage. Evides heeft gemotiveerd betwist dat een aftrek wegens nieuw voor oud dient plaats te vinden.
4.4.
Op grond van artikel 6:97 BW dient een rechter de schade te begroten op een wijze die het meest met de aard daarvan in overeenstemming is. Als uitgangspunt hierbij geldt dat de benadeelde, in dit geval Evides, zoveel mogelijk dient te worden geplaatst in de situatie waarin deze zou hebben verkeerd indien de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, niet zou hebben plaatsgevonden. Hieruit volgt dat de schade in beginsel wordt begroot aan de hand van alle concrete omstandigheden van het geval.
Indien een zaak, zoals in het onderhavige geval, is beschadigd, bestaat het door de benadeelde geleden nadeel minimaal uit de waardevermindering van de betreffende zaak. Die waardevermindering zal in het algemeen, als reparatie mogelijk en verantwoord is, gelijk te stellen zijn aan de naar objectieve maatstaven berekende kosten van herstel.
4.5.
Uit hetgeen door [gedaagde] is gesteld maakt de kantonrechter op dat een beroep op voordeelstoerekening (aftrek nieuw voor oud) wordt gedaan omdat Evides voordeel heeft nu het leidingnet is verbeterd met de vervanging van het gedeelte na beschadiging door [gedaagde] , welk voordeel dient te leiden tot een aftrek/correctie.
De kantonrechter is van oordeel dat -anders dan [gedaagde] stelt- met het vervangen van een klein deel van het leidingnet, nog niet vaststaat dat het leidingnet daarmee verbeterd is. Aangenomen mag worden dat onderdelen die nieuw geplaatst zijn minder snel vervangen zullen hoeven worden dan onderdelen die reeds vele jaren dienst hebben gedaan. Echter, of sprake is van afschrijving door de vervanging van het kleine gedeelte leiding, is niet vast komen te staan; Evides heeft immers de stelling van [gedaagde] dat sprake is van afschrijving gemotiveerd betwist. De vraag blijft of Evides concreet voordeel heeft gehad of nog zal hebben doordat onderhavige vervanging van het gedeelte van het leidingnet heeft plaatsgevonden. [gedaagde] heeft naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende aanknopingspunten geboden voor haar stelling dat Evides concreet voordeel heeft gehad of nog zal hebben en zo ja, op welke wijze dat voordeel dient te worden berekend. Op [gedaagde] rust immers de stelplicht - en bij voldoende betwisting, zoals hier het geval- van feiten en omstandigheden die dat oordeel kunnen dragen. [gedaagde] heeft ter onderbouwing van haar stelling dat een aftrek nieuw voor oud dient plaats te vinden aangevoerd dat zij uitgaat van een technische levensduur van een leiding van 40 jaar, dat vervanging na een plotselinge en incidentele storing duurder is dan geplande periodieke vervanging en dat er extra kosten zijn betreffende tijdelijk herstel. Vervolgens wordt echter niet onderbouwd waarom dan een aftrek van 50% redelijk zou zijn. Ter zitting wordt vervolgens nog, niet onderbouwd, gesteld dat een hoger percentage als correctie kan worden aangehouden.
Het beroep op aftrek nieuw voor oud/voordeelstoerekening faalt daarom.
4.6.
[gedaagde] heeft daarnaast met betrekking tot de post
eigen personeel ‘projectvoorbereider/uitvoerder’(€ 900,00) nog aangevoerd dat zij deze kosten veel te hoog vindt. Dit geldt voor zowel het gehanteerde uurtarief van € 90,00 als voor het aantal gebruikte uren, aldus [gedaagde] . Ter zitting heeft [gedaagde] nog opgemerkt dat er geen onderbouwing is van deze post in de vorm van een factuur. Evides heeft onweersproken gesteld dat deze loonkosten marktconform zijn en dat deze voortvloeien uit de loonkosten-CAO waterbedrijven. Nu niet is betwist dat deze uren en kosten gemaakt zijn en niet is gebleken dat deze kosten te hoog zijn, ligt deze post voor toewijzing gereed. Met de algemene betwisting van [gedaagde] dat er geen factuur is overgelegd, kon [gedaagde] niet volstaan, nu in de schadeopstelling bij deze post is opgenomen dat op drie met datum genoemde dagen een genoemd aantal uren is besteed aan definitief herstel. Niet valt in te zien wat een factuur kan en moet bijdragen aan onderbouwing. Voor het oordeel dat deze kosten niet te hoog zijn, vindt de kantonrechter steun in het rapport van DEKRA. Met betrekking tot de daadwerkelijke herstelkosten van de beschadigde waterleiding is daarin immers opgenomen:
(…) de daadwerkelijke herstelkosten van de beschadigde waterleiding bestaan uit de arbeidsuren van eigen en ingehuurd personeel en materiaalkosten (…).
