Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[gedaagde sub 1] te [plaats 2] ,
[gedaagde sub 2]te [plaats 3] ,
[de maatschap]te [plaats 1] ,
1.De procedure
- de dagvaardingen van 6 februari 2018, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het op 22 maart 2018 door [de maatschap c.s.] ter griffie van deze rechtbank gedeponeerde dossier;
- het vonnis van 28 maart 2018, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- de akte indienen producties van de zijde van [de maatschap c.s.] ;
- het proces-verbaal van comparitie van 2 oktober 2018.
2.De feiten
tussen de heer [eiser] en Reaal / Hoghe Huys, door toedoen van de heer [gedaagde sub 1] , een overeenkomst tot stand is gekomen ter zake van de schadevergoeding die Reaal / Hooghe Huys aan de heer [eiser] zal uitbetalen
dat tussen deheer [eiser] en de heer [gedaagde sub 1] nadere afspraken omtrent de vergoeding voor werkzaamheden dienen te worden vastgesteld.
dat de vergoeding voor de werkzaamheden naast de totstandkoming van de overeenkomst ook behelst vergoeding voor de werkzaamheden die uit deze overeenkomst voortvloeien, zoals, maar niet daartoe beperkt, het inwinnen van fiscaal-juridische adviezen en de positie ten opzicht van de Sociale Dienst.
3.Het geschil
4.De beoordeling
.Meer in het bijzonder kunnen de regels invulling geven aan de op advocaten rustende civielrechtelijke zorgplicht
,die inhoudt dat een advocaat dient te handelen zoals
“van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht”. De aard van de regels brengt echter mee dat het enkele feit dat in strijd met de regels is gehandeld, niet zonder meer grond oplevert voor civielrechtelijke aansprakelijkheid
.
.Hierbij laat de rechtbank in het midden of [eiser] ontvankelijk is in de vorderingen die hij tegen [gedaagde sub 2] en de maatschap heeft ingesteld.