6.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de (indirecte) bedreiging met een mes van zijn toenmalige psychiater. Door zo te handelen heeft de verdachte gevoelens van angst en onveiligheid bij zijn behandelaar veroorzaakt. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij zijn psychiater in de uitoefening van zijn beroep ernstig heeft bedreigd.
Uit het strafblad van de verdachte van 18 juni 2019 blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld tot een langdurige gevangenisstraf vanwege een levensdelict. Het baart de rechtbank ernstige zorgen dat dit de verdachte er niet van heeft weerhouden om dit feit te plegen.
De rechtbank is – alles afwegende – van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest (194 dagen) een passende en geboden reactie vormt.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte ter beschikking dient te worden gesteld, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Over de verdachte is door psycholoog [Naam] op 13 april 2019 gerapporteerd. Ook psychiater in opleiding [Naam] heeft, onder supervisie van psychiater [Naam] , over de verdachte gerapporteerd op 14 april 2019. Uit deze rapporten komt naar voren dat de verdachte lijdt aan meerdere ziekelijke stoornissen van de geestvermogens in de vorm van een ongespecificeerde schizofreniespectrum stoornis of een andere psychotische stoornis. Daarnaast is er sprake van een matige stoornis in het cannabisgebruik die drempels en remmingen bij de verdachte verlaagt. Ook vertoont de verdachte het gedrag van een autisme spectrum stoornis, waardoor hij onder meer problemen heeft met een voor hem nieuwe situatie. Het geheel van deze stoornissen leidt bij de verdachte tot ernstige beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren. Voornoemde stoornissen waren alle aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde.
Rapporteurs concluderen dat het ten laste gelegde feit in verminderde mate aan de verdachte moet worden toegerekend. Omdat er aan het tenlastegelegde een zekere planning voorafging en omdat de verdachte in moreel opzicht weet heeft van het feit dat dit gedrag niet acceptabel is, is geen sprake van volledige ontoerekeningsvatbaarheid. De rapporteurs hebben het recidiverisico als hoog ingeschat en adviseren, naast behandeling in een klinisch kader, stevige begeleiding en ondersteuning in het kader van een tbs met voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de deskundigen worden gedragen door inzichtelijke motiveringen en dat de rapporten op deugdelijke wijze tot stand zijn gekomen.
De rechtbank neemt voornoemde conclusies van de deskundige over en maakt die tot de zijne. Op grond van deze conclusies is de rechtbank van oordeel dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het bewezenverklaarde een gebrekkige stoornis of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens als bedoeld in artikel 37a, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, bestond.
De rechtbank stelt voorts vast dat het bewezenverklaarde kan worden gekwalificeerd als het misdrijf zoals omschreven in artikel 285, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde feit heeft plaatsgevonden vereisen de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen naar het oordeel van de rechtbank dat de maatregel van tbs wordt opgelegd. De verdachte heeft immers het dreigen met geweld ten opzichte van een persoon niet geschuwd. De rechtbank betrekt hierbij eveneens dat de verdachte in het verleden wegens doodslag is veroordeeld en dat hem hiervoor een langdurige gevangenisstraf is opgelegd. Tot slot merkt de rechtbank op dat in voormelde Pro Justitia rapporten (en in het maatregelrapport) het recidiverisico als hoog wordt ingeschat.
Door de reclassering is op 11 juni 2019 een advies voor voorbereiding tbs met voorwaarden opgesteld. De conclusie van het rapport is een positief advies voor het opleggen van de maatregel van tbs met voorwaarden, welke voorwaarden nader in het rapport staan omschreven. De verdachte heeft verklaard akkoord te gaan met de voorgestelde voorwaarden.
De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om, naast de reeds genoemde gevangenisstraf, de maatregel van tbs met voorwaarden te gelasten. Bij het formuleren van de voorwaarden zal de rechtbank zich aansluiten bij het door de reclassering opgestelde rapport. De hiervoor genoemde gevangenisstraf van 194 dagen zal worden verhoogd met één dag, omdat het onwenselijk is dat de verdachte eerder vrijkomt dan het moment waarop hij klinisch kan worden opgenomen bij FPK Inforsa (namelijk op 30 juli 2019).
Gelet op de ernst van het feit en de daaruit voortvloeiende noodzaak van behandeling van de verdachte direct aansluitend aan zijn detentie, alsmede het gevaar voor recidive, zoals blijkt uit de rapportages, zal de rechtbank op de voet van artikel 38, zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht bepalen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.