Wij hebben de uitgevoerde herstelwerkzaamheden en de daarvoor in rekening gebrachte kosten beoordeeld en in overeenkomst met de noodzakelijkerwijs uit te voeren werkzaamheden en gebruikelijke tarieven bevonden.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat de bedragen behorend bij de posten
eigen personeel ‘projectvoorbereider/uitvoerder’en
kosten derden ‘aannemer Koole’, respectievelijk
€ 900,00 en € 4.406,30, toewijsbaar zijn.
4.8.
De post
opnamekosten(€ 285,00) ligt ook voor toewijzing gereed. [gedaagde] heeft deze post weliswaar betwist maar heeft daarbij enkel aangevoerd dat deze kosten samenvallen met de post
vaststelling, aansprakelijkheid, schade en verhaal(€ 700,00) en ook overlap bestaat met de post
reparatiegebonden bijkomende kosten(€ 567,50). Evides heeft het verweer van [gedaagde] gemotiveerd weersproken en met de (in punt 2.7. opgenomen) toelichting uiteengezet dat het hier gaat om een vast bedrag dat aan de beheerder van het leidingnet wordt berekend per schade. Die kosten treden op bij iedere storing, verhaalbaar of niet. Dit bedrag wordt doorberekend aan de schadeveroorzaker en betreffen kosten die zien op de vaststelling van de toedracht ter plaatse (op locatie) en niet op de (bureau) kosten die in een latere fase worden gemaakt en zijn geboekt onder de posten
vaststelling, aansprakelijkheid, schade en verhaalen
reparatiegebonden bijkomende kosten. Nu [gedaagde] de uitgebreide toelichting van Evides in deze niet heeft weersproken en het bedrag van € 285,00 op zichzelf niet heeft betwist, zal het bedrag behorende bij de post
opnamekostenworden toegewezen. De kantonrechter overweegt hierbij voorts dat er geen sprake is van overlap of het samenvallen met de werkzaamheden/kosten van de posten
opnamekosten,
vaststelling, aansprakelijkheid, schade en verhaalen
reparatiegebonden bijkomende kostenmaar van kosten die in elkaars verlengde liggen, nu Evides aan de hand van de overgelegde toelichting (zie 2.7) onweersproken heeft gesteld dat deze kosten in verschillende fasen worden gemaakt. De kantonrechter zal daarom het bedrag van € 285,00 van de post
opnamekostentoewijzen.
4.9.
Het bedrag behorende bij de post
reparatiegebonden bijkomende kosten(€ 567,50) wordt ook toegewezen. Behalve het reeds hierboven in overweging 4.8. opgenomen verweer van [gedaagde] dat er sprake is van overlap met de twee daar genoemde posten, welk verweer is verworpen, is geen nader onderbouwd verweer gevoerd tegen deze afzonderlijke post
reparatiegebonden bijkomende kosten. [gedaagde] voert weliswaar aan dat hij de kosten -zeker bij elkaar- te hoog vindt en acht een bedrag van € 300,00 redelijk voor deze post, maar betwist vervolgens de nadere toelichting die Evides heeft overgelegd betreffende het bedrag van € 567,50 niet meer. In die nadere toelichting is door Evides uiteengezet hoe het bedrag van € 567,50 tot stand is gekomen. Dit bedrag komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor. Ook ziet de kantonrechter -anders dan [gedaagde] - niet dat sprake zou zijn van overlap tussen deze post en de post
eigen personeel projectvoorbereider/ uitvoerder(€ 900,00). Evides heeft aangevoerd dat de
kosten van eigen personeelzien op het toezicht houden op de werkzaamheden van aannemer Koole terwijl de
reparatiegebonden bijkomende kosten-zoals ook opgenomen in de toelichting- zien op aansturing en het voeren van een projectadministratie.
