ECLI:NL:RBDHA:2019:7813

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2019
Publicatiedatum
30 juli 2019
Zaaknummer
c/09/576350 / KG RK 19-977
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in bestuursrechtelijke procedure betreffende vreemdelingenbewaring

Op 23 juli 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van de verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.P.R. Peeters. De verzoeker had de wraking van rechter mr. E.S.G. Jongeneel aangevraagd, omdat deze weigerde een filmpje te bekijken dat volgens de verzoeker relevant was voor de beoordeling van zijn zaak. De verzoeker stelde dat de weigering om het filmpje te bekijken onrechtmatig was en dat dit hem belette om de inhoud van processen-verbaal aan te vechten, waardoor de rechter de tegenpartij in een bevoorrechte positie had gebracht.

De wrakingskamer overwoog dat een procedurele beslissing, zoals de weigering om het filmpje te bekijken, in beginsel geen grond voor wraking oplevert, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die wijzen op partijdigheid van de rechter. De verzoeker kon echter geen concrete aanwijzingen geven die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zouden maken. De wrakingskamer concludeerde dat de argumenten van de verzoeker niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter partijdig was.

Daarom werd het verzoek tot wraking afgewezen en werd bepaald dat de behandeling van de onderliggende procedure voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2019/35
zaak- /rekestnummer: C/09/576350 / KG RK 19-977
Beslissing van 23 juli 2019
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
hierna te noemen: verzoeker,
gemachtigde mr. W.P.R. Peeters te Rijsbergen,
strekkende tot de wraking van
mr. E.S.G. Jongeneel,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure is:
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
gemachtigde mr. B. Berk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 1 juli 2019 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 5 juli 2019.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling is verschenen:
- de gemachtigde van verzoeker.
De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen. Verzoeker en belanghebbende zijn niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer NL19.14029 tussen verzoeker en belanghebbende.
Verzoeker heeft in voornoemde zaak op 18 juni 2019 beroep ingesteld tegen de vreemdelingenbewaring. Ter terechtzitting van 1 juli 2019 is het beroepschrift van verzoeker behandeld. De gemachtigde van verzoeker, mr. W.P.R. Peeters, heeft ter zitting aangevoerd dat de staandehouding van verzoeker onrechtmatig heeft plaatsgevonden en wilde een filmpje aan de rechter laten zien om dit toe te lichten. De rechter zei dat zij het filmpje niet op dat moment wilde bekijken en dat zij zich er eerst op wilde beraden of het relevant kon zijn voor de beoordeling van de zaak. Hierop is de rechter gewraakt.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van de zitting en de toelichting tegenover de wrakingskamer het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
Verzoeker is van mening dat de relevantie van het filmpje evident is en dat de weigering van de rechter om het filmpje te bekijken verzoeker belette om de inhoud van enkele op ambtseed of -belofte opgemaakte processen-verbaal aan te vechten. Daarmee heeft de rechter verweerder in de hoofdzaak, thans belanghebbende, in een bevoorrechte positie gebracht. Hierdoor kan deze beslissing niet worden gezien als een procedurele beslissing, zoals bedoeld in de jurisprudentie van de Hoge Raad.
Bovendien kan de relevantie van het filmpje niet worden beoordeeld als de rechter niet weet wat er op het filmpje te zien is en in dat licht was de kans zeer klein dat het onderzoek zou worden heropend om het filmpje alsnog te bekijken.
Gelet op het voorgaande acht verzoeker de rechter partijdig.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Uitgangspunt is dat een procedurele beslissing geen grond oplevert voor wraking. De weigering om het filmpje te bekijken is een processuele beslissing. Dergelijke beslissingen vormen in beginsel geen grond voor een wraking. Dit kan anders zijn indien (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
3.3.
Wat verzoeker heeft aangevoerd, levert geen aanwijzing op die tot dat oordeel zou moeten leiden.
Gelet op voorgaande wordt het verzoek tot wraking afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de onder 1 vermelde procedure wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoeker, p/a zijn gemachtigde mr. W.P.R. Peeters;
• verweerder in de hoofdzaak, p/a zijn gemachtigde mr. B. Berk;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mr. J. Eisses, mr. S.J. Hoekstra-van Vliet en mr. S.M. Krans, rechters, in tegenwoordigheid van de mr. M. van Beeck, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.