Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.Het procesverloop
24 mei 2019 gestelde vragen. Daarbij stelt verzoeker zich op het standpunt dat de geplande zitting op 24 juni 2019 onrechtmatig is en uitgesteld dient te worden.
Rechtbank Den Haag
Op 29 juli 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag het wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen. Verzoeker had eerder, op 23 juni 2019, een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters D.A.J. Overdijk, O.M. Harms en J.C.A. de Poorter, in een procedure tegen het CAK. Het wrakingsverzoek was de tweede in deze procedure en was ingediend voorafgaand aan de mondelinge behandeling. De wrakingskamer oordeelde dat de ingediende verzoeken louter procedureel van aard waren en geen grond vormden voor wraking. De rechters hadden zich niet onpartijdig opgesteld en de afwijzing van verzoeker om het einddossier op te vragen was een processuele beslissing die niet voor wraking in aanmerking kwam. De wrakingskamer stelde vast dat verzoeker geen feiten of omstandigheden had aangedragen die zouden wijzen op vooringenomenheid van de rechters. Bovendien werd er een wrakingsverbod opgelegd, omdat er een gerechtvaardigde vrees bestond voor herhaling van het wrakingsmiddel door verzoeker, wat een onwerkbare situatie voor de rechtbank zou creëren. De procedure in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.