Het voorgaande leidt tot een toewijsbaar bedrag van € 567,50 betreffende de post
reparatie-gebonden bijkomende kosten.
4.10.
Ook de post
consignatiekosten(€ 1.000,00) houdt Evides en [gedaagde] verdeeld. Evides heeft ter onderbouwing van haar stelling dat [gedaagde] die kosten is verschuldigd, in de toelichting, opgenomen onder punt 2.7, uiteengezet waar deze kosten op zien.
[gedaagde] ziet geen grond voor vergoeding van deze kosten en verwijst daarbij naar ECLI:NL:RBROT: 2017:5122. De post is naar de mening van [gedaagde] gekunsteld; dat Evides een consignatiedienst heeft betekent niet dat de oppiepbare krachten de hele dag of een groot deel van de dag duimen zitten te draaien. Deze medewerkers zullen gewoon hun normale dagelijkse werkzaamheden verrichten en daarnaast bij een incidentele storing oproepbaar zijn.
4.11.
Evides heeft naast de toelichting zoals opgenomen in punt 2.7. nog een nadere toelichting overgelegd betreffende de consignatiekosten. Die nadere toelichting bevat een uiteenzetting over de wijze waarop de hoogte van de consignatiekosten in relatie tot het bedrag van de schades en de hoeveelheid schades wordt bepaald. Evides heeft met de toelichting en nadere toelichting naar het oordeel van de kantonrechter voldoende inzichtelijk gemaakt dat de jaarlijks door haar gemaakte consignatiekosten mede met het oog op het (onverwijld) repareren van schades door derden worden gemaakt. Evides heeft onweersproken gesteld dat het hierbij gaat om 25 % van alle storingen. Een en ander betekent dat de consignatiekosten mede worden gemaakt ter beperking van schades die door derden worden veroorzaakt. Naar het oordeel van de kantonrechter mogen de kosten van de storingsdienst aan de door derden veroorzaakte schades worden toegerekend overeenkomstig het aandeel van deze schades in de totale schade door storingen. Daarbij is niet van belang of de betreffende kosten ook zouden zijn gemaakt indien geen sprake zou zijn geweest van schades door derden (HR 23 september 1988, NJ 1989/743 (Kalimijnen)). De enkele stelling ter zitting van [gedaagde] dat de gegevens van Evides niet zijn onderbouwd met een rapport van een accountant, is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende om de uitgebreide gegevens van Evides, met daarbij nog een vergelijking met WestInfra, niet te kunnen gebruiken. Het verweer van [gedaagde] wordt verworpen.
4.12.
Het verweer dat er sprake is van overlap van de post
consignatiekostenmet de posten
eigen personeel projectvoorbereider/uitvoerder(€ 900,00) en
senior monteur
(€ 187,50),
opnamekosten(€ 285,00) en
reparatiegebonden bijkomende kosten
(€ 567,50) wordt verworpen. Evides heeft onweersproken toegelicht dat de opgevoerde consignatiekosten alleen zien op het in stand houden van een storingsdienst zodat op ieder moment dag en nacht een storing kan worden verholpen en dat deze kosten niet samenvallen met de kosten die zijn opgenomen onder de andere hier genoemde posten.
4.13.
Gelet op het voorgaande dient [gedaagde] de consignatiekosten te voldoen. [gedaagde] heeft nog aangevoerd dat de consignatiekosten onredelijk hoog zijn. Nu Evides uitgebreid en onweersproken heeft toegelicht op welke wijze het gestaffelde bedrag aan consignatiekosten tot stand is gekomen, gaat de kantonrechter aan dit verweer van [gedaagde] voorbij en wordt het bedrag van € 1.000,00 aan consignatiekosten toegewezen.
4.14.
Evides vordert een forfaitaire vergoeding van € 700,00 voor de kosten van
vaststelling schade, aansprakelijkheid en verhaalonder verwijzing naar het arrest AMEV/Staat (HR 16 oktober 1998, NJ 1999, 196). In dat arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat kosten van de door de schadelijdende organisatie verrichte werkzaamheden ter vaststelling van aansprakelijkheid en schade, alsmede de kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, in beginsel voor vergoeding in aanmerking komen, ook als er geen geschil bestaat over de aansprakelijkheid en de hoogte van het schadebedrag. Daarbij is van belang of de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren en of de gevorderde kosten redelijk zijn. Ook voor de kostenpost vaststelling schade, aansprakelijkheid en invordering geldt aldus een dubbele redelijkheidstoets.
