ECLI:NL:RBDHA:2019:7748
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser met betrokkenheid bij gewelddadig genootschap
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juni 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser, die een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die stelde dat de aanvraag kennelijk ongegrond was op basis van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag. De eiser had verklaard dat hij betrokken was bij het gewelddadige genootschap Black Axe en dat hij verantwoordelijk was voor ernstige misdrijven, waaronder moord en marteling. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de eiser niet in aanmerking kwam voor bescherming, gezien zijn betrokkenheid bij niet-politieke misdrijven.
De eiser had in beroep aangevoerd dat zijn asielrelaas verzonnen was en dat hij nooit problemen had ondervonden in Nigeria. Hij stelde dat hij enkel naar Nederland was gekomen voor een beter leven. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaringen van de eiser inconsistent waren en dat hij niet had aangetoond dat hij bij uitzetting een reëel risico op ernstige schade zou lopen. De rechtbank vond dat de staatssecretaris voldoende onderzoek had gedaan en dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht was.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de staatssecretaris om een inreisverbod van tien jaar op te leggen. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 18 juni 2019, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Raad van State binnen een week na bekendmaking.