4.15.
Het verweer van [gedaagde] dat er geen grond bestaat voor vergoeding van de kosten onder de post
vaststelling, aansprakelijkheid, schade en verhaalnu er sprake is van overlap met de post
reparatiegebonden bijkomende kosten, is door de kantonrechter reeds verworpen in overweging 4.8.
[gedaagde] stelt zich voorts op het standpunt dat voor zover buitengerechtelijke kosten zouden zijn gemaakt -een onderbouwing en specificatie van de buitengerechtelijke kosten is niet geleverd- deze kosten van kleur verschieten en veranderen in proceskosten op de voet van artikel 6:96 lid 3 BW en artikel 241 Rv.
4.16.
De kantonrechter stelt vast dat Evides in de toelichting, zoals opgenomen in punt 2.7. heeft opgesomd welke werkzaamheden vallen onder artikel 6:96 lid 2 sub b BW en welke werkzaamheden vallen onder 6:96 lid 2 sub c BW. Voorts kan uit de door partijen overgelegde stukken opgemaakt worden dat voorafgaand aan deze procedure partijen veelvuldig met elkaar hebben gecommuniceerd over de afhandeling van deze schade. Hieruit blijkt dan ook dat er door Evides kosten zijn gemaakt voor de vaststelling van de schade naar aanleiding van het toedrachtsonderzoek, aansprakelijkheid en verhaal.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Evides voldoende onderbouwd dat de kosten de dubbele redelijkheidstoets kunnen doorstaan. Evides heeft aangevoerd dat die kosten onvermijdelijk zijn, zodat deze voldoen aan de eerste redelijkheidstoets en voorts dat zij aansluiting heeft gezocht bij de staffel van Rapport Voorwerk II, terwijl de werkelijke kosten aanzienlijk hoger liggen, zodat ook is voldaan aan de tweede redelijkheidstoets. De kantonrechter volgt [gedaagde] niet in haar standpunt dat buitengerechtelijke kosten van kleur verschieten en vallen onder artikel 241 Rv. Evides heeft met enige regelmaat te maken met dergelijke schades; het ligt in de rede en is ook toegestaan dat zij betreffende kosten forfaitair in rekening brengt.
De door Evides gevorderde vergoeding van € 700,00 voor de kosten van vaststelling schade, aansprakelijkheid en verhaal zal derhalve worden toegewezen.
4.17.
In overweging 4.8. is reeds geoordeeld dat er geen sprake is van overlap van de posten
reparatiegebonden bijkomende kostenen
vaststelling, aansprakelijkheid, schade en verhaalnu Evides onweersproken heeft toegelicht (in ondermeer de punten 4 en 5 van de in punt 2.7 opgenomen toelichting) dat deze kosten in verschillende fasen worden gemaakt en dus geen sprake is van dubbeltelling.
4.18.
Uit het voorgaande volgt dat alle door Evides gevorderde kosten zoals opgenomen in de schadeopstelling, in totaal een bedrag van € 8.203,80, zullen worden toegewezen.
4.19.
De gevorderde rente ad. € 50,98 en de rente over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van dagvaarding, zullen als niet betwist worden toegewezen.
4.20.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Het verweer van [gedaagde] dat Evides haar volkomen en onnodig ten onrechte in rechte heeft betrokken, kan gelet op het voorgaande niet worden gevolgd. De dagvaarding dateert weliswaar van 7 november 2018, een moment waarop Evides en [gedaagde] nog met elkaar in overleg waren over een buitengerechtelijke afwikkeling. Een en ander laat echter onverlet dat het Evides vrij staat de zaak ter instructie aan de deurwaarder te verstrekken. Nu uit de correspondentie duidelijk is geworden dat [gedaagde] voorafgaand aan de procedure het grootste deel van de gevorderde kosten heeft betwist, is ook geen sprake van een situatie dat Evides de procedure heeft ingesteld voor een onnodig hoog bedrag.

5.Beslissing

De kantonrechter:
- veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Evides te voldoen een bedrag van € 8.254,78, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom van € 7.503,80 vanaf 7 november 2018 tot de dag van algehele voldoening;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. I.K. Spros en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juli 